ECLI:NL:RBNNE:2017:4615

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2017
Publicatiedatum
1 december 2017
Zaaknummer
18/750017-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie en hennepteelt in Friesland

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met anderen hennepkwekerijen heeft opgezet in Friesland. De verdachte is beschuldigd van het op grote schaal telen van hennep en het deelnemen aan een criminele organisatie die zich bezighield met hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 en 10 februari 2016 in Sneek en Leeuwarden hennepplanten heeft geteeld en stroom heeft gestolen van een energiebedrijf. De verdachte heeft erkend betrokken te zijn bij de kwekerijen, maar beweerde dat hij dit op eigen initiatief deed. De rechtbank oordeelde echter dat er sprake was van een gestructureerde organisatie met meerdere betrokkenen, waarbij de verdachte een ondersteunende rol vervulde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor meerdere feiten, waaronder het voorhanden hebben van een vuurwapen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750017-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 november 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 oktober 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 februari 2016 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 96 hennepplanten, althans een (groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij op of omstreeks 9 februari 2016 te Sneek tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid/heden stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [energiebedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 10 februari 2016 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 103 hennepplanten, althans een
(groot) aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4.
hij op of omstreeks 10 februari 2016 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid/heden stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [energiebedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
5.
hij op of omstreeks 9 februari 2016 te Leeuwarden een of meer wapens van categorie III, te weten een revolver (Smith en Wesson), en/of munitie van categorie III, te weten een (grote) hoeveelheid centraalvuur kogelpatronen/hulzen, voorhanden heeft gehad;
6.
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2015 tot en met 9 februari 2016 te Leeuwarden, althans in Friesland, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke werd gevormd door verdachte en/of een of meer medeverdachten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het overtreden van
- artikel 11 lid 2 en/of lid 3 en/of lid 5 Opiumwet, te weten het al dan niet in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen en/of bereiden en/of bewerken en/of vervoeren en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep en/of een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan en/of meerdere zakken hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten bewijsbaar zijn en dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 6 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte alleen bezig is geweest. Mochten andere personen een andersluidende verklaring op dat gebied hebben afgelegd, dan zijn die verklaringen niet juist.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde, de deelneming aan een criminele organisatie, overweegt de rechtbank als volgt.
In artikel 11b van de Opiumwet is deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een aantal misdrijven uit de Opiumwet strafbaar gesteld. Dit artikel is een specialis van de generalis uit artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. De jurisprudentie betreffende artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is dan ook van betekenis voor de bestanddelen van artikel 11b van de Opiumwet.
De vragen die de rechtbank dient te beantwoorden zijn:
Is er sprake van een organisatie? Is het oogmerk gericht op het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde, vierde en vijfde lid, 10a, eerste lid of 11, derde, en vijfde lid, of 11a van de Opiumwet. En tenslotte: heeft verdachte deelgenomen aan deze organisatie?
Artikel 11b (voordien 11a) van de Opiumwet is een implementatie als gevolg van het kaderbesluit 2004/575/JBZ. In artikel 4 lid 4 van dit kaderbesluit wordt ten aanzien van de criminele organisatie verwezen naar het kaderbesluit 98/733/JBZ. Uit artikel 1 van dit besluit blijkt dat onder een criminele organisatie wordt verstaan een gestructureerde vereniging die duurt in de tijd van meer dan twee personen.
De rechtbank overweegt voorts dat uit de jurisprudentie volgt dat een organisatie een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband is van meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Hierbij is niet vereist dat de verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat het samenwerkingsverband steeds hetzelfde is.
Van deelneming aan het samenwerkingsverband is sprake indien de verdachte daartoe behoort en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Daarbij dient de verdachte in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie onder meer tot oogmerk heeft het plegen van de misdrijven van de Opiumwet.
Aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Uit onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van de hennepkwekerij in de loods aan de [straatnaam] in Franeker is gebleken dat naast verdachte nog een aantal medeverdachten betrokken zijn bij het inrichten en exploiteren van hennepkwekerijen in Friesland.
