ECLI:NL:RBNNE:2017:4303

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
18/940009-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging tegen brandweer en politie tijdens nieuwjaarsnacht

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 1 januari 2017 in Elim openlijk geweld heeft gepleegd tegen brandweerlieden en politie, heeft de rechtbank op 9 november 2017 uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 2000, was betrokken bij een chaotische situatie waarin een groep van ongeveer 70 personen zich verzette tegen de brandweer die een vreugdevuur wilde blussen. Tijdens deze confrontatie werd er met zwaar vuurwerk, flessen en stenen naar de hulpverleners gegooid. De verdachte heeft, onder andere, Thunderkings afgestoken in de richting van de Mobiele Eenheid (ME).

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet het opzet had om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan de hulpverleners, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan openlijk in vereniging geweld plegen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de officier van justitie in overweging genomen, maar oordeelde dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De verdachte is vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar is veroordeeld tot een werkstraf van 50 uren voor het subsidiair bewezen verklaarde feit.

De rechtbank heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, de persoonlijke situatie van de verdachte en het advies van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank benadrukte het belang van de veiligheid van hulpverleners en de impact van dergelijk gedrag op de samenleving. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/940009-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 november 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
19 oktober 2017 en 26 oktober 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2017, te of bij [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) of meer burgers en/of brandweerlieden en/of (politie) ambtena(a)r(en), gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn en/of haar en/of hun bediening, (onder meer [slachtoffer] ) opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet
- ( zeer) zwaar vuurwerk heeft gegooid/geschoten in de richting van die burger(s) en/of brandweerlieden en/of ambtena(a)r(en) (dit vuurwerk veroorzaakte op drie, althans een, meter nog een te voelen drukgolf en/of luchtdruk) en/of
- met flessen en/of stoeptegels en/of bakstenen heeft gegooid in de richting van die ambtena(a)r(en) en/of brandweerlieden, waardoor die burger(s) en/of brandweerlieden en/of ambtena(a)r(en) om te voorkomen dat hij/zij geraakt werd(en) telkens opzij moest(en) stappen/springen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 1 januari 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Hoogeveen, openlijk, te weten, op of aan de openbare weg, (kruising) [straatnaam] en/of [straatnaam] en/of [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) burger(s) en/of (politie)ambtenaren en/of brandweerlieden door
  • het gooien van (zwaar) vuurwerk naar en/of in de richting van de politie en/of brandweer en/of burgers en/of
  • het gooien met flessen/glas en/of stoeptegels en/of (bak)stenen naar en/of in de richting van de politie en/of brandweer en/of burgers en/of
  • het schieten van vuurpijlen naar en/of in de richting van de politie en/of brandweer en/of burgers en/of
  • het aannemen van een agressieve houding (waaronder het schreeuwen en schelden) ten opzichte van de politie en/of brandweer en/of burgers en/of agressief benaderen van politie en/of brandweer en/of burgers.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij verwijst daartoe naar de aangifte van [slachtoffer] , het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [getuige 5] , het signalement dat overeenkomt met dat van verdachte en de verklaringen van medeverdachte [naam] en getuige [getuige 8] . Verdachte was er bij en heeft actief bijgedragen aan het geweld tegen de hulpverleners. De officier van justitie gaat er daarbij vanuit dat verdachte gericht met zwaar vuurwerk heeft gegooid naar de ME ( [slachtoffer] ) en dat gelet hierop poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel bewezen kan worden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair en het subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het primair ten laste gelegde stelt de raadsman dat niet kan worden bewezen dat verdachte het opzet had om anderen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, ook niet in voorwaardelijke zin, omdat hij niet opzettelijk in de richting van hulpverleners heeft geschoten. Verdachte heeft immers verklaard dat hij enkel in de lucht heeft geschoten.
