ECLI:NL:RBNNE:2017:4288

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
10 november 2017
Zaaknummer
18/940012-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging tegen brandweer en politie tijdens nieuwjaarsnacht in Elim

Op 9 november 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij openlijke geweldpleging tegen de brandweer en politie tijdens de nieuwjaarsnacht van 1 januari 2017 in Elim. De verdachte, geboren in 2000, was aanwezig bij een vreugdevuur dat door de brandweer moest worden geblust. Tijdens deze actie werd de brandweer ernstig gehinderd door een groep van ongeveer 70 personen, die vuurwerk, flessen en stenen naar de hulpverleners gooide. De verdachte heeft, volgens de rechtbank, een actieve rol gespeeld door vuurwerk af te steken en te schreeuwen, wat bijdroeg aan de escalatie van de situatie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage aan het geweld had geleverd en dat hij zich had kunnen distantiëren van de gewelddadige acties, maar dit niet deed. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een taakstraf van 25 uren, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die gemotiveerd leek om zijn leven een andere wending te geven. De uitspraak benadrukt de ernst van het geweld tegen hulpverleners en de impact daarvan op de veiligheid van zowel hulpverleners als omwonenden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/940012-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 november 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
19 oktober 2017 en 26 oktober 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.A. van der Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 januari 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Hoogeveen, openlijk, te weten, op of aan de openbare weg, (kruising) [straatnaam] en/of [straatnaam] en/of [straatnaam] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) burger(s) en/of (politie)ambtenaren en/of brandweerlieden door
  • het gooien van (zwaar) vuurwerk naar en/of in de richting van de politie en/of brandweer en/of burgers en/of
  • het gooien met flessen/glas en/of stoeptegels en/of (bak)stenen naar en/of in de richting van de politie en/of brandweer en/of burgers en/of
  • het schieten van vuurpijlen naar en/of in de richting van de politie en/of brandweer en/of burgers en/of
  • het aannemen van een agressieve houding (waaronder het schreeuwen en schelden) ten opzichte van de politie en/of brandweer en/of burgers en/of agressief benaderen van politie en/of brandweer en/of burgers;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte de menigte kracht bij heeft gezet door een steen te gooien en door te midden van deze menigte, terwijl de menigte de politie en de brandweer bekogelde met stenen, vuurwerk en flesjes, vuurwerk af te steken.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat verdachte geen substantiële bijdrage heeft geleverd aan het geweld waar de tenlastelegging op ziet. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte weliswaar een steentje heeft gegooid naar een voorbij rijdende gepantserde ME bus, maar dat was op de [straatnaam], en niet bij het vreugdevuur op het kruispunt [straatnaam] / [straatnaam] . Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, alles weggestreept moet worden, met uitzondering van het gooien van een steen naar de politie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 19 oktober 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Op een gegeven moment kwamen de politie en de brandweer in beeld en toen ging het fout. Ik stond vooraan in de groep. De personen achter en naast mij gooiden met vuurwerk en bierflesjes. Ik heb Thunderkings afgestoken te midden van de groep mensen. U vraagt mij of ik heb geschreeuwd en gejoeld. Ik heb wel wat geschreeuwd, maar ik weet niet meer wat.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 januari 2017, opgenomen op pagina 484 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017046214 d.d. 26 februari 2017, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik ben werkzaam bij de vrijwillige brandweer van [vestigingsplaats] . Ik ben afgelopen oud en nieuw met mijn ploeg in [pleegplaats] geweest. We kwamen de weg inrijden en ze begonnen al te joelen en te schreeuwen. Nabij de ingang van de supermarkt kregen we al vuurwerk naar ons toegegooid.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2017, opgenomen op pagina 63 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [getuige 2] (ME-commandant):