Dit betreffen onder meer [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] ,
[medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] .
Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft onder meer verklaard over de hiërarchische structuur en de rolverdeling binnen de organisatie. Blijkens voornoemde verklaring vervullen de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] een leidende rol in de organisatie. Daarnaast zijn er nog een aantal personen die een ondergeschikte rol vervullen. Dit betreffen onder meer verdachte, [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en [naam] .
Verdachte heeft erkend dat hij op een tweetal plaatsen, te weten de [straatnaam] te Sneek en de [straatnaam] te Leeuwarden, hennepkwekerijen in werking heeft gehad.
Volgens eigen zeggen heeft verdachte deze kwekerijen op eigen initiatief opgericht, maar uit de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat achter deze kwekerijen een organisatie zit en dat verdachte betrokken was bij deze organisatie.
Blijkens de verklaring van verdachte werden de stekken voor de kwekerij voor de [straatnaam] bezorgd op het [straatnaam] te Leeuwarden. In de bedrijfsloods aan de [straatnaam] , welke in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte 3] , werd een bij verdachte in bezit zijnde personenauto aangetroffen. In deze auto werden restanten van hennep aangetroffen. Verdachte heeft de kar met behulp van een personenauto, merk Renault Traffic, naar Sneek gebracht.
Uit onderzoek is gebleken dat deze personenauto op naam staat van medeverdachte [medeverdachte 3] . Verdachte heeft voor het overige geen inzicht willen geven in wiens opdracht hij de kwekerijen exploiteerde.
Medeverdachte [medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij verdachte heeft geholpen met de inrichting van de kar op de [straatnaam] in Sneek. Tevens heeft verdachte, blijkens de verklaring van [medeverdachte 6] , geholpen in de hennepkwekerij aan de [straatnaam] in Franeker.
De getuige [getuige] heeft verklaard dat de kwekerij aan de [straatnaam] te Leeuwarden aan de organisatie van medeverdachte [medeverdachte 1] behoorde. Volgens [getuige] had [medeverdachte 1] hem dit zelf meegedeeld.
Blijkens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 6] heeft verdachte eveneens meegeholpen bij de oogst aan de [straatnaam] te Surhuisterveen.
Daarnaast kwam verdachte volgens [medeverdachte 6] regelmatig in de loods aan de [straatnaam] , welke eigendom is van medeverdachte [medeverdachte 3] . Dit was volgens de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 6] het verzamelpunt van de organisatie.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat er sprake was van een organisatie, bestaande uit meer dan twee personen, die als oogmerk had het inrichten en exploiteren van hennepkwekerijen om het feitelijke en gewenste doel, het verdienen van geld met de handel in hennep, te bereiken. Tevens is de rechtbank van oordeel dat verdachte heeft behoord tot het samenwerkingsverband en dat hij gedragingen heeft ondersteund die mede strekten tot de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk.
Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat tevens is ten laste gelegd overtreding van artikel 11 tweede lid van de Opiumwet. Artikel 11b van de Opiumwet ziet echter niet op overtreding van het tweede lid van artikel 11 van de Opiumwet. De rechtbank zal hier verder geen consequenties aan verbinden, nu dit onderdeel niet redengevend kan zijn voor de kwalificatie.

