ECLI:NL:RBNNE:2017:4598

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 november 2017
Publicatiedatum
30 november 2017
Zaaknummer
18/730187-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewoonte witwassen door verhulling van herkomst van geldbedragen en voertuig

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 29 november 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich gedurende vier jaar schuldig heeft gemaakt aan gewoonte witwassen. De verdachte heeft in totaal meer dan € 240.000,-- aan gestorte geldbedragen verhuld, waarvan zij wist dat deze afkomstig waren uit misdrijf. Daarnaast heeft zij een BMW personenauto op haar naam gehad, die eveneens met uit misdrijf verkregen gelden was betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte geen inzicht heeft gegeven in de herkomst van deze gelden en dat zij door haar handelen de criminele herkomst heeft willen verhullen.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak, stellende dat de verdachte geen wetenschap had van de op de rekeningen gestorte bedragen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte, door het verlenen van een volmacht aan haar echtgenoot en het incasseren van grote bedragen, actief heeft meegewerkt aan het verhullen van de criminele herkomst van de gelden.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van witwassen en heeft haar een gevangenisstraf van achttien maanden opgelegd, waarvan zes maanden voorwaardelijk. Tevens is de in beslag genomen BMW personenauto verbeurd verklaard. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730187-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 29 november 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 oktober 2017 .
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.A. van der Meulen-Sikkes, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. C.V. van Overbeeke.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks 6 januari 2012 tot en met 15 januari 2016, te Leeuwarden, althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/hebben gemaakt, immers heeft
zij, verdachte, van een of meer voorwerp(en) en/of geldbedrag(en), te weten: een aantal (al dan niet contant gestort(e)) geldbedrag(en)
- tot een totaalbedrag van (ongeveer) 5.560,- euro op [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en/of
- tot een totaalbedrag van (ongeveer) 166.155,- euro op [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte] en/of
- tot een totaalbedrag van (ongeveer) 59.215,- euro op [rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] en/of
- tot een totaalbedrag van (ongeveer) 11.340 euro op [rekeningnummer 4] ten name van [moedernaam verdachte] en/of
een personenauto, te weten een BMW met het kenteken [nummer] , de werkelijke aard, de herkomst verborgen en/of verhuld, althans heeft zij verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemde gelden en/of voertuig was, terwijl zij wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat die gelden en/of dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit het misdrijf
en/of
een of meer voorwerp(en) en/of geldbedrag(en), te weten:
een aantal (al dan niet contant gestort(e)) geldbedrag(en)
- tot een totaalbedrag van (ongeveer) 5.560,- euro op [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en/of
- tot een totaalbedrag van (ongeveer) 166.155,- euro op [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte] en/of - tot een totaalbedrag van (ongeveer) 59.215,- euro op [rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] en/of
- tot een totaalbedrag van (ongeveer) 11.340 euro op [rekeningnummer 4] ten name van [moedernaam verdachte] en/of een personenauto, te weten een BMW met het kenteken [nummer] , heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemde gelden en/of voertuig gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf immers.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen wetenschap heeft gehad van de op de rekeningen gestorte geldbedragen. Zij heeft op verzoek van haar echtgenoot een volmacht getekend, zodat deze onder haar naam kon handelen. Verdachte hield zich louter bezig met de opvoeding van de kinderen en had verder geen bemoeienis met de handel en wandel van haar echtgenoot.
Oordeel van de rechtbank
Voor een veroordeling van witwassen is vereist dat het betreffende voorwerp of de betreffende voorwerpen, middellijk of onmiddellijk afkomstig is of zijn uit enig misdrijf. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor een bewezenverklaring van het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. De vaststelling dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf volstaat.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
De rechtbank leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Verbalisanten hebben een onderzoek ingesteld naar de bankrekeningen van verdachte. Uit dit onderzoek is gebleken dat in een periode van 4 jaar een groot aantal stortingen is gedaan, tot in totaal ruim € 240.000,--. Daarnaast is sprake geweest van de aanschaf van een BMW personenauto, welke op naam van verdachte is gezet door middel van een leaseconstructie met [bedrijf 2] , een bedrijf van [getuige] .
Uit het onderzoek is voorts gebleken dat de aangetroffen stortingen niet in verhouding staan tot het bij de Belastingdienst bekende legale inkomen en vermogen van verdachte, over de periode van januari 2012 tot en met februari 2016, ook niet in combinatie met het inkomen en vermogen van haar echtgenoot [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Verdachte heeft ook in die periode geruime tijd geen inkomen genoten. Uit de door verdachte overgelegde stukken blijkt dat haar echtgenoot op 13 maart 2013 in staat van faillissement is verklaard. Verdachte heeft op 12 november 2012 een algehele volmacht verstrekt aan haar echtgenoot. Van een herroeping van deze volmacht is niet gebleken.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte weliswaar bij hem op de loonlijst stond, maar dat het door hem aan haar betaalde salaris, eerst door verdachtes echtgenoot [medeverdachte] aan hem werd overhandigd, waarna hij via de bank het salaris stortte. De BMW verhuurde [getuige] op papier aan verdachte.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat de gelden genoemd in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat derhalve van de verdachte mag worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van de geldbedragen die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk is aan te merken.