Toen ik op 1 januari 2017 meeluisterde met de meldingen in het basisteam Zuidwest Drenthe kreeg ik mee dat er problemen waren in [pleegplaats] met betrekking tot de niet-vergunde brand c.q. vreugdevuur op de kruising van de [straatnaam] met de [straatnaam] en dat deze brand niet geblust kon worden door de brandweer. Voornamelijk vanwege de gevaarzetting werd de ME ingezet. Ik zag rechts van de kruising een grote groep jeugd staan. Ik kon zien en horen dat er gejoeld en geschreeuwd werd. In de situatie die toen ontstond, werd een van de ME-groepen met enige regelmaat bekogeld met vuurwerk. Op enig moment kwam een man helemaal agressief aflopen op de ME-linie. De agressie van de man leidde ik af uit het feit dat hij zijn armen helemaal gebogen naar beneden had met de ellebogen wijd naar buiten.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 januari 2017, opgenomen op pagina 72 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [getuige 3] :
Ik hoorde dat er met veel geschreeuw werd gereageerd op de brandweer. Ik zag dat na enkele seconden er met vuurwerk naar de brandweer werd gegooid. Ik zag en hoorde dat dit vooral zwaar vuurwerk betrof. Ook zag ik dat er meerdere keren met een vuurwerkpistool werd geschoten. Ik zag dat er dusdanig veel vuurwerk werd gegooid dat er niemand uit het brandweervoertuig stapte.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 9 januari 2017, opgenomen op pagina 502 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Ik werk bij de vrijwillige brandweer in [vestigingsplaats] . In de nacht van 1 januari 2017 was ik bevelvoerder te [pleegplaats] . Ik zag dat er vanuit de groep mensen op het kruispunt vuurwerk naar ons werd gegooid en geschoten. Ik zag en hoorde dat er langs de auto en onder de auto
vuurwerk ontplofte. Ik zag ook dat er vuurpijlen op onze auto werden afgeschoten.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 januari 2017, opgenomen op pagina 70 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant [getuige 5] :
Ik zag dat er vuurwerk in onze richting [de rechtbank begrijpt: in de richting van de ME] geschoten werd, waarvan ik de indruk had dat dit vuurpijlen waren. Ik zag ook dat er met glas naar ons werd gegooid.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d.
1 januari 2017, opgenomen op pagina 165 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 6] :
Ik heb gezien dat personen met vuurpijlen op de politie hebben geschoten.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor minderjarige medeverdachte d.d. 26 januari 2017, opgenomen op pagina 208 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 7]
Ik heb een steen, resten van een stukgeslagen stoeptegel, richting de ME gegooid. U vraagt mij of ik nog andere dingen heb gezien die in de richting van de brandweer en de politie werden gegooid. Ik heb vuurwerk, stenen en ook bieflesjes gezien.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor medeverdachte d.d.
1 januari 2017, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 8]:
Ik heb gezien dat er onder andere stenen en vuurwerk naar de ME werden gegooid.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 januari 2017, opgenomen op pagina 527 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 9] :
Ik heb gezien dat er vuurwerk en flessen bier werden gegooid in de richting van de brandweer en de politie. Ik heb gezien dat [naam] , [naam] [de rechtbank begrijpt: [naam] ] en [verdachte] flessen bier en vuurwerk naar de brandweer hebben gegooid.
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
De rechtbank gaat uit van de volgende feitelijke gang van zaken.
Tijdens de nieuwjaarsnacht op 1 januari 2017 ontstonden er in het centrum van [pleegplaats] problemen met een groep jeugdigen van ongeveer 70 personen. Aanleiding was een vreugdevuur op het kruispunt [straatnaam] / [straatnaam] waarvan de politie en de brandweer op een bepaald moment oordeelden dat dit gevaar opleverde en geblust diende te worden.
De brandweer kwam ter plaatse om het vuur te doven, maar werd daarbij zo ernstig gehinderd dat zij onmogelijk haar werk kon uitvoeren en zich genoodzaakt zag om zich terug te trekken. Personen uit de groep gooiden met vuurwerk, flesjes en stenen in de richting van de brandweerlieden. Vervolgens werd ook de ME, onder aansporing van opruiend en beledigend geschreeuw, belaagd door een groep mensen en bekogeld met vuurwerk, stenen, stoeptegels, glas en bierflesjes. Verdachte maakte deel uit van deze groep.
Verdachtes bijdrage aan dit openlijk geweld bestond uit schreeuwen en uit het, op die plek en onder voornoemde omstandigheden, afsteken van vuurwerk, te weten Thunderkings.