Bewijsmiddelen

De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 en 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 oktober 2017;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, nummer PL0100-2016037976-12, d.d. 9 februari 2016, opgenomen op pagina 42 – 47 en 49-79 (fotobijlage), zaakdossier 3, van Politie Noord-Nederland, nummer BVH2015009187 d.d. 3 januari 2017, inhoudende de verklaring van verbalisanten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, nummer 120, d.d. 10 februari 2016, opgenomen op pagina 204 – 215 van voornoemd zaakdossier 3, inhoudende de verklaring van [medeverdachte 6] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, nummer 2016037 976, d.d. 23 februari 2016, opgenomen op pagina 82 – 84 van voornoemd zaakdossier 3, inhoudende de verklaring van [naam] , namens [energiebedrijf]
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 3 en 4 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 oktober 2017;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, nummer 2016042027, d.d. 26 februari 2016, opgenomen op pagina 12-19, zaakdossier 7 van het dossier van Politie Noord Nederland, nummer BVH2015009187 d.d. 5 januari 2017, inhoudende de verklaring van verbalisanten;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte, nummer 2015009187, d.d. 24 februari 2015 (de rechtbank leest: 2016), opgenomen op pagina 29 – 31 van voornoemd zaakdossier 7, inhoudende de verklaring van [naam] , namens [energiebedrijf]
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 5 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 oktober 2017;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, nummer NNTAG15008 AHY-073-02, d.d. 12 februari 2016, opgenomen op blz. 75 - 76, zaakdossier 8 van het dossier van Politie Noord Nederland, nummer BVH2015009187 d.d. 5 januari 2017, inhoudende de verklaring van verbalisanten;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal onderzoek wapen, nummer PL0100-2015009187-183, d.d. 24 februari 2016, opgenomen op pagina 84-86 van voornoemd zaakdossier 8, inhoudende de verklaring van verbalisant.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, nummer PL0100-2016037976-19, d.d. 10 februari 2016, opgenomen op pagina 1211 -1215, zaakdossier 10 van het dossier van Politie Noord-Nederland, nummer BVH2015009187, d.d. 5 januari 2017, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
V: Kun je wat vertellen over de [straatnaam] met betrekking tot hennep?
A: Ik heb daar mijn opdrachtgevers.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, nummer PL0100-2016037976-20, d.d. 11 februari 2016, opgenomen op pagina 1237 – 1242 van voornoemd zaakdossier 10, inhoudende als verklaring van [verdachte] :
V: Ik ga het hebben over de hennepkwekerijen aan de [straatnaam] te Sneek en die aan de [straatnaam] te Leeuwarden. Wat kun je hierover verklaren?
A: Ik heb de loods aan de [straatnaam] al circa drie jaar gehuurd.
Ik heb de huur toen opgezegd, maar bleef in het bezit van de sleutel.
V: Wanneer heb je die aanhanger aangeschaft?
A: Dat was ook omstreeks die tijd.
V: Hoe komt het dan dat er hennep in terecht komt?
A: Ik werd daar toe gedwongen door 2 manspersonen. Deze personen hadden allebei geld
van mij tegoed, wat ik niet zo maar even kon betalen. Dit ging in eerste instantie om
circa 6000 euro, daar komt de rente nog overheen.
V: Is deze schuld ontstaan door de hennepkwekerij aan de [straatnaam] te Sneek?
A: Dat klopt. Voor de inrichting van die kwekerij heb ik geld van deze personen geleend.
V: Hoe is het verder gelopen?
A: Omstreeks maart 2015 kwamen de mannen weer bij mij en wilden geld zien. Dit kon ik
niet betalen.
V: Wie is er toen met het plan gekomen om de kar vol te zetten?
A: De mannen wisten inmiddels wel dat ik een loods had met een verdieping en zeiden anders moet de bovenverdieping maar vol met hennepplanten.
V: Wie is met het voorstel van de kar gekomen?
A: Dat zijn dezelfde twee personen geweest.
V: Wie heeft die kar ingericht?
A: Dat hebben wij samen gedaan.
A: Voor deze kar had ik al contact gehad met [naam] over een andere hennepkwekerij. Ik wist dat hij een unit had aan de [straatnaam] te Sneek. En ik wist dat hij een soort-gelijke kar had als die van mij.
V: Hoe is dat gesprek met [naam] gegaan?
A: Ik heb [naam] persoonlijk opgezocht en mijn verhaal voorgelegd. Ik heb [naam] toen, namens de opdrachtgevers, voorgesteld om zijn kosten te vergoeden en 1000 euro in de maand te betalen. Het geld zou via mij lopen. Ik zou het van de opdrachtgevers krijgen.
V: Sinds wanneer is dit ongeveer?
A: Volgens mij is het gaan spelen in oktober 2015. De kar is daar halverwege december
2015 geplaatst.