Verdachte heeft zich bij haar politieverhoren op haar zwijgrecht beroepen ten aanzien van de herkomst van de gelden en de aanschaf van de BMW. Ook [medeverdachte] heeft hieromtrent noch als getuige op de terechtzitting noch als verdachte bij de politie vragen willen beantwoorden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij [medeverdachte] , op zijn verzoek, een notariële volmacht heeft gegeven zodat hij op haar naam kon handelen en op haar naam diverse bankrekeningen kon openen. Zij beschikte niet over de bij die rekeningen behorende bankpassen. Deze waren volgens verdachte in bezit bij haar echtgenoot. Wel pinde zij geld met de bankpassen, ze deed er boodschappen e.d. mee. Ook heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat zij in de BMW reed. Zij heeft verklaard dat zij haar man volledig vertrouwde en zich niet heeft afgevraagd waarmee de auto, vakanties e.d. gefinancierd werden. Wel heeft zij ter terechtzitting verklaard dat zij grote sommen cash geld vanuit de Filipijnen naar Nederland gebracht. [medeverdachte] heeft ter zitting als getuige verklaard dat hij degene is geweest die de contante stortingen heeft verricht. Hij heeft verklaard dat de gelden onder meer afkomstig waren van door hem georganiseerde evenementen op de Filipijnen, maar heeft als getuige ter zitting verder geen inlichtingen willen verstrekken welke evenementen dit betrof en wat de opbrengsten daarvan waren en zich dienaangaande op zijn verschoningsrecht beroepen.
De rechtbank is van oordeel dat nu de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de gelden, er geen andere conclusie mogelijk is dan dat het niet anders kan zijn dan dat de ten laste gelegde geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Dit is eveneens van toepassing op de op naam van verdachte staande BMW personenauto.
Verdachte en haar partner hadden slechts geringe inkomsten.
Op ten name van verdachte staande bankrekeningnummers werden grote bedragen gestort, waarvan de herkomst niet bekend is gemaakt. Deze constructie is naar het oordeel van de rechtbank toegepast om te voorkomen dat de criminele herkomst van de gelden vastgesteld kan worden. Dit geldt eveneens voor het dienstverband van verdachte met een bedrijf van [getuige] en de zogenaamde "leaseconstructie" van de BMW personenauto, zoals blijkt uit de verklaring van de getuige [getuige] .
Op grond van de hiervoor opgesomde feiten en omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte handelingen heeft verricht die er naar hun uiterlijke verschijningsvorm (kennelijk) op gericht zijn geweest de criminele herkomst te verhullen.
Verdachte heeft door het verlenen van een volmacht aan haar gefailleerde echtgenoot en het incasseren van bovenmatige betalingen voor haar (deels fictieve) dienstverband zelf hieraan ook actief meegewerkt. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door een onbeperkte volmacht af te geven aan haar echtgenoot en door een deels fictief dienstverband aan te gaan daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat die handelingen erop gericht waren om de herkomst van de daaruit verkregen gelden te verhullen.
Verdachte heeft daarnaast deze gelden voorhanden gehad en daarvan gebruik gemaakt, zoals zij ter terechtzitting heeft verklaard.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte als een struisvogel de kop in het zand heeft gestoken en haar ogen heeft gesloten voor wat betreft de herkomst van de gelden op aan haar gelieerde bankrekeningen en de aanschaf van de auto op haar naam. Het verstrekken van een algehele volmacht aan haar echtgenoot ontslaat verdachte niet van haar eigen verantwoordelijkheid om na te gaan wat er gebeurt met de op haar naam staande bankrekeningen en personenauto. Door zo te handelen heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat via die aan haar gelieerde bankrekeningen, bedrijven of stichtingen geld werd witgewassen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat witwassen bewezen kan worden. De rechtbank is daarbij tevens van oordeel dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt, nu in een periode van 4 jaar in totaal 147 keer kasstortingen zijn gedaan van gelden afkomstig van een misdrijf.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal deelonderzoek witwassen, d.d. 28 september 2016, opgenomen op pagina 1 - 15 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer BVH 2016041136 d.d. 28 september 2016 inhoudende als verklaring van verbalisanten:
In het onderzoek naar verdachte kwam naar voren dat zij een personenauto, merk BMW, kenteken [nummer] op naam heeft.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen analyse geldstromen, nummer 2015009187-FIN-010, d.d. 31 maart 2015, bijlage 1 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Uit het onderzoek naar de contante geldstortingen op de bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van de rechtspersoon [bedrijf 1] , gevestigd [straatnaam] te Leeuwarden, bleek dat in de periode 06-07-2015 tot 26-11-2015 in 6 stortingen voor in totaal €5.650,00 contant werd gestort.