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat verdachte een actieve rol heeft gehad en aldus een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld richting brandweer en politie heeft geleverd. Verdachte had zich van dit geweld kunnen distantiëren, maar heeft in plaats daarvan juist de confrontatie gezocht. Hij is derhalve ook voor die daden die niet feitelijk door hemzelf maar door een mededader zijn verricht, aansprakelijk.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 1 januari 2017 te [pleegplaats] , in de gemeente Hoogeveen, openlijk, te weten op de openbare weg, (kruising) [straatnaam] en [straatnaam] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen politieambtenaren en brandweerlieden door
  • het gooien van (zwaar) vuurwerk naar en in de richting van de politie en brandweer en
  • het gooien met flessen/glas en/of stoeptegels en stenen naar en in de richting van de politie en brandweer en
  • het schieten van vuurpijlen naar en in de richting van de politie en brandweer en
  • het schreeuwen en schelden ten opzichte van de politie en brandweer en agressief benaderen van politie en brandweer.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot 20 uren taakstraf, subsidiair te vervangen door 10 dagen vervangende jeugddetentie.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de straf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft acht geslagen op het advies d.d. 4 oktober 2017 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Uit de rapportage komt naar voren dat verdachte op vrijwel alle gebieden goed functioneert. Er lijkt geen sprake te zijn van een antisociale attitude en verdachte beschikt over voldoende leeftijdsadequate vaardigheden. Verdachte is evenwel geneigd om spanning op te zoeken en vindt het interessant om bij incidenten te gaan kijken. Hij lijkt hier echter niet actief aan deel te nemen. Om te voorkomen dat verdachte weer met politie in aanraking komt, is het van belang dat hij leert wanneer een situatie gaat escaleren en hij weg moet lopen. Hiervoor zal aandacht moeten zijn vanuit zijn omgeving en bij verdachte zelf.
De Raad heeft de rechtbank geadviseerd om verdachte een taakstraf op te leggen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen hulpverleners, te weten brandweer en politie, in de nieuwjaarsnacht van 1 januari 2017.
De rechtbank stelt voorop dat het aan het bevoegde gezag - en niet aan verdachte of zijn mededaders - is om te beslissen of, en zo ja wanneer, een vreugdevuur dient te worden geblust. De rechtbank neemt verdachte en zijn mededaders kwalijk dat zij door hun gedrag de veiligheid en gezondheid op het spel hebben gezet van personen die hun werk deden ter uitvoering van voornoemde beslissing en die daar waren om de veiligheid van omwonenden en hun huizen/bezittingen te beschermen. Bij dit soort uitbarstingen van agressie bestaat de kans dat mensen ernstig, soms zelfs fataal, letsel oplopen. Dergelijk gedrag heeft in elk geval tot gevolg dat hulpverleners worden belemmerd in hun taakuitoefening en zich in toenemende mate onveilig voelen in hun werk. Ook het gevoel van veiligheid van andere burgers, met name van de betrokken buurtbewoners, wordt aangetast door dergelijke incidenten.
Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte gemotiveerd lijkt zijn leven een andere wending te geven en dat hij de afgelopen periode niet opnieuw met politie of justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank is, gelet op de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een taakstraf, zoals door de Raad geadviseerd, passend en geboden is.
De rechtbank komt tot een hogere taakstraf dan door de officier van justitie werd gevorderd, omdat de rechtbank geen aanleiding ziet het aandeel van verdachte, dat gelijk is aan het aandeel van anderen, te laten leiden tot een lagere straf.
De rechtbank is van oordeel dat de onderhavige schuldigverklaring op zichzelf genomen geen beletsel behoort te zijn voor de afgifte van een Verklaring Omtrent Gedrag (hierna: VOG). Het weigeren van de afgifte van een VOG aan de verdachte op grond van – uitsluitend – de onderhavige strafzaak zou niet in verhouding staan tot de ernst van het bewezen verklaarde strafbare feit en al te zeer afbreuk doen aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de nog relatief jonge, doch gemotiveerde verdachte. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank op basis van de bijzonderheden van deze strafzaak niet aannemelijk dat de verdachte in de toekomst een maatschappelijk risico zal vormen en opnieuw strafbare feiten zal plegen. Onderhavig strafbaar feit kan worden betiteld als een “uitglijder”.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 25 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 12 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Depping, voorzitter, mr. E. Läkamp, rechter en mr. B.I. Klaassens, kinderrechter, bijgestaan door mr. T. Smit, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 november 2017.
Mr. B.I. Klaassens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.