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde plegen van openlijk geweld stelt de raadsman dat niet kan worden bewezen dat verdachte, door vuurwerk in de lucht te schieten, een significante bijdrage aan dit geweld heeft geleverd. Daarnaast stelt de raadsman dat verdachte enkel is aangehouden op grond van een signalement, waarvan met name zijn jas opviel, terwijl er die avond meerdere mensen rondliepen die aan het signalement van verdachte voldeden en van bedoelde jas veel exemplaren zijn verkocht.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe dat niet is gebleken dat verdachte het opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, om [slachtoffer] en/of anderen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Er was sprake van een chaotische situatie en van een grote groep relschoppers. Vanuit die groep werd door meerdere personen met (soortgelijk) vuurwerk in de richting van de brandweer en de ME gegooid. De rechtbank overweegt dat onvoldoende bekend is geworden over het gebruikte vuurwerk en de te verwachten effecten van dat vuurwerk (bij ontploffing
-zoals in casu- vlak bij of tussen een groep ME-ers), nu aanvullend onderzoek daarnaar ontbreekt.
De rechtbank komt wel tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde openlijk in vereniging geweld plegen tegen politieambtenaren en brandweerlieden.
De rechtbank past met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 oktober 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Toen de brandweer kwam om het vuur te blussen werd het grimmig. Er werd ook direct met vuurwerk naar de brandweer gegooid. De brandweer trok zich terug en toen kwam de ME en voerde charges uit. De situatie werd heel agressief en er werd ook met vuurwerk naar de ME gegooid en in die richting afgeschoten. Ik stond naar de ME te kijken en ik heb ook Thunderkings in de richting van de ME afgestoken. Ik richtte schuin naar boven, in de lucht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 januari 2017, opgenomen op pagina 484 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017046214 d.d. 26 februari 2017, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik ben werkzaam bij de vrijwillige brandweer van [vestigingsplaats] . Ik ben afgelopen oud en nieuw met mijn ploeg in [pleegplaats] geweest. We kwamen de weg inrijden en ze begonnen al te joelen en te schreeuwen. Nabij de ingang van de supermarkt kregen we al vuurwerk naar ons toegegooid.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2017, opgenomen op pagina 63 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [getuige 2] (ME-commandant):
Toen ik op 1 januari 2017 meeluisterde met de meldingen in het basisteam Zuid-West Drenthe kreeg ik mee dat er problemen waren in [pleegplaats] met betrekking tot de niet-vergunde brand cq. vreugdevuur op de kruising van de [straatnaam] met de [straatnaam] en dat deze brand niet geblust kon worden door de brandweer. Voornamelijk vanwege de gevaarzetting werd de ME ingezet. Ik zag rechts van de kruising een grote groep jeugd staan. Ik kon zien en horen dat er gejoeld en geschreeuwd werd. In de situatie die toen ontstond, werd een van de ME-groepen met enige regelmaat bekogeld met vuurwerk. Op enig moment kwam een man helemaal agressief aflopen op de ME-linie. De agressie van de man leidde ik af uit het feit dat hij zijn armen helemaal gebogen naar beneden had met de ellebogen wijd naar buiten.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 januari 2017, opgenomen op pagina 72 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [getuige 3] :
Ik hoorde dat er met veel geschreeuw werd gereageerd op de brandweer. Ik zag dat na enkele seconden er met vuurwerk naar de brandweer werd gegooid. Ik zag en hoorde dat dit vooral zwaar vuurwerk betrof. Ook zag ik dat er meerdere keren met een vuurwerkpistool werd geschoten. Ik zag dat er dusdanig veel vuurwerk werd gegooid dat er niemand uit het brandweervoertuig stapte.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 januari 2017, opgenomen op pagina 502 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [getuige 4] :
Ik werk bij de vrijwillige brandweer in [vestigingsplaats] . In de nacht van 1 januari 2017 was ik bevelvoerder te [pleegplaats] . Ik zag dat er vanuit de groep mensen op het kruispunt vuurwerk naar ons werd gegooid en geschoten. Ik zag en hoorde dat er langs de auto en onder de auto
vuurwerk ontplofte. Ik zag ook dat er vuurpijlen op onze auto werden afgeschoten.
