ECLI:NL:RBNNE:2017:4304

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
18/940010-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging tegen brandweer en politie tijdens nieuwjaarsnacht

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 1 januari 2017 in Elim openlijk geweld heeft gepleegd tegen brandweerlieden en politieambtenaren, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 9 november 2017 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 2001 en woonachtig in Hoogeveen, heeft tijdens de nieuwjaarsnacht deel uitgemaakt van een groep van ongeveer 70 personen die zich agressief gedroeg tegenover hulpverleners. De brandweer werd ter plaatse geroepen om een vreugdevuur te blussen, maar werd belemmerd in haar werkzaamheden door de groep, die vuurwerk, stenen en flessen naar hen gooide. De verdachte heeft verklaard dat hij heeft geschreeuwd en een stuk stoeptegel in de richting van de ME heeft gegooid, wat door de rechtbank als een actieve bijdrage aan het geweld werd gezien.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, en heeft de verdachte veroordeeld tot een leerstraf van 25 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie van 12 dagen indien de leerstraf niet naar behoren wordt uitgevoerd. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank heeft ook het advies van de Raad voor de Kinderbescherming in overweging genomen, dat pleit voor het vergroten van de vaardigheden van de verdachte om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak benadrukt de ernst van het geweld tegen hulpverleners en de impact daarvan op de veiligheid van de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/940010-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 november 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
19 oktober 2017 en 26 oktober 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.H.S. Kroeze, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Hoogeveen, openlijk, te weten, op of aan de openbare weg, (kruising) [straatnaam] en/of [straatnaam] en/of [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) burger(s) en/of (politie)ambtenaren en/of brandweerlieden door
  • het gooien van (zwaar) vuurwerk naar en/of in de richting van de politie en/of brandweer en/of burgers en/of
  • het gooien met flessen/glas en/of stoeptegels en/of (bak)stenen naar en/of in de richting van de politie en/of brandweer en/of burgers en/of
  • het schieten van vuurpijlen naar en/of in de richting van de politie en/of brandweer en/of burgers en/of
  • het aannemen van een agressieve houding (waaronder het schreeuwen en schelden) ten opzichte van de politie en/of brandweer en/of burgers en/of agressief benaderen van politie en/of brandweer en/of burgers.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde, te weten het plegen van openlijk geweld tegen brandweerlieden en politieambtenaren, wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft staan schreeuwen en dat hij een stuk van een stoeptegel in de richting van de ME heeft gegooid. Hij heeft daarmee bijgedragen aan het openlijk geweld.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring aangesloten bij hetgeen de officier van justitie daarover heeft opgemerkt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 oktober 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb staan schreeuwen en ik heb een stuk van een stoeptegel in de ME linie gegooid.
Ik heb gezien dat er vuurwerk, stenen en bieflesjes in de richting van de brandweer en de politie werden gegooid.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 januari 2017, opgenomen op pagina 484 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017046214 d.d. 26 februari 2017, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik ben werkzaam bij de vrijwillige brandweer van [vestigingsplaats] . Ik ben afgelopen oud en nieuw met mijn ploeg in [pleegplaats] geweest. We kwamen de weg inrijden en ze begonnen al te joelen en te schreeuwen. Nabij de ingang van de supermarkt kregen we al vuurwerk naar ons toegegooid.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2017, opgenomen op pagina 63 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [getuige 2] (ME-commandant):
Toen ik op 1 januari 2017 meeluisterde met de meldingen in het basisteam Zuid-West Drenthe kreeg ik mee dat er problemen waren in [pleegplaats] met betrekking tot de niet-vergunde brand cq. vreugdevuur op de kruising van de [straatnaam] met de [straatnaam] en dat deze brand niet geblust kon worden door de brandweer. Voornamelijk vanwege de gevaarzetting werd de ME ingezet. Ik zag rechts van de kruising een grote groep jeugd staan. Ik kon zien en horen dat er gejoeld en geschreeuwd werd. In de situatie die toen ontstond, werd een van de ME-groepen met enige regelmaat bekogeld met vuurwerk. Op enig moment kwam een man helemaal agressief aflopen op de ME-linie. De agressie van de man leidde ik af uit het feit dat hij zijn armen helemaal gebogen naar beneden had met de ellebogen wijd naar buiten.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 januari 2017, opgenomen op pagina 72 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [getuige 3] :
Ik hoorde dat er met veel geschreeuw werd gereageerd op de brandweer. Ik zag dat na enkele seconden er met vuurwerk naar de brandweer werd gegooid. Ik zag en hoorde dat dit vooral zwaar vuurwerk betrof. Ook zag ik dat er meerdere keren met een vuurwerkpistool werd geschoten. Ik zag dat er dusdanig veel vuurwerk werd gegooid dat er niemand uit het brandweervoertuig stapte.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 januari 2017, opgenomen op pagina 502 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [getuige 4] :
Ik werk bij de vrijwillige brandweer in [vestigingsplaats] . In de nacht van 1 januari 2017 was ik bevelvoerder te [pleegplaats] . Ik zag dat er vanuit de groep mensen op het kruispunt vuurwerk naar ons werd gegooid en geschoten. Ik zag en hoorde dat er langs de auto en onder de auto
vuurwerk ontplofte. Ik zag ook dat er vuurpijlen op onze auto werden afgeschoten.