V: Wie heeft die kar ingericht?
A: Dat heb ik gedaan met diezelfde twee personen. Ik heb de kar uit Sneek opgehaald en deze is vervolgens bij mij op de [straatnaam] klaargemaakt.
V: Waar zijn de stekken er in gekomen.
A: Dat is in Sneek gedaan?
V: Wie hebben de stekken er in gezet?
A: Dat heb ik moeten doen
V: Waar kwamen de hennepstekken vandaan? Wie kocht de stekken?
A: De stekken zijn door de mannen gebracht. Ik denk dat ze de stekken voor de [straatnaam] op het [straatnaam] hebben gebracht, dit was de tweede partij. Zij hebben ze achter in de Opel Combo gezet. Ik heb ze vervolgens opgehaald en geplant op de [straatnaam] . De stekken voor Sneek, de eerste partij, zijn bij mij thuis op de parkeerplaats overgeladen. Hierna heb ik de stekken gepland in Sneek.
V: Wanneer zijn de stekken gebracht?
A: De eerste partij, ongeveer 100 werd halverwege december gebracht. De tweede was
een week of drie later, ook ongeveer 100.
V: Hoelang moesten ze staan?
A: Ongeveer 10 weken.
V: Wanneer heb jij in Sneek voor de eerste keer stekken gezet?
A: Dat is tussen 12 en 16 december 2015 geweest. De kar heb ik achter de Renault Traffic gehad. Ik heb hem daar toen gebracht en in de unit gereden.
V: Wanneer is de kar in jouw loods ingericht en vol gezet?
A: Dat was korte tijd later. Dit was nodig omdat de heren uitgegaan waren van ongeveer 200 planten in één kar. Maar dat kon bij lange na niet in die kar. Daar pasten maar een 100 planten in.
V: Wie zou de hennep oogsten?
A: Ik denk dat het de bedoeling was dat ik dat zelf ging doen. Met mogelijk één van de twee personen die ik eerder genoemd heb.
V: Waar zou de hennep naar toe?
A: Naar die twee personen.
V: Wat zou jij betaald krijgen?
A: Ik zou geen geld krijgen. Met de opbrengst van de hennep zou mijn schuld vereffend
worden.
V: [verdachte] , je gaf aan dat je verder geen ruimtes of loodsen in gebruik hebt. Hoe kan dat dan dat wij nog een ruimte aantreffen op de [straatnaam] , unit [nummer] , waar jij gebruik van maakt ?
A: Echt ik heb daar helemaal niet aan gedacht.
V: Van wie is de auto die daar binnen staat?
A: Dat is mijn Opel Combo. Die heb ik daar gestald. Omdat ik nu de nieuwe Opel Vivaro heb.
V: Wij troffen in deze auto hennepresten/stekafval aan en stukken steunnet, wat kan je
hierover verklaren?
A: Dat zijn stukken net en het afval is afkomstig van de [straatnaam] . Ik heb daar een aantal dagen geleden steunnet geplaatst.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, nummer 120, d.d. 10 februari 2016, opgenomen op pagina 100 - 111, van voornoemd zaakdossier 10, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 6] :
0: Verbalisanten schetsen de loodsen aan de [straatnaam] te Leeuwarden en verdachte [medeverdachte 6] geeft aan welke loods van wie is.
V: Wat zit er in de 2 loods?
A: Ja daar zit die hennep, daar ben ik afgelopen maandag nog geweest.
V: Wat is [medeverdachte 1] van je?
A: Ik heb hem een paar keer geholpen in Franeker, in de hennepkwekerij. Ik ben een paar keer met hem meegegaan. Verder gaat [medeverdachte 1] veel met [medeverdachte 3] om maar wat ze bespreken weet ik niks. Ik zie hem als een directeur.
V: Wat is [medeverdachte 4] van je?
A: Die had die loods in Franeker op naam. [medeverdachte 4] kwam wel op de [straatnaam] ,
V: Wat is [medeverdachte 2] van je?