Gezien de situatie en de veiligheid voor mijn personeel heb ik toen besloten niet uit te stappen. Doordat de groep zo ontzettend groot was en door het gooien met het vuurwerk beangstigde dit mij om uit te stappen. Wij zijn achterwaarts teruggereden.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2017, opgenomen op pagina 389 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant [getuige 5] :
Op 1 januari 2017 omstreeks 01:15 uur was ik, verbalisant, werkzaam als lid van de mobiele eenheid ter plaatse in [pleegplaats] . Ik zag dat er een persoon was die middels een voorwerp wat hij in zijn hand had vuurwerk op ons afschoot. Dit vuurwerk kwam vlak achter mij terecht en ontplofte daar. Ik voelde een drukgolf en hoorde een piep in mijn oor van de knal. Ik denk dat als het vuurwerk mij geraakt zou hebben, ik hier letsel aan over zou houden. Dit denk ik, omdat het vuurwerk met hoge snelheid op mij af kwam en de kracht van de explosie.
Ik kan de persoon als volgt omschrijven:
Grijze glimmende jas
Capuchon met een witte verticale streep in het midden
Kleine rugzak
Donkere schoenen, maar met een witte zool.
Wij gingen terug naar de kruising [straatnaam] met de [straatnaam] . Ik zag dat wij vervolgens wederom, in een tijdsbestek van ongeveer een kwartier, 5 keer beschoten werden door dezelfde persoon met een voorwerp.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 januari 2017, opgenomen op pagina 422 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Vandaag, 1 januari 2017, was ik in dienst als groepslid van de [afdeling] van de Mobiele Eenheid. Omstreeks 01.15 uur werden wij als groep opgeroepen om naar [pleegplaats] , gemeente Hoogeveen, te gaan omdat het daar onrustig was bij een illegaal vreugdevuur aan de [straatnaam] . Ter plaatse zou een groep van ongeveer 80 personen met zwaar vuurwerk gooien en weigeren te vertrekken bij het vreugdevuur. Terwijl wij door de [straatnaam] aan het chargeren waren werd er meerdere keren op ons, en op mij persoonlijk, door een manspersoon met vuurwerk geschoten. Ik zag dat de man een klein voorwerp in zijn rechterhand had waarmee hij een voorwerp op mij afschoot. Ik zag en hoorde dat dit voorwerp vlak boven mijn hoofd ontplofte. Ik schat dat de afstand tot mijn hoofd ongeveer 2 tot 3 meter was. Ik kon alles redelijk goed zien omdat alle straatverlichting aan was en omdat het ME voertuig, wat achter onze linie stond, met groot licht scheen op de menigte. Ik kan de manspersoon als volgt omschrijven:
Blanke man, leeftijd 15-20 jaar, lengte circa 1.80 meter, tenger postuur, gekleed in grijs/zwarte glimmende jas. Toen de man met zijn rug naar ons toe stond zag ik dat er een lichte streep over de capuchon zat. De man droeg een kleine donkere rugzak op zijn rug.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2017, opgenomen op pagina 452 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [getuige 6] en [getuige 7] :
Op vrijdag 20 januari 2017 brachten wij, verbalisanten [getuige 6] en [getuige 7] een bezoek aan het adres van verdachte [verdachte] , [straatnaam] te [pleegplaats] . In de hal hing een aantal jassen aan een kapstok. Ik, verbalisant [getuige 7] vroeg daarop of de jas van verdachte [verdachte] , die hij tijdens zijn aanhouding aan had, daar tussen zat. De moeder van verdachte [verdachte] haalde
vervolgens de jas die hij tijdens zijn aanhouding aan had van de kapstok. Verdachte
[verdachte] beaamde dat dit de jas betrof die hij aan had tijdens zijn aanhouding. Door mij, verbalisant [getuige 6] is van de achterkant van de jas een foto gemaakt. De foto van de jas is bij dit proces-verbaal toegevoegd (pagina 456).
