De psycholoog heeft, zoals hiervoor ook weergegeven, beschreven dat verdachte een 14-jarige jongen is met een licht verstandelijke beperking, ADHD-problematiek en PTSS symptomatologie, op grond van een belaste opvoedingsachtergrond die wordt gekenmerkt door hechting en traumaproblematiek. Vanaf de puberteit is er -in samenhang met deze problematiek- sprake van verwarring op het gebied van seksualiteit en een gebrekkige beheersing van zijn seksuele impulsen.
Op basis van gestructureerde risicotaxatie wordt de kans op recidive van seksuele delicten als hoog ingeschat op grond van onder meer de aard en de ernst van de delicten, de jonge leeftijd van de slachtoffers, de seksueel misbruikervaringen van verdachte met een oudere jongen, de signalen van antisociaal gedrag bij verdachte, verdachte's zwakke inzicht en inlevingsvermogen en beperkte extern bepaalde motivatie en zijn moeite met het beheersen van seksuele en agressieve impulsen.
Om recidive te voorkomen wordt een intensieve, langdurige, gespecialiseerde behandeling van verdachte noodzakelijk geacht. De uiterst geringe mogelijkheden van verdachte om zichzelf te reguleren en te begrenzen en zijn beperkte leerbaarheid vragen om een
opvoedingsomgeving waarin verdachte zeer veel structuur, toezicht, begrenzing en ondersteuning geboden kan worden. Het is belangrijk dat verdachte voldoende beveiligd wordt, zolang hij nog is overgeleverd aan zijn eigen (seksuele) impulsen. De behandeling zal primair gericht moeten zijn op de zedenproblematiek, zodat verdachte meer greep krijgt op zijn seksuele impulsen en het recidivegevaar wordt teruggebracht. Een gesloten behandelsetting, waar verdachte voor langere tijd behandeld kan worden is daarom geïndiceerd.
Gezien de aard en de ernst van de problematiek en het hoge recidive risico is wordt geadviseerd deze behandeling in een gedwongen strafrechtelijk kader te realiseren. Hoewel verdachte als first-offender kan worden aangemerkt en hij met zijn 14 jaar nog jong is, wordt de rechtbank geadviseerd om betrokkene een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. De gevaarszetting is in deze een belangrijke overweging, maar tegelijkertijd lijkt de PIJ-maatregel verdachte ook het meeste kansen op een positieve ontwikkeling te bieden, aangezien de behandeling dan kan plaatsvinden binnen de huidige in zeden en LVB gespecialiseerde behandel groep van JJI Intermezzo, waar de behandelmogelijkheden optimaal aansluiten bij wat verdachte nodig heeft om zich te ontwikkelen en de
kans op recidive terug te dringen.
De inzet van een dergelijke maatregel wordt onderbouwd vanuit de wegingslijst PIJ -indicatie, waarbij het disfunctioneren van verdachte door een forse ontwikkelingsachterstand en psychopathologie - in de zin van een LVB, ADHD-problematiek en PTSS-symptomatologie -, de hoog ingeschatte kans op recidive van een ernstig zedendelict met gevaar voor anderen, de beperkte leerbaarheid van verdachte, het gesloten, wantrouwende gezinssysteem met beperkt probleembesef en de noodzaak tot een langdurige residentiele behandeling in een gedwongen kader door het gebrek aan eigen regulatiemogelijkheden van betrokkene, als belangrijkste indicaties naar voren komen. De PIJ-maatregel lijkt daarmee het best denkbare alternatief voor beïnvloeding, aldus de psycholoog.
De psychiater en de Raad voor de Kinderbescherming hebben zich bij deze conclusies en het advies aangesloten.