ECLI:NL:RBNNE:2017:4441

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2017
Publicatiedatum
22 november 2017
Zaaknummer
18/740038-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zedendelicten gepleegd door minderjarige verdachte met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 februari 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige zedendelicten met drie zeer jonge slachtoffers. De verdachte, geboren in 2002, was ten tijde van de feiten tussen de 12 en 14 jaar oud. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van de slachtoffers, die allemaal jonger waren dan twaalf jaar. De rechtbank heeft de PIJ-maatregel opgelegd, wat inhoudt dat de verdachte in een gesloten jeugdinrichting geplaatst zal worden voor behandeling. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de jonge leeftijd van de slachtoffers zwaar laten meewegen in haar oordeel. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat betekent dat hij niet volledig verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn daden, gezien zijn psychologische achtergrond en ontwikkelingsproblemen. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partijen beoordeeld en een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer [slachtoffer 1]. De vordering van een ander slachtoffer is afgewezen omdat het feit niet bewezen is verklaard. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere ten laste gelegde feiten, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/740038-16
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/740038-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 februari 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans verblijvende te Intermetzo JJI Lelystad.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2017. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Schaap, advocaat te Sneek. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is -na nadere omschrijving- ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/740038-16:
1.
hij op of omstreeks 4 oktober 2016 te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (onder meer):
- met zijn, verdachtes, mond/tong en/of hand(en)/vinger(s) de (ontblote) vagina en/of anus van die [slachtoffer 1] aangeraakt/betast en/of
- zijn, verdachtes, (ontblote) penis door die [slachtoffer 1] laten aanraken/betasten/vasthouden en/of
- zijn, verdachtes, (ontblote) penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht/gehouden en/of
- zijn, verdachtes, hand(en)vinger(s) in/op/tegen de anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht/gelegd/gehouden en/of (vervolgens) bewogen en/of
- zijn, verdachtes, (ontblote) penis in de anus en/of tussen de billen van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en/of (vervolgens) bewogen;
2.
hij in of omstreeks de periode van augustus 2015 tot en met oktober 2016 te Oosterwolde,
gemeente Ooststellingwerf, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2009, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (onder meer):
- met zijn, verdachtes, hand(en)/vinger(s) de (ontblote) penis van die [slachtoffer 2] aangeraakt/betast/vastgehouden/afgetrokken en/of
- zijn, verdachtes, (ontblote) penis door die [slachtoffer 2] laten aanraken/betasten/vasthouden/aftrekken en/of
- zijn, verdachtes, vinger(s) in/op/tegen de anus van die [slachtoffer 2]
geduwd/gebracht/gelegd/gehouden en/of (vervolgens) bewogen en/of
- zijn, verdachtes, (ontblote) penis in de anus en/of tussen de billen van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en/of (vervolgens) bewogen;
en in de zaak met parketnummer 18/740043-16:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 5 mei 2016 te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, althans in Nederland, met [slachtoffer 3] , geboren op [geboortedatum] 2011, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3] , te weten het brengen en/of duwen van zijn, verdachtes, penis in
de anus van die [slachtoffer 3] ;
2.
hij op of omstreeks 3 mei 2016 te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 4] , geboren op [geboortedatum] 2005, geboren op [geboortedatum] 2005, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit:
- het (onverhoeds) met met zijn, verdachtes, penis aanraken van en/of duwen tegen de achterzijde van die [slachtoffer 4] en/of
- het (onverhoeds) met zijn, verdachtes, (onder)lichaam stotende bewegingen maken tegen het (onder)lichaam van die [slachtoffer 4] ;
3.
hij in of omstreeks de periode van 2014 tot en met 2016 te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 5] , immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (onder meer):
- met zijn, verdachtes, mond/tong en/of hand(en)/vinger(s) de (ontblote) penis van die [slachtoffer 5] aangeraakt/betast en/of
- zijn, verdachtes, (ontblote) penis in de anus en/of tussen de billen van die [slachtoffer 5] geduwd/gebracht en/of (vervolgens) bewogen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 2014 tot en met 2016 te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, in elk geval in Nederland, met [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (onder meer) met zijn, verdachtes, mond/tong en/of hand(en)/vinger(s) de (ontblote) penis van die [slachtoffer 5] aangeraakt/betast.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/740043-16 onder 1. ten laste gelegde heeft de officier van justitie hiertoe gewezen op de volgende bewijsmiddelen.