Gezien de situatie en de veiligheid voor mijn personeel heb ik toen besloten niet uit te stappen. Doordat de groep zo ontzettend groot was en door het gooien met het vuurwerk beangstigde dit mij om uit te stappen. Wij zijn achterwaarts teruggereden.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2017, opgenomen op pagina 70 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [getuige 5] :
Ik zag dat er vuurwerk in onze richting [van de ME] geschoten werd, waarvan ik de indruk had dat dit vuurpijlen waren. Ik zag ook dat er met glas naar ons werd gegooid.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d.
1 januari 2017, opgenomen op pagina 165 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 6] :
Ik heb gezien dat personen met vuurpijlen op de politie hebben geschoten.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 januari 2017, opgenomen op pagina 527 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 7] :
Ik heb gezien dat er vuurwerk en flessen bier werden gegooid in de richting van de brandweer en de politie. Ik heb gezien dat [verdachte] , [naam] [de rechtbank begrijpt: [naam] ] en [naam] flessen bier en vuurwerk naar de brandweer hebben gegooid.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d. 25 januari 2017, opgenomen op pagina 256 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik zie allemaal jongens schreeuwen en ik hoor een keer klets van een bierflesje. Ik zag dat er vuurwerk naar de brandweer werd gegooid en dat er bierflesjes naar de brandweer werden gegooid. [verdachte] was ook aan het schreeuwen.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 januari 2017, opgenomen op pagina 133 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 8] :
Ik heb gezien dat er onder andere stenen en vuurwerk naar de ME werden gegooid.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank gaat uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Tijdens de nieuwjaarsnacht op 1 januari 2017 ontstonden er in het centrum van [pleegplaats] problemen met een groep jeugdigen van ongeveer 70 personen. Aanleiding was een vreugdevuur op het kruispunt [straatnaam] / [straatnaam] waarvan de politie en de brandweer op een bepaald moment oordeelden dat dit gevaar opleverde en geblust diende te worden.
De brandweer kwam ter plaatse om het vuur te doven, maar werd daarbij zo ernstig gehinderd dat zij onmogelijk haar werk kon uitvoeren en zich genoodzaakt zag om zich terug te trekken. Personen uit de groep gooiden met vuurwerk, flesjes en stenen in de richting van de brandweerlieden. Vervolgens werd ook de ME, onder aansporing van opruiend en beledigend geschreeuw, belaagd door een groep mensen en bekogeld met vuurwerk, stenen, stoeptegels, glas en bierflesjes. Verdachte maakte deel uit van deze groep.
Verdachtes bijdrage aan dit openlijk geweld bestond uit schreeuwen en het gooien van een stuk stoeptegel in de ME linie.