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 01 januari 2017, opgenomen op pagina 460 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
Ik had 50 stuks Single Shots/Thunderkings vuurwerk bij mij. Ik droeg die nacht zwarte Adidas schoenen en een jas van Coolcat. De schoenen zijn zwart met een witte zool. De jas is zwart met grijs. Een gladde jas met capuchon.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 01 januari 2017, opgenomen op pagina 466 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
Ik had een grijze Eastpack rugzak bij mij.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 24 januari 2017, opgenomen op pagina 471 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte] :
Aan de verdachte worden foto’s 1 en 2 getoond (pagina 476). Verdachte: De persoon met de capuchon op dat ben ik.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d.19 januari 2017, opgenomen op pagina 527 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 8] :
Ik heb gezien dat er vuurwerk en flessen bier werden gegooid in de richting van de brandweer en de politie. Ik heb gezien dat [naam] , [naam] [de rechtbank begrijpt: [naam] ] en [naam] flessen bier en vuurwerk naar de brandweer hebben gegooid.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d. 25 januari 2017, opgenomen op pagina 256 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [naam] :
Ik zie allemaal jongens schreeuwen en ik hoor een keer klets van een bierflesje. Ik zag dat er vuurwerk naar de brandweer werd gegooid en dat er bierflesjes naar de brandweer werden gegooid. Ook van die Thunderkings, daar werd mee op de brandweer geschoten. [verdachte] stond achter mij en had de hele tijd een grote bek tegen de politie. [verdachte] heeft met shocks, dat zijn Thunderkings, van die schietpijpjes, naar de politie gegooid/geschoten. Dat was vaker dan één keer.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 januari 2017, opgenomen op pagina 133 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 9] :
Ik heb gezien dat er onder andere stenen en vuurwerk naar de ME werden gegooid.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank gaat uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Tijdens de nieuwjaarsnacht op 1 januari 2017 ontstonden er in het centrum van [pleegplaats] problemen met een groep jeugdigen van ongeveer 70 personen. Aanleiding was een vreugdevuur op het kruispunt [straatnaam] / [straatnaam] waarvan de politie en de brandweer op een bepaald moment oordeelden dat dit gevaar opleverde en geblust diende te worden.
De brandweer kwam ter plaatse om het vuur te doven, maar werd daarbij zo ernstig gehinderd dat zij onmogelijk haar werk kon uitvoeren en zich genoodzaakt zag om zich terug te trekken. Personen uit de groep gooiden met vuurwerk, flesjes en stenen in de richting van de brandweerlieden. Vervolgens werd ook de ME, onder aansporing van opruiend en beledigend geschreeuw, belaagd door een groep mensen en bekogeld met vuurwerk, stenen, stoeptegels, glas en bierflesjes. Verdachte maakte deel uit van deze groep.
Verdachtes bijdrage aan dit openlijk geweld bestond uit schreeuwen en uit het, op die plek en onder voornoemde omstandigheden, afsteken van vuurwerk, te weten Thunderkings, in de richting van de ME.
Het verweer van de raadsman met betrekking tot het signalement van verdachte en de door hem gedragen jas, volgt de rechtbank niet. Verdachte heeft desgevraagd zelf verklaard dat hij zichzelf en zijn jas op foto’s herkent terwijl voorts geenszins duidelijk is geworden dat er daadwerkelijk andere personen aanwezig waren met een zelfde (Coolcat) jas.