Verschillende personen hebben het slachtoffer horen zeggen dat verdachte ‘zijn piemel in zijn kont heeft gedaan’. De ouders hebben ook verklaard dat verdachte nadien afwijkend seksueel gedrag is gaan vertonen. Daarnaast hebben verschillende personen verklaard dat verdachte dit heeft erkend toen hij met zijn gedrag werd geconfronteerd door de vader van het slachtoffer.
Op grond van deze bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bekeken, heeft de officier van justitie veroordeling voor het ten laste gelegde feit gevorderd.
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 2. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/740043-16 gevorderd op grond van het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het informatieve gesprek zeden met de moeder van het slachtoffer en het proces-verbaal van bevindingen waarin de verklaring van verdachte wordt weergegeven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven dat zij geen opmerkingen heeft ten aanzien van de ten laste gelegde feiten.
Het oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 18/740038-16 onder 1. ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 5 oktober 2016, opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016284774 d.d. 30 november 2016, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik doe aangifte voor wat mijn kind [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2008, op 4 oktober 2016 is overgekomen.
Ik doe aangifte tegen [verdachte] , hij woont op de [straatnaam] in [woonplaats] .
[slachtoffer 1] is gisteravond, 4 oktober 2016, na het eten even naar buiten gedaan. Toen ze thuis kwam vroeg ik wat er gebeurd was. Ze zei: 'een meneer heeft zijn piemel in mijn mond gestoken'. Ik heb [slachtoffer 1] gevraagd wat er verder gebeurd was. Ze zei dat haar handen stonken, want er zat plas aan, volgens haar. Dat ze een hele vieze smaak in haar mond had. Hij had haar broek naar beneden getrokken en alleen met zijn handen erbij gezeten. Zij heeft hierover verteld dat hij zijn vinger in haar kont heeft gedaan.
[slachtoffer 1] zei dat het bij de schutting van [naam] was gebeurd. Die woont daar, met de achtertuin en schutting aan het [straatnaam] .
[slachtoffer 1] zei dat ze eerst leuke spelletjes aan het doen waren, dat ze toen moest voelen, haar ogen dicht moest doen en toen de piemel in de mond.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen uitwerken studioverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 16 november 2016, opgenomen op pagina 37 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik zat bij een speelhuisje. Ik ging met die grote jongen spelletjes doen.
En toen het laatste spel was je mond open doen en dan…deed hij de piemel in mijn mond want ik moest mijn ogen ook dicht. En daarvoor dede we nog… toen moest ik mijn hand geven en mijn ogen dicht doen. Toen moest ik in zijn piemel knijpen. En hij trok ook nog de broek uit, zodat hij met de hand bij mijn kont kon. (…) Hij trok de broek van mijn kont en toen ging ie met zijn hand bij mijn kont en mijn plasser.
“Ik moest mezelf omdraaien en bukken. (…) dan kwam hij met zijn hand bij mijn plasser en mijn kont.”
Hij ging zijn vinger in mijn poepgaatje doen. En dat deed ie zover mogelijk. Eigenlijk deed hij net iets boven het kontgaatje maar het voelde alsof het er echt in was. Het was volgens mij met zijn wijsvinger. Dat voelde ik, want je kan niet met je piemel in een ander zijn kont.
Hij bewoog zijn vinger heel erg. Toen ging ie heel even zo over mijn plasser. Hij deed dat met zijn hele hand. Toen moest ik mijn handen aan hem geven en mijn ogen dicht doen en toen moest ik in zijn piemel knijpen. Ik denk dat die 15, 10 seconden was. Toen moest ik mijn mond open doen en toen deed hij de piemel in mijn mond.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 6 oktober 2016, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben dinsdag, 4 oktober 2016, bij het [straatnaam] geweest. Ik was daar met een meisje van 8 jaar oud.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 13 oktober 2016, opgenomen op pagina 113 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik vind het heel erg wat er gebeurd is. Ik heb iets fouts, seksueels gedaan.
Ik heb mijn piemel in haar bips en haar mond gedaan. Mijn piemel was stijf. Mijn broek was open.
Het is gebeurd bij het [straatnaam] .
Volgens mij ben ik ook met mijn handen bij haar bips geweest. Haar kleding was een beetje uit.