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat verdachte een actieve rol heeft gehad en aldus een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld richting brandweer en politie heeft geleverd. Verdachte had zich van dit geweld kunnen distantiëren, maar heeft in plaats daarvan juist de confrontatie gezocht. Hij is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf maar door een mededader zijn verricht, aansprakelijk.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 1 januari 2017 te [pleegplaats] , in de gemeente Hoogeveen, openlijk, te weten op de openbare weg, (kruising) [straatnaam] en [straatnaam] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen politieambtenaren en brandweerlieden door
- het gooien van (zwaar) vuurwerk naar en in de richting van de politie en brandweer en
- het gooien met flessen/glas en/of stoeptegels en stenen naar en in de richting van de politie en brandweer en
- het schieten van vuurpijlen naar en in de richting van de politie en brandweer en
het schreeuwen en schelden ten opzichte van de politie en brandweer en agressief benaderen van politie en brandweer.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een leerstraf (Tools4U Plus) van 25 uren, subsidiair te vervangen door 12 dagen jeugddetentie.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de vordering van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het advies d.d. 04 oktober 2017 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Uit de rapportage komt naar voren dat de Raad voornamelijk risico’s ziet die gelegen zijn in de beïnvloedbaarheid, impulsiviteit, attitude en vaardigheidstekorten. De Raad acht het van belang dat verdachte leert om deze vaardigheden te vergroten. Dit zal de kans op recidive verkleinen. Daarbij dienen de ouders een ondersteunende houding aan te nemen en zicht te houden op de ontwikkeling van verdachte. De Raad heeft de rechtbank geadviseerd om verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel in de vorm van de gedragsinterventie Tools4U Plus.
Ter terechtzitting is voornoemde rapportage toegelicht door mw. [naam], werkzaam voor de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen hulpverleners, te weten brandweer en politie, in de nieuwjaarsnacht van 1 januari 2017.
De rechtbank stelt voorop dat het aan het bevoegde gezag - en niet aan verdachte of zijn mededaders - is om te beslissen of, en zo ja wanneer, een vreugdevuur dient te worden geblust. De rechtbank neemt verdachte en zijn mededaders kwalijk dat zij door hun gedrag de veiligheid en gezondheid op het spel hebben gezet van personen die hun werk deden ter uitvoering van voornoemde beslissing en die daar waren om de veiligheid van omwonenden en hun huizen/bezittingen te beschermen. Bij dit soort uitbarstingen van agressie bestaat de kans dat mensen ernstig, soms zelfs fataal, letsel oplopen. Dergelijk gedrag heeft in elk geval tot gevolg dat hulpverleners worden belemmerd in hun taakuitoefening en zich in toenemende mate onveilig voelen in hun werk. Ook het gevoel van veiligheid van andere burgers, met name van de betrokken buurtbewoners, wordt aangetast door dergelijke incidenten.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte spijt heeft van zijn handelen, dat hij gemotiveerd lijkt zijn leven een andere wending te geven en dat hij de afgelopen periode niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank is, gelet op de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een leerstraf, zoals door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerd, passend en geboden is.
De rechtbank ziet aanleiding om, anders dan gebruikelijk, de ondergane voorlopige hechtenis niet af te trekken van de op te leggen straf, omdat zij het van belang acht dat verdachte de op te leggen leerstraf volledig uitvoert.
De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige schuldigverklaring op zichzelf genomen geen beletsel behoort te zijn voor de afgifte van een Verklaring Omtrent Gedrag (hierna: VOG). Het weigeren van de afgifte van een VOG aan de verdachte op grond van – uitsluitend – de onderhavige strafzaak zou niet in verhouding staan tot de ernst van het bewezen verklaarde strafbare feit en al te zeer afbreuk doen aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de nog relatief jonge, doch gemotiveerde verdachte. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank op basis van de bijzonderheden van deze strafzaak niet aannemelijk dat de verdachte in de toekomst een maatschappelijk risico zal vormen en opnieuw strafbare feiten zal plegen. Onderhavig strafbaar feit kan worden betiteld als een “uitglijder”.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een leerstraf, bestaande uit het volgen van het leerproject Tools4U Plus voor de duur van 25 uren.Het leerproject moet plaatsvinden binnen 6 maanden.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de leerstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 12 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter/kinderrechter, mr. E. Läkamp en
mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 november 2017.
Mr. Klaassens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.