[bedrijf 1] is op 23-2-2015 opgehouden te bestaan wegens gebrek aan baten, echter de
bankrekening van deze rechtspersoon is actief gebleven tot 1-1-2016. Volgens de ING is deze rekening toen opgeheven. [bedrijf 1] is opgericht op 11-12-2014, overigens dezelfde datum als de oprichting van de [stichting] . Enig aandeelhouder van [bedrijf 1] is [verdachte] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen analyse geldstromen, nummer 2015009187-FIN-011, d.d. 10 april 2016, bijlage 2 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisant:
Uit het onderzoek naar de contante geldstortingen op de bankrekening [rekeningnummer 2] t.n.v [verdachte] , wonende [straatnaam] te Leeuwarden, bleek dat in de periode 03-11-2012 tot 26-11-2015 in 87 kasstortingen voor in totaal € 123.205,-- contant werd gestort. De stortingen zijn allemaal verricht in Leeuwarden.
Uit analyse van de geldstromen op deze bankrekening blijkt dat een aantal geldstromen zijn te linken aan [getuige] .
[getuige] is ondermeer te linken aan de bedrijven [bedrijf 2] , [bedrijf 3] , [bedrijf 4] en [bedrijf 5] Van deze bedrijven zijn gelden op deze bankrekening geboekt dan wel zijn kosten betaald. De boekingen zijn in onderstaand overzicht weergegeven.
Jaar Bedrag Van/Naar Naam
2013 € 750,00 [bedrijf 2] [getuige]
2014 € 1.500,00 [bedrijf 2]
2013 € 2.411,76 [bedrijf 2] Kosten BMW [nummer]
2014 € 2.020,56 [bedrijf 2] Kosten BMW [nummer]
2013 € 2.200,00 [bedrijf 3]
2013 € 14.090,00 [bedrijf 4]
2014 € 10.110,00 [bedrijf 4]
2014 € 10.200,00 [bedrijf 5]
2013 € 2.100,00 [getuige]
2014 € 2.000,00 [getuige]
Uit vorenstaand overzicht blijkt dat in totaal een bedrag van € 42.950,-- door [getuige] dan wel één van zijn bedrijven op de bankrekening ten name van [verdachte] is geboekt in de jaren 2013 en 2014.
Tevens werden in de jaren 2013 en 2014 de kosten betaald voor de BMW [nummer] op naam van [verdachte] aan [bedrijf 2]
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen analyse geldstromen, nummer 2015009187-FIN-012, d.d.14 april 2016, bijlage 3 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Uit het onderzoek naar de contante geldstortingen op de bankrekening [rekeningnummer 5] t.n.v [stichting] (bestuurder [naam] , broer van [verdachte] ), gevestigd [straatnaam] te Leeuwarden, bleek dat in de periode 02-09-2013 tot 27-01-2016 in 16 kasstortingen voor in totaal € 18.225,-- contant werd gestort. De stortingen zijn allemaal verricht in Leeuwarden. Nadat voornoemde bedragen contant waren gestort op deze bankrekening werd een bedrag van € 11.340,-- overgeschreven naar de bankrekening [rekeningnummer 4] ten name van [verdachte] op de Filipijnen.
[verdachte] gebruikte voor deze bankrekening haar moedersnaam Jaictin.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen analyse geldstromen, nummer 2015009187-FIN-013, d.d.18 april 2016, bijlage 4 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Uit het onderzoek naar de contante geldstortingen op de bankrekening [rekeningnummer 6] t.n.v [medeverdachte] , wonende [straatnaam] te Leeuwarden, bleek dat in de periode 24-03-2012 tot 08-02- 2013 in 23 kasstortingen voor in totaal € 29.615,00 contant werd gestort. Nadat voornoemde bedragen contant waren gestort op deze bankrekening werd in 9 overboekingen een bedrag van € 18.895,-- overgeschreven naar de bankrekening [rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen analyse geldstromen, nummer 2015009187-FIN-022, d.d. 4 augustus 2016, bijlage 5 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Uit het onderzoek naar de contante geldstortingen op de bankrekening [rekeningnummer 3] t.n.v [verdachte] , wonende [straatnaam] te Leeuwarden, bleek dat in de periode 07-03-2012 tot 16-3-2013 in 15 kasstortingen met pasnummer 961 voor in totaal € 40.320,00 contant werd gestort.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, nummer V-019-01, d.d. 6 juni 2016, bijlage 20 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
V: Er is onderzoek gedaan naar de geldstromen van [verdachte] . Uit vorenstaand
overzicht mag blijken dat in totaal een bedrag van € 42.750,-- door jou dan wel één van jouw bedrijven op de bankrekening ten name van [verdachte] is geboekt in de jaren 2013 en 2014. Kun je verklaring wat voor boekingen dit zijn?