In de zaak met parketnummer 18/740038-16 onder 2. ten laste gelegde
De rechtbank volstaat ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/740038-16 onder 2. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 8 november 2016, opgenomen op pagina 254 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016284774 d.d. 30 november 2016, inhoudende de verklaring van verdachte;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 18 oktober 2016, opgenomen op pagina 219 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2]
In de zaak met parketnummer 18/740043-16 onder 1. ten laste gelegde
De rechtbank overweegt ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/740043-16 onder 1. ten laste gelegde het volgende.
[slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3] ), geboren op [geboortedatum] 2011, heeft tegenover zijn oma verklaard dat ‘ [verdachte] zijn piemel in zijn kont had gedaan’. Dit heeft [slachtoffer 3] vervolgens ook -in aanwezigheid van oma- aan zijn moeder verteld. Vervolgens is verdachte hiermee geconfronteerd door de vader van [slachtoffer 3] . Verdachte heeft toen verklaard: ‘ik heb het gedaan’. Uit de stukken blijkt de rechtbank voorts dat er eerder iets is voorgevallen tussen verdachte en [slachtoffer 3] : [slachtoffer 3] zou verdachte hebben gezien terwijl hij zich stond af te trekken onder de douche. [slachtoffer 3] zou hierna afwijkend seksueel gedrag hebben laten zien: zijn moeder zag dat [slachtoffer 3] aan zijn piemel trok
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat er het bewijs enkel bestaat uit de-audituverklaringen. Er heeft geen studioverhoor met [slachtoffer 3] plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat deze de-audituverklaringen onvoldoende worden ondersteund door andere wettige bewijsmiddelen. Het gewijzigde gedrag van [slachtoffer 3] acht zij daartoe onvoldoende, nu dit ook verband kan houden met bijvoorbeeld het eerdere incident.
Daarnaast acht de rechtbank de ‘bekentenis’ van verdachte onvoldoende, gelet op zijn leeftijd, de persoon van verdachte zoals deze uit de persoonsrapportages naar voren is gekomen en de beschreven druk waaronder deze – overigens niet inhoudelijke – bekentenis is afgelegd.
Op grond van het voorgaande heeft de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om vast te kunnen stellen wat er tussen verdachte en [slachtoffer 3] is voorgevallen.
De rechtbank zal daarom verdachte vrijspreken van dit feit.
In de zaak met parketnummer 18/740043-16 onder 2. ten laste gelegde
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/740043-16 overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank beschikt over de gebeurtenis tussen [slachtoffer 4] en verdachte slechts over een informatief gesprek met de moeder van [slachtoffer 4] en de bevindingen van de politie over hetgeen zij verdachte hebben horen zeggen en uitbeelden in aanwezigheid van zijn vader op het moment dat zij verdachte thuis brachten.
De rechtbank wil op grond van deze bewijsmiddelen wel aannemen dat er een vervelend incident is geweest, maar over de aard en strekking van de handelingen van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijk om vast te stellen dat er sprake was van het dwingen tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen.
De rechtbank zal daarom verdachte vrijspreken van dit feit.
In de zaak met parketnummer 18/740043-16 onder 3. primair ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 7 november 2016, opgenomen op pagina 267 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016284774 d.d. 30 november 2016, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Mijn kind heet [slachtoffer 5] , geboortedatum [geboortedatum] 2008. Hij woont op de [straatnaam] in Oosterwolde. Ik doe aangifte van misbreuk door [verdachte]. Het heeft tussen twee jaar geleden en januari 2016 plaatsgevonden.
Ik vroeg aan [slachtoffer 5] : ' [slachtoffer 5] , heeft [verdachte] ook aan jou gezeten?'. [slachtoffer 5] zei: 'ja'. Ik zei: 'Hoe heeft [verdachte] aan jou gezeten, met de hand op jouw piemel?'. [slachtoffer 5] zei: 'Ja'.
[slachtoffer 5] heeft mij verteld dat hij met de mond om [slachtoffer 5] zijn piemel was geweest.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 23 november 2016, opgenomen op pagina 276 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben twee keer op de slaapkamer van [slachtoffer 5] geweest. Daar zijn dingen gebeurd die niet hadden moeten gebeuren. De piemel achterin, in de kont.
