Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte],
Tenlastelegging
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- (vervolgens) dat vuurwapen/voorwerp heeft geladen en/of
Rechtbank Noord-Nederland
In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, geboren in Irak en wonende in Nederland, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 17 november 2017 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van verkrachting en andere seksuele delicten, gepleegd op 26 april 2014 in Leeuwarden. De tenlastelegging omvatte onder andere het dwingen van het slachtoffer tot seksuele handelingen onder bedreiging met een vuurwapen. Tijdens de zitting op 3 november 2017 heeft de verdachte ontkend dat er sprake was van dwang en heeft hij verklaard dat het slachtoffer vrijwillig met hem mee was gegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van het slachtoffer niet werden ondersteund door camerabeelden en dat er geen getuigen waren die de aanwezigheid van een wapen konden bevestigen. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is om de beschuldigingen wettig en overtuigend te bewijzen. Daarom spreekt de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.
Daarnaast heeft het slachtoffer zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het feit niet bewezen is en verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. De vordering kan enkel bij de burgerlijke rechter worden ingediend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.