A: [verdachte] stond bij mij op loonlijst voor iets van 2250 à 2500 euro per maand, dit is vanaf 2013. [medeverdachte] betaalde mij die 2500 euro plus loonbelasting vooraf cash. Zo leek het dus dat [verdachte] gewoon legaal inkomen had, het was natuurlijk gewoon [medeverdachte] die er achter zat. Die grote bedragen van 10.000 euro plus zijn samen gestelde bedragen. Dit was dan een soort provisie/management fee voor [verdachte] omdat ze een klus voor mij had binnen gehaald. [verdachte] had natuurlijk geen klus binnen gehaald, dit was gelden witwassen.
V: Waarom op haar rekening en niet gewoon op [medeverdachte] zijn rekening?
A: [medeverdachte] was volgens mij persoonlijk failliet en had genoeg procedures lopen.
V: Tevens werden in de jaren 2013 en 2014 de kosten betaald voor de BMW [nummer] op naam van [verdachte] aan [bedrijf 2] BV. Wat kun je vertellen over de financiering van deze BMW?
A: [medeverdachte] heeft deze BMW gekocht in Heerenveen bij de [autobedrijf] . Hij heeft hier 7500 euro voor
aanbetaald, dit ging via [naam] , volgens mij heet hij zo. De rest van het bedrag was onder gebracht in een soort van Financial lease via mijn bedrijf. Ik verhuurde de BMW dan weer op papier aan [verdachte] maar de auto was van [medeverdachte] . De lease is een paar keer door [verdachte] of [medeverdachte] via de bank aan mij betaald.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij in de periode van 6 januari 2012 tot en met 15 januari 2016, te Leeuwarden, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft zij, verdachte, van een voorwerp en geldbedragen, te weten:
een aantal contant gestorte geldbedragen
- tot een totaalbedrag van 5.560,- euro op [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en
- tot een totaalbedrag van 166.155,- euro op [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte] en
- tot een totaalbedrag van 59.215,- euro op [rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] en
- tot een totaalbedrag van 11.340 euro op [rekeningnummer 4] ten name van [moedernaam verdachte]
en
een personenauto, te weten een BMW met het kenteken [nummer] , verhuld wie de rechthebbende op voornoemde gelden en voertuig was,
terwijl zij wist dat die gelden en dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf
en
een voorwerp en geldbedragen, te weten: een aantal contant gestorte geldbedragen
- tot een totaalbedrag van 5.560,- euro op [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] en
- tot een totaalbedrag van 166.155,- euro op [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte] en
- tot een totaalbedrag van 59.215,- euro op [rekeningnummer 3] ten name van [verdachte] en
- tot een totaalbedrag van 11.340 euro op [rekeningnummer 4] ten name van [moedernaam verdachte] en
- een personenauto, te weten een BMW met het kenteken [nummer] ,
heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl zij wist dat dat voorwerp en geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het laste gelegde wordt veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleitte vrijspraak, geen strafmaatverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van vier jaren schuldig gemaakt aan gewoonte witwassen. Zij heeft de herkomst van de gestorte geldbedragen, tot een bedrag van ruim
€ 240.000,--, waarvan zij naar het oordeel van de rechtbank wist dat deze gelden van misdrijf afkomstig waren, verhuld.
Daarnaast heeft verdachte door haar echtgenoot gestorte geldbedragen verworven en voorhanden gehad.
Tevens had zij een BMW personenauto op naam, die betaald werd met uit misdrijf verkregen gelden en waarvan zij gebruik maakte.
Verdachte heeft geen inzicht willen geven in de herkomst van al deze geldbedragen.
Witwassen is een ernstig misdrijf omdat hierdoor de onderliggende criminaliteit wordt begunstigd. Criminelen worden in staat gesteld met hun illegaal verdiende geld bezittingen te verwerven die zij niet behoren te hebben. Voorts wordt door het witwassen van crimineel vermogen de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast, wat een bedreiging vormt voor de samenleving.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op de hoogte van het witgewassen geldbedrag en de lange duur waarbinnen dit feit is begaan, is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie een passende bestraffing is.
De rechtbank ziet daarbij eveneens aanleiding om een deel van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, teneinde de verdachte in de toekomst te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank acht de inbeslaggenomen personenauto, merk BMW, kenteken [nummer] , vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het feit hiermee is begaan en deze toebehoort aan verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot zes maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen personenauto, merk BMW, kenteken [nummer] .
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en
mr. G.C. Koelman, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2017.