Ik heb zijn piemel ook wel aangeraakt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/740038-16 onder 1. en 2. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/740043-16 onder 3. primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/740038-16:
1.
hij op 4 oktober 2016 te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, met [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1] , immers heeft hij, verdachte:
- met zijn, verdachtes, hand(en)/vinger(s) de ontblote vagina van die [slachtoffer 1] aangeraakt/betast en
- zijn, verdachtes, ontblote penis door die [slachtoffer 1] laten vasthouden en
- zijn, verdachtes, ontblote penis in de mond van die [slachtoffer 1] gebracht en
- zijn, verdachtes, hand/vinger(s) in/op/tegen de anus van die [slachtoffer 1] gebracht/gelegd en vervolgens bewogen en
- zijn, verdachtes, ontblote penis in de anus en/of tussen de billen van die [slachtoffer 1] gebracht en vervolgens bewogen;
2.
hij in de periode van augustus 2015 tot en met oktober 2016 te Oosterwolde,
gemeente Ooststellingwerf, met [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum] 2009, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2] , immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal,:
- met zijn, verdachtes, hand de ontblote penis van die [slachtoffer 2] aangeraakt/betast/vastgehouden/afgetrokken en
- zijn, verdachtes, vinger(s) in/op/tegen de anus van die [slachtoffer 2]
geduwd/gebracht/gelegd/gehouden en vervolgens bewogen en
- zijn, verdachtes, ontblote penis in de anus en/of tussen de billen van die [slachtoffer 2] geduwd/gebracht en vervolgens bewogen;
en in de zaak met parketnummer 18/740043-16:
3. primair
hij in de periode van 2014 tot en met 2016 te Oosterwolde, gemeente Ooststellingwerf, met [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 5] , immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal:
- met zijn, verdachtes, hand(en)/vinger(s) de ontblote penis van die [slachtoffer 5] aangeraakt/betast en
- zijn, verdachtes, ontblote penis in de anus en/of tussen de billen van die [slachtoffer 5] gebracht.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
In de zaak met parketnummer 18/740038-16:
1. Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
2. Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
In de zaak met parketnummer 18/740043-16:
3. primair: Met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de ten laste gelegde feiten en aldus moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat uit de rapporten is gebleken dat verdachte speciaal onderwijs volgde, een IQ heeft van 56 en op een lager niveau dan de kalenderleeftijd van 13/14 jaar functioneerde (een negenjarige jongen). Daarnaast zou verdachte op zeer jonge leeftijd slachtoffer zijn geweest van seksueel misbruik. Er was daardoor sprake van een gebrekkige ontwikkeling. Verdachte heeft daardoor de consequenties van zijn handelen niet overzien en de feiten kunnen hem daarom niet worden toegerekend.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de psycholoog heeft geadviseerd om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren en dat zij dit advies heeft gevolgd bij het formuleren van haar eis.
Oordeel van de rechtbank
Over verdachte zijn verschillende rapporten uitgebracht.
Verdachte heeft niet meegewerkt aan een onderzoek door de kinder- en jeugdpsychiater G.C.G.M. Broekman. P.M.A. van Oss, gezondheidszorgpsycholoog, heeft echter wel een volledig onderzoek kunnen verrichten. De bevindingen hiervan zijn opgenomen in het pro Justitia rapport van 29 december 2016. De psycholoog heeft hierin opgenomen dat verdachte een 14-jarige jongen is met een licht verstandelijke beperking, ADHD-problematiek en PTSS symptomatologie, en er sprake is van een belaste opvoedingsachtergrond die wordt gekenmerkt door hechting en traumaproblematiek. Vanaf de puberteit is er -in samen hang met deze problematiek- sprake van verwarring op het gebied van seksualiteit en een gebrekkige beheersing van zijn seksuele impulsen. Hier was sprake van ten tijde van het ten laste gelegde. Er is op grond van het voorgaande door de psycholoog geadviseerd om verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank ziet geen reden om van dit advies af te wijken en neemt dit onderbouwde advies dan ook over. Op grond van het voorgaande acht zij verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en niet volledig ontoerekeningsvatbaar, zoals de raadsvrouw heeft aangevoerd. De rechtbank verwerpt daarmee het verweer van de raadsvrouw.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ook niet van enige andere strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van alle ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest, alsmede oplegging van de PIJ-maatregel.