A: Die is altijd bij [medeverdachte 1] , die zijn altijd samen die twee. Dat is ook zo’n directeurs typ. Die was met [medeverdachte 1] mee naar Franeker naar de hennepkwekerij, die man heeft altijd de leiding, dat is de baas. Zij gaven beide aan wat ik moest doen. Ik moest de hennepkwekerij opruimen in Franeker.
V: Hoe zie jij deze organisatie?
A: [medeverdachte 2] is de leider van de groep. Hij deelt de lakens uit maar mede met [medeverdachte 1] . Daaronder komt [medeverdachte 3] en helemaal onderaan wij.
V: En wie is er nog meer zoals jij, zeg maar een hulpje?
A: Nou ik meestal maar ook wel [verdachte] . [medeverdachte 1] die plantte.
V: [medeverdachte 6] , wat kun je vertellen over de kwekerij bij [verdachte] in de loods?
A: Die in die kar? Daar ben ik iets van 5 keer geweest. Ik heb die kar voor hem gesteld. Ik heb de potten gevuld met kokos grond. [verdachte] kwam er achter aan met de hennepplanten.
V: Wanneer ben je daar voor het eerst geweest?
A: Dat was volgens mij ook tegen de winter aan. Er lag sneeuw.
V: Hoe vaak is er geoogst?
A: Volgens mij 2x keer want ik heb 2x gevuld, die potten. Als ik kwam waren de planten er al uit en moest ik de potten legen in witte zakken en dan gingen die zakken in de auto. Daarna vulde ik de potten weer en [verdachte] die zette er dan nieuwe hennep stekjes in. Ik mocht dat niet doen, dan moest ik een trapje hoger wezen. Ik heb nooit iemand anders gezien daar. Die kar was klaar en ingericht toen ik er voor het eerst kwam. Toen was er al geoogst. V: Van wie was deze hennepkwekerij?
A: Van [verdachte] zelf
V: Niet van de organisatie?
A: Ik weet niet alles he. Ik weet niet wat zij allemaal bespreken, ik ben echt de laatste in rang.
V: [medeverdachte 6] , er is meerdere malen geconstateerd dat jij op de [straatnaam] te Franeker bent
geweest, waar een hennepkwekerij is aangetroffen, wat kun je daarover verklaren?
A: Volgens mij zit die hennepkwekerij er net na de winter van 2014. Ik heb daar de opticlimate omhooggeduwd, want die konden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] niet tillen. Ik heb ook geholpen met sjouwen van de spullen.
V: Wie waren betrokken bij de opbouw van deze kwekerij?
A: Dat waren [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en ik.
V: Wie deed wat?
A: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben de kwekerij neergezet waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de lakens uitdeelde. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] kunnen best netjes timmeren. [medeverdachte 3] hielp hierbij en ik deed het sjouw werk.
V: Hoe vaak is daar geoogst?
A: 3 keer. Eerst ging de ene ruimte en dan een paar dagen later de andere ruimte. Maar ik was niet overal bij, het kan best vaker zijn geweest. Ik heb daar niet geknipt maar wel de planten bakken gevuld met nieuwe aarde. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] knipten de planten en ik moest het vuile werk doen. Één van hun gaf de blauwe tonnen aan waar de hennepplanten in gingen. Die tonnen stonden ook nog in Franeker, er zaten netten in. Ik heb die er neergezet. We werkten eigenlijk altijd met handschoenen aan. Dat deden we voor de politie natuurlijk.
V: Is het altijd een verschillende samenstelling van de groep?
A: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] doen alles samen, die zij er echt altijd bij. [medeverdachte 3] niet altijd want die heeft zijn eigen werk ook.
V: Is [verdachte] ook bij Franeker geweest?
A: Volgens mij 1 keer, toen was ik ook mee. [verdachte] gaf de tonnen aan. 2 waren aan het snoeien, 1 gaf de tonnen aan en 1 deed het in de tonnen.
V: Waar gaan die tonnen met hennep heen?
