ECLI:NL:RBNNE:2017:4513

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 oktober 2017
Publicatiedatum
27 november 2017
Zaaknummer
18/730497-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige na inconsistenties in verklaringen

In de zaak voor de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, is op 26 oktober 2017 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte werd ervan beschuldigd in vereniging ontuchtige handelingen te hebben gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, dat op het moment van de feiten nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer inconsistent waren en dat er geen medisch onderzoek was verricht. Dit maakte het voor de rechtbank moeilijk om tot een overtuigende bewijsvoering te komen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen. Daarnaast heeft het slachtoffer zich als benadeelde partij gevoegd in het proces, maar de rechtbank verklaarde deze vordering niet-ontvankelijk, omdat het feit niet bewezen was. De rechtbank benadrukte dat de benadeelde partij haar vordering enkel bij de burgerlijke rechter kon indienen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730497-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 oktober 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 oktober 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Pieters, advocaat te Sneek.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.E. Eijzenga.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 26 oktober 2015 tot en met 28 oktober 2015, te Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2000), die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], immers heeft hij,
verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens):
- de (onder)kleding van die [slachtoffer] uitgetrokken en/of
- in/tegen de ontblote borst(en) van die [slachtoffer] geknepen/geslagen, althans de ontblote borsten van die [slachtoffer] betast/aangeraakt en/of
- zijn, verdachtes, penis in de vagina en/of anus van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en/of (vervolgens) heen en weer bewogen en/of
- ( vervolgens) in het lichaam van die [slachtoffer] geëjaculeerd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Hij heeft daartoe aangevoerd dat aan de verklaring van [slachtoffer] doorslaggevende betekenis dient te worden toegekend, omdat deze steun vindt in het feit dat zij de woning van verdachte gedetailleerd heeft beschreven en de woning van verdachte aan de politie heeft kunnen aanwijzen. Ook had het slachtoffer een sleutel van de woning van verdachte in haar bezit en zijn er in zijn woning rode handboeien aangetroffen, zoals door het slachtoffer beschreven. Daarnaast heeft het slachtoffer met de telefoon van verdachte gebeld naar Kinnik. Hieruit blijkt dat het slachtoffer contact heeft gehad met verdachte. Ook is gebleken dat het slachtoffer twee seksueel overdraagbare aandoeningen heeft opgelopen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat dit een bevestiging geeft van het seksueel contact tussen verdachte en het slachtoffer. Daarnaast heeft de officier van justitie aangevoerd dat er voor het slachtoffer geen reden is om kwaad over verdachte te spreken.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde en heeft daartoe gemotiveerd aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] niet consistent zijn, zodat aan deze verklaringen geen doorslaggevende betekenis kan worden toegekend. De raadsman acht het hierbij van belang dat verdachte, met betrekking tot het niet hebben gehad van seksueel contact met [slachtoffer], consistent heeft verklaard.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Verdachte heeft op maandag 26 oktober 2015 de uit Kinnik weggelopen [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]), ruim drie maanden voor haar zestiende verjaardag, ontmoet en heeft haar naar zijn kamer aan de [straatnaam] meegenomen, alwaar zij twee dagen heeft verbleven. Op woensdag 28 oktober 2015 is [slachtoffer] omstreeks 00.30 uur weer teruggekeerd bij Kinnik.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij in voornoemde periode in vereniging ontuchtige handelingen, bestaande uit onder meer het seksueel binnendringen van het lichaam van de minderjarige [slachtoffer], heeft gepleegd.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte op verschillende onderdelen niet consistent heeft verklaard. Hij heeft echter consequent ontkend dat hij ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer]. Gelet op het ontbreken van medisch onderzoek bij [slachtoffer] na haar terugkeer bij Kinnik op 28 oktober 2015 vormen daarom haar verklaringen het belangrijkste bewijs voor de ten laste gelegde ontucht. Daarom is het van belang dat deze verklaringen (telkens) consistent zijn.
Ten aanzien van deze verklaringen heeft de rechtbank acht geslagen op het volgende. Op 28 oktober 2015 heeft [slachtoffer] verklaard seks te hebben gehad met haar 'vriendje' [verdachte], alsmede met zijn buurman (proces-verbaal van bevindingen, blz. 31). Op 29 december 2015 heeft [slachtoffer] verklaard dat zij de eerste avond is gaan slapen en dat zij de volgende morgen niet meer wist wat er gebeurd was. Ook heeft [slachtoffer] verklaard dat zij, op de tweede dag dat ze bij verdachte was, tegen haar zin, met handboeien aan een paal is gebonden en dat verdachte en zijn buurman zowel vaginaal als anaal seks met haar hebben gehad. In het dossier bevindt zich een handgeschreven verklaring van [slachtoffer], waarin onder meer is geschreven dat ze in de ochtend ongekleed wakker werd en hier hevig van schrok. [slachtoffer] heeft verdachte gevraagd wat er gebeurd was en hij antwoordde: 'jij voelde er toch niks van'. Vervolgens heeft [slachtoffer] op 7 maart 2016 verklaard dat verdachte en zij de eerste avond 'gewone', vaginale, seks hebben gehad. Tijdens dit verhoor heeft [slachtoffer] ook verklaard dat verdachte en zijn buurman op de tweede dag, nadat ze vastgebonden aan de paal seks met hen had gehad, gelijktijdig, de één vaginaal en de ander anaal, seks met haar hebben gehad op de bank. Op 28 oktober 2015 heeft [slachtoffer] aan de GZ-psycholoog verteld dat ze sinds afgelopen maandag een vriend heeft en dat ze met haar vriend en twee andere mannen seks heeft gehad (bijlage bij het verzoek tot schadevergoeding).
[slachtoffer] heeft verklaard dat ook de buurman van verdachte seks met haar heeft gehad, alsmede dat zij bij de buurman thuis is geweest. [slachtoffer] heeft weinig specifieke lichaamskenmerken kunnen benoemen van zowel verdachte als van zijn buurman. Wel heeft [slachtoffer] verklaard dat de buurman, evenals verdachte, een Antilliaan is. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat de buurman niet bij hem thuis is geweest terwijl hij thuis was. De politie heeft in de gemeentelijke basisadministratie onderzoek gedaan naar wie er ingeschreven stonden op de adressen naast het pand dat [slachtoffer] als woning van verdachte heeft aangewezen. Hieruit blijkt dat er rond de ten laste gelegde periode geen personen ingeschreven stonden die afkomstig waren van de Nederlandse Antillen.
Alles overziend is op 28 oktober 2015, 29 december 2015 en 7 maart 2016 door [slachtoffer]
-op onderdelen- wisselend verklaard over de gebeurtenissen tussen 26 oktober 2015 en 28 oktober 2015 en meer in het bijzonder de rol die zij verdachte daarbij toedicht.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, welke is ingediend door haar wettelijk vertegenwoordiger [naam]. Gevorderd wordt een bedrag van € 10.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan. Tevens heeft de benadeelde partij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd. Daarnaast heeft de benadeelde partij vergoeding van de proceskosten, ter hoogte van een bedrag van € 13,44, gevorderd.
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. A.W. Wassink en mr. E.P. van Sloten, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 oktober 2017.
Mr. E.P. van Sloten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.