De officier van justitie de rechtbank verzocht om in het vonnis op te nemen dat het de voorkeur van de rechtbank heeft dat de PIJ-maatregel wordt uitgevoerd bij de Justitiële Jeugdrichting Intermetzo te Lelystad.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gemotiveerd bepleit dat aan verdachte geen PIJ-maatregel opgelegd dient te worden, maar gelet op de leeftijd van verdachte en de richtlijnen moet worden volstaan met een jeugddetentie voor de duur van zes maanden gevolgd door een ambulante behandeling via FACT jeugd Fryslân.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft daarbij met name acht geslagen op de volgende rapportages:
  • Tweede perspectiefplan You Turn d.d. 25 januari 2017;
  • Rapport Raad voor de Kinderbescherming d.d. 20 januari 2017;
  • Psychologisch onderzoek pro justitia d.d. 29 december 2016 door P.M.A. van Oss, gezondheidszorgpsycholoog;
  • Psychiatrisch pro justitia rapport d.d. 11 december 2016 door G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een aantal ernstige zedendelicten: hij heeft met drie zeer jonge personen ontuchtige handelingen gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Verdachte was ten tijde van deze feiten tussen de 12 en 14 jaar oud. Eén van de slachtoffers was 8 jaar oud en twee van de slachtoffers waren rond de zes, zeven jaar oud.
De verdachte heeft door zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gepleegd op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, dit terwijl hij wist zij allen jonger dan twaalf jaar waren.
Verdachte heeft geen justitiële documentatie.
Uit de over verdachte opgemaakte rapportages is de rechtbank het volgende gebleken.
De psycholoog heeft, zoals hiervoor ook weergegeven, beschreven dat verdachte een 14-jarige jongen is met een licht verstandelijke beperking, ADHD-problematiek en PTSS symptomatologie, op grond van een belaste opvoedingsachtergrond die wordt gekenmerkt door hechting en traumaproblematiek. Vanaf de puberteit is er -in samenhang met deze problematiek- sprake van verwarring op het gebied van seksualiteit en een gebrekkige beheersing van zijn seksuele impulsen.
Op basis van gestructureerde risicotaxatie wordt de kans op recidive van seksuele delicten als hoog ingeschat op grond van onder meer de aard en de ernst van de delicten, de jonge leeftijd van de slachtoffers, de seksueel misbruikervaringen van verdachte met een oudere jongen, de signalen van antisociaal gedrag bij verdachte, verdachte's zwakke inzicht en inlevingsvermogen en beperkte extern bepaalde motivatie en zijn moeite met het beheersen van seksuele en agressieve impulsen.
Om recidive te voorkomen wordt een intensieve, langdurige, gespecialiseerde behandeling van verdachte noodzakelijk geacht. De uiterst geringe mogelijkheden van verdachte om zichzelf te reguleren en te begrenzen en zijn beperkte leerbaarheid vragen om een
opvoedingsomgeving waarin verdachte zeer veel structuur, toezicht, begrenzing en ondersteuning geboden kan worden. Het is belangrijk dat verdachte voldoende beveiligd wordt, zolang hij nog is overgeleverd aan zijn eigen (seksuele) impulsen. De behandeling zal primair gericht moeten zijn op de zedenproblematiek, zodat verdachte meer greep krijgt op zijn seksuele impulsen en het recidivegevaar wordt teruggebracht. Een gesloten behandelsetting, waar verdachte voor langere tijd behandeld kan worden is daarom geïndiceerd.
Gezien de aard en de ernst van de problematiek en het hoge recidive risico is wordt geadviseerd deze behandeling in een gedwongen strafrechtelijk kader te realiseren. Hoewel verdachte als first-offender kan worden aangemerkt en hij met zijn 14 jaar nog jong is, wordt de rechtbank geadviseerd om betrokkene een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De gevaarszetting is in deze een belangrijke overweging, maar tegelijkertijd lijkt de PIJ-maatregel verdachte ook het meeste kansen op een positieve ontwikkeling te bieden, aangezien de behandeling dan kan plaatsvinden binnen de huidige in zeden en LVB gespecialiseerde behandel groep van JJI Intermezzo, waar de behandelmogelijkheden optimaal aansluiten bij wat verdachte nodig heeft om zich te ontwikkelen en de
kans op recidive terug te dringen.