A: Die gaan naar de 2 loods, aan de [straatnaam] . Bij onze loods heb ik het dan over he.
V: [medeverdachte 6] , er is meerdere malen geconstateerd dat jij op de [straatnaam] te Surhuisterveen bent geweest, waar een hennepkwekerij is aangetroffen, wat kun je daarover verklaren?
A: Daar heb ik ook geholpen, hetzelfde verhaal als op de [straatnaam] te Franeker. Ik weet dat ze die loods al lang hebben. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben die panelen gebouwd, de 2 ruimtes waar de kwekerij in zat. Ik heb daar volgens mij 4 opticlimets ingezet. Ik heb die opticlimets in de zomer van 2014 geplaatst, ze hebben die kwekerij al heel lang. Toen ik daar kwam waren die ruimtes al klaar.
V: Wie waren er dan?
A: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] altijd. En [verdachte] 1 keer.
V: En hier ook weer dezelfde werkwijze?
A: Ja altijd, dat doen ze altijd zo. 2 knippen, 1 de tonnen aangeven en 1 de tonnen wegbrengen.
V: Wat deden jullie met jullie telefoons als jullie naar een hennepkwekerij gingen?
A: Ja die moesten op de [straatnaam] blijven van [medeverdachte 3] . Die telefoons lieten we dan in een bus bij de [straatnaam] of in de werkplaats waar we altijd koffie drinken.
V: We hebben het over een aantal hennepkwekerijen gehad, waar zitten er nog meer van deze organisatie?
A: Ik weet dat ze een hennepkwekerij in Drachten hebben gehad. Ik heb hier [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over horen praten. Ik weet alleen dat [medeverdachte 4] die loods op naam had.
V: Welke bestelbussen zijn allemaal van [medeverdachte 3] ?
A: Hij huurt de witte Peugeot Boxer en witte Renault Traffic bij auto Pallas. Hij least volgens mij de grijze Mercedes Vito bij Bourguigon. De witte Opel Vivaro least hij ook, waar weet ik niet.
V: En de bus van [verdachte] , de Opel Vivaro?
A: Die is volgens mij van [verdachte] zelf.
V: Het kenteken van die bus is op een volgend dan die van [medeverdachte 3] , zou het kunnen zijn dat [medeverdachte 3] hetzelfde heeft gedaan met die bus als de nieuwe bus van jou?
A: Dat zou wel zo kunnen, want zo is het ook met de motoren gegaan.
V: Hoe lang is deze organisatie al bezig?
A: Sinds de tijd dat ik bij [medeverdachte 3] zit zo ie zo, en dat is nu 2 jaar.
V: Wat is de rolverdeling?
A: [medeverdachte 2] bovenaan met [medeverdachte 1] , dan [medeverdachte 3] en dan wij, daarmee bedoel ik jongens als ik
V: Nog 1 ding, wat weet je van de locatie [straatnaam] te Leeuwarden?
A: Die is van [verdachte] .
V: Zit daar een hennepkwekerij?
A: Ja daar zit wel een hennepkwekerij. Ik weet dat omdat [medeverdachte 3] het daar met [verdachte] over heeft gehad.
4. Een ten overstaan van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken d.d. 27 september 2017, afgelegde verklaring van [getuige] , -zakelijk weergegeven- onder meer inhoudende:
Ik heb [medeverdachte 1] leren kennen in 2008. [medeverdachte 2] ken ik iets langer. Met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] en [naam] heb ik gesproken over hennepkwekerijen. Over de kwekerij aan [straatnaam] in Drachten heeft [medeverdachte 1] mij verteld. Ook over de [straatnaam] . Het betrof hier ook een kwekerij. In Leeuwarden is een groep die zich bezighoudt met hennepkwekerijen.