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat verdachte een actieve rol heeft gehad en aldus een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld richting brandweer en politie heeft geleverd. Verdachte had zich van dit geweld kunnen distantiëren, maar heeft in plaats daarvan juist de confrontatie gezocht. Hij is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf maar door een mededader zijn verricht, aansprakelijk.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 1 januari 2017 te [pleegplaats] , in de gemeente Hoogeveen, openlijk, te weten op de openbare weg, (kruising) [straatnaam] en [straatnaam] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen politieambtenaren en brandweerlieden door
- het gooien van (zwaar) vuurwerk naar en in de richting van de politie en brandweer en
- het gooien met flessen/glas en/of stoeptegels en stenen naar en in de richting van de politie en brandweer en
- het schieten van vuurpijlen naar en in de richting van de politie en brandweer en
het schreeuwen en schelden ten opzichte van de politie en brandweer en agressief benaderen van politie en brandweer.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het subsidiair bewezen verklaarde levert op: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair te vervangen door 50 dagen jeugddetentie, waarvan 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het primair en het subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het advies d.d. 08 september 2017 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Uit de rapportage komt naar voren dat er geen zorgen zijn over de opgroei- en opvoedsituatie van verdachte. Verdachte functioneert positief op alle levensgebieden en het is van groot belang dat dit wordt gecontinueerd. Hij zet zich in voor school/werk in het belang van zijn toekomst en ontwikkelt zich adequaat. Wel merkt de Raad op dat als blijkt dat het aandeel van verdachte in het delict groter is dan hij nu stelt, het van belang is om aandacht te hebben voor zijn alcoholgebruik en zijn attitude/vaardigheden. Dit kan vanuit ouders met hem worden opgepakt. Een consequentie op zijn gedrag is dan passend, aangezien hij dan een grens heeft overschreden.
De Raad voor de Kinderbescherming heeft de rechtbank geadviseerd om verdachte een werkstraf op te leggen.
Ter terechtzitting is voornoemde rapportage toegelicht door mw. [naam] , werkzaam voor de Raad voor de Kinderbescherming.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen hulpverleners, te weten brandweer en politie, in de nieuwjaarsnacht van 1 januari 2017.
De rechtbank stelt voorop dat het aan het bevoegde gezag - en niet aan verdachte of zijn mededaders - is om te beslissen of, en zo ja wanneer, een vreugdevuur dient te worden geblust. De rechtbank neemt verdachte en zijn mededaders kwalijk dat zij door hun gedrag de veiligheid en gezondheid op het spel hebben gezet van personen die hun werk deden ter uitvoering van voornoemde beslissing en die daar waren om de veiligheid van omwonenden en hun huizen/bezittingen te beschermen. Bij dit soort uitbarstingen van agressie bestaat de kans dat mensen ernstig, soms zelfs fataal, letsel oplopen. Dergelijk gedrag heeft in elk geval tot gevolg dat hulpverleners worden belemmerd in hun taakuitoefening en zich in toenemende mate onveilig voelen in hun werk. Ook het gevoel van veiligheid van andere burgers, met name van de betrokken buurtbewoners, wordt aangetast door dergelijke incidenten.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte heeft aangegeven dat hij de ernst van de zaak nu wel inziet, dat er verder geen zorgen zijn met betrekking tot zijn ontwikkeling en dat hij de afgelopen periode niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank is, gelet op de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een werkstraf van 50 uren passend en geboden is. De rechtbank komt tot oplegging van een iets zwaardere straf dan voor de minderjarige medeverdachten in deze zaak omdat zij het aandeel van verdachte in het openlijk geweld groter acht dan het aandeel van de medeverdachten, nu zij ervan uitgaat dat verdachte wel degelijk meermalen met (zwaar) vuurwerk in de richting van de ME heeft geschoten.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de onderhavige schuldigverklaring op zichzelf genomen geen beletsel behoort te zijn voor de afgifte van een Verklaring Omtrent Gedrag (hierna: VOG). Het weigeren van de afgifte van een VOG aan de verdachte op grond van – uitsluitend – de onderhavige strafzaak zou niet in verhouding staan tot de ernst van het bewezen verklaarde strafbare feit en al te zeer afbreuk doen aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de nog relatief jonge, doch gemotiveerde verdachte. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank op basis van de bijzonderheden van deze strafzaak niet aannemelijk dat de verdachte in de toekomst een maatschappelijk risico zal vormen en opnieuw strafbare feiten zal plegen. Onderhavig strafbaar feit kan worden betiteld als een “uitglijder”.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een werkstraf voor de duur van 50 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 25 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter/kinderrechter, mr. E. Läkamp en
mr. R. Depping, rechters, bijgestaan door mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 november 2017.
Mr. Klaassens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.