De inzet van een dergelijke maatregel wordt onderbouwd vanuit de wegingslijst PIJ -indicatie, waarbij het disfunctioneren van verdachte door een forse ontwikkelingsachterstand en psychopathologie - in de zin van een LVB, ADHD-problematiek en PTSS-symptomatologie -, de hoog ingeschatte kans op recidive van een ernstig zedendelict met gevaar voor anderen, de beperkte leerbaarheid van verdachte, het gesloten, wantrouwende gezinssysteem met beperkt probleembesef en de noodzaak tot een langdurige residentiele behandeling in een gedwongen kader door het gebrek aan eigen regulatiemogelijkheden van betrokkene, als belangrijkste indicaties naar voren komen. De PIJ-maatregel lijkt daarmee het best denkbare alternatief voor beïnvloeding, aldus de psycholoog.
De psychiater en de Raad voor de Kinderbescherming hebben zich bij deze conclusies en het advies aangesloten.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldaan is aan de vereisten om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, zoals is neergelegd in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht: immers is uit de rapportages van deskundigen (waaronder een psychiater) gebleken dat bij verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogen bestond (lid 1), er sprake was van misdrijven waarop de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld (lid 1, sub a), de algemene veiligheid van personen de maatregel eisen (lid 1, sub b) en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte (lid 1, sub c).
Gelet op de ernst van de begane feiten acht de rechtbank de geadviseerde PIJ-maatregel passend en geboden en zal deze dan ook opleggen.
De rechtbank zal geen ambulante behandeling opleggen, zoals is bepleit door de raadsvrouw. De rechtbank overweegt daartoe dat volgens de rapporten van de deskundigen enkel de PIJ-maatregel optimaal aansluit bij wat verdachte nodig heeft.
Uit de rapporten en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de Justitiële jeugdinrichting Intermetzo te Lelystad, waar verdachte op dit moment ook verblijft, een passende plek is voor verdachte. Dit is ook ter terechtzitting bevestigd door de vader en oma van verdachte. Op grond van artikel 77v eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, zal de rechtbank adviseren dat de PIJ-maatregel daar ten uitvoer wordt gelegd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om naast de PIJ-maatregel een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen zoals is gevorderd door de officier, omdat zij het -in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte- van belang acht dat verdachte zo spoedig mogelijk kan starten met genoemde maatregel. De rechtbank zal op grond van het voorgaande afzien van het opleggen van jeugddetentie.

Benadeelde partijen

[getuige 1] (moeder) heeft zich mede namens [slachtoffer 1] (geboren [geboortedatum] -2008)voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door [slachtoffer 1] geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/740038-16 onder 1. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de gehele vordering wordt toegewezen, met opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft afwijzing van de vordering bepleit, gelet op haar verzoek tot ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van dit feit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
De rechtbank zal gelet op de leeftijd van verdachte niet bepalen dat hieraan vervangende jeugddetentie wordt gekoppeld, mocht verdachte niet voldoen aan de vordering.
[getuige 4] (vader) heeft zich mede namens [slachtoffer 3] (geboren [geboortedatum] -2011)voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/740043-16 onder 1. ten laste gelegde alsmede de gronden waarop deze berust.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de gevorderde materiële schade, zijnde € 280,79, gevorderd, alsmede gedeeltelijke toewijzing van de gevorderde immateriële schade, zijnde tot een bedrag van € 3.000,00. Daarnaast dienen de gevorderde proceskosten en wettelijke rente toegewezen worden, aldus de officier van justitie.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft afwijzing van de vordering bepleit, gelet op haar verzoek tot ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van dit feit. Tevens heeft zij verzocht rekening te houden met de slechte financiële situatie van de vader van verdachte: hij heeft geen geld om de vordering te voldoen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77s, 77gg en 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/740043-16 onder 1. en 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/740038-16 onder 1. en 2. ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 17/740043-16 onder 3. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

Adviseert dat de veroordeelde zal worden geplaatst in Justitiële jeugdinrichting Intermetzo te Lelystad.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 811,25 (zegge: achthonderdenelf euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 811,25 (zegge: achthonderdenelf euro en vijfentwintig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 oktober 2016.
Dit bedrag bestaat uit € 61,25 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Verklaart de vordering van de benadeelde partij [getuige 4] niet ontvankelijk.

Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, tevens kinderrechter mr. J.Y.B. Jansen en mr. K. Bunk, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2017.
Mr. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.