De hennepkwekerij aan [straatnaam] in Drachten werd opgerold door de politie. De [straatnaam] werd toen onmiddellijk ontruimd. [medeverdachte 1] heeft mij dat in geuren en kleuren verteld. Ik heb het uit de eerste hand van [medeverdachte 1] . Ik weet dat ze de inkomsten van de [straatnaam] hebben gedeeld na aftrek van de kosten voor het opzetten en de verdiensten van de loopjongens. Dit weet ik van [medeverdachte 1] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 9 februari 2016 te Sneek, gemeente Súdwest-Fryslân, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [straatnaam] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 96 hennepplanten, en delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij op 9 februari 2016 te Sneek, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen stroom, toebehorende aan [energiebedrijf] , waarbij verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3.
hij op 10 februari 2016 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [straatnaam] een hoeveelheid van in totaal ongeveer 103 hennepplanten, en delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
hij op 10 februari 2016 te Leeuwarden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen stroom, toebehorende aan [energiebedrijf] , waarbij verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
5.
hij op omstreeks 9 februari 2016 te Leeuwarden een wapen van categorie III, te weten een revolver (Smith en Wesson), en munitie van categorie III, te weten een grote hoeveelheid centraalvuur kogelpatronen/hulzen, voorhanden heeft gehad;
6.
hij in de periode van 20 november 2015 tot en met 9 februari 2016 te in Friesland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke werd gevormd door verdachte en meer medeverdachten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het overtreden van
- artikel 11 lid 2 en lid 3 en lid 5 Opiumwet, te weten het in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk telen van een grote hoeveelheid hennep en een groot aantal hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
2. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
3. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
4. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
5. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
6. Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 lid 3 en lid 5 van de Opiumwet.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit tot oplegging van twee dagen gevangenisstraf, een werkstraf en een maand voorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in twee bedrijfspanden hennepkwekerijen in werking gehad en op professionele wijze hennepplanten geteeld.
Door het mislukken van een eerdere hennepkwekerij had verdachte schulden opgebouwd bij de personen achter die hennepkwekerij. Verdachte heeft daarover verder geen inzicht willen geven. Om te proberen zijn financiële problemen te boven te komen heeft hij wederom een tweetal hennepkwekerijen opgezet.
Het spreekt voor zich dat het kweken van een softdrug als hennep een strafbaar feit is en dat dit feit overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid.
Verdachte heeft hier geen oog voor gehad, maar naar het oordeel van de rechtbank enkel gehandeld uit eigen financieel belang.
Ten behoeve van deze kwekerijen heeft verdachte illegaal stroom afgenomen, wat naast schade en overlast voor de stroomleverancier, brand- en elektrocutiegevaar met zich mee kan brengen.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een revolver en de daarbij behorende munitie.
Verdachte had dit wapen aangeschaft omdat hij zich bedreigd voelde. Verdachte heeft daaromtrent geen nader inzicht willen verschaffen.
De rechtbank acht het voorhanden hebben van een dergelijk wapen zeer ernstig.
Vuurwapens worden steeds vaker gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten en vormen een groot gevaar voor en een aanzienlijke bedreiging van een veilige samenleving. Daarom staan er hoge straffen op het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank rekent de verdachte het voorhanden hebben van een vuurwapen dan ook zwaar aan.
Voorts is ten laste van verdachte bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een criminele organisatie. Deze organisatie hield zich op grote schaal bezig met de teelt van hennep. Verdachte hield zich als onderdeel daarvan ook bezig met de inrichting van hennepkwekerijen en het telen van hennep. Verdachte vervulde derhalve naar het oordeel van de rechtbank binnen de organisatie niet een leidende, maar wel een ondersteunende rol. Verdachte heeft daaromtrent verder geen inzicht willen geven. Hij heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit betreffende de handel in softdrugs met alle daarbij komende maatschappelijke problemen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende, is de rechtbank van oordeel dat de geformuleerde eis onvoldoende recht doen aan hetgeen bewezen is verklaard. Met name het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie en de deelname aan een criminele organisatie, wegen voor de rechtbank zwaar.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden, waarvan een gedeelte voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren zal worden opgelegd, dit om te voorkomen dat verdachte zich wederom zal schuldig maken aan strafbare feiten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3, 11, 11b van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en
mr. G.C. Koelman, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2017.