ECLI:NL:RBNNE:2017:428

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 januari 2017
Publicatiedatum
13 februari 2017
Zaaknummer
18/850050-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling minderjarige verdachte voor diefstal en heling van bromfietsen met bijzondere voorwaarden en taakstraf

Op 30 januari 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met anderen beschuldigd werd van diefstal en heling van zeven bromfietsen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, waarbij hij in vereniging met anderen handelde. De feiten vonden plaats in de gemeente Groningen tussen oktober 2015 en mei 2016. De verdachte is ter terechtzitting verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. P. Rietberg, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie, met een onvoorwaardelijk deel gelijk aan de duur van het voorarrest, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de jeugdreclassering en deelname aan een intensief traject. Daarnaast is er een taakstraf van 100 uren opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, gezien zijn strafrechtelijke verleden en de ernst van de feiten, een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de adviezen van de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdreclassering, die wezen op de noodzaak van begeleiding en toezicht om recidive te voorkomen.

De rechtbank heeft de benadeelde partij, [slachtoffer5], niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er onvoldoende informatie was om de hoogte van de schade te beoordelen. Tevens is de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie gelast, maar omgezet in een taakstraf van 40 uren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de zaak op een zorgvuldige manier hebben beoordeeld en de belangen van de verdachte en de maatschappij in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850050-16
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/218250-15

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 30 januari 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 januari 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P. Rietberg, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 oktober 2015, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een bromfiets/scooter (Vespa, Touring), welke was geplaatst aan/nabij het [straatnaam] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) die weg te nemen bromfiets/scooter onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 april 2016 tot en met 17 april 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen een bromfiets/scooter (Piaggio), welke was geplaatst aan/nabij de [straatnaam] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) die weg te nemen bromfiets/scooter onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 14 mei 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een (snor)bromfiets/scooter (Vespa), welke was geplaatst aan/nabij de [straatnaam] en/of [straatnaam] , geheel of ten dele toebehorende aan de politie Noord-Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders die (snor)bromfiets/scooter onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 mei 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een goed te weten een (snor)bromfiets/scooter (Vespa) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij/zij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 17 mei 2016, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een (snor)bromfiets/scooter (Piaggio), welke was geplaatst aan/nabij de [pleegplaats] en/of het [pleegplaats] , geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders die(snor)bromfiets/scooter onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2 (met uitzondering van braak en/of verbreking), 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven zich ten aanzien van de bewijsvraag in het standpunt van de officier van justitie te kunnen vinden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het onder 3 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 bewezen verklaarde, met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 januari 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 2 november 2015, opgenomen op pagina 33 e.v. van het dossier met nummer [dossiernaam] , d.d. 9 september 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer1] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 januari 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 19 april 2016, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer2] .
Ten aanzien van het onder 3 subsidiair ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 januari 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 19 april 2016, opgenomen op pagina 73 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] .
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 januari 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 20 mei 2016, opgenomen op pagina 205 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer4] , mede namens [slachtoffer3] .
De rechtbank acht ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde niet te bewijzen dat verdachte en zijn mededader de bromfiets/scooter onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, zodat verdachte van dat onderdeel van tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen het onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 oktober 2015 in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets/scooter (Vespa, Touring), welke was geplaatst aan/nabij het [straatnaam] , toebehorende aan [slachtoffer1] , waarbij verdachte en zijn mededader die weg te nemen bromfiets/scooter onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking;
2.
hij in de periode van 16 april 2016 tot en met 17 april 2016 in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets/scooter (Piaggio), welke was geplaatst aan/nabij de
[straatnaam] , toebehorende aan [slachtoffer2] .
3, subsidiair
hij op 14 mei 2016 in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander een goed te weten een (snor)bromfiets/scooter (Vespa) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op 17 mei 2016 in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (snor)bromfiets/scooter (Piaggio), welke was geplaatst aan/nabij de [pleegplaats] en/of het [pleegplaats] , toebehorende aan [slachtoffer3] , waarbij verdachte en zijn mededader die
(snor)bromfiets/scooter onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
2. Diefstal, door twee of meer verenigde personen.
3, subsidiair Medeplegen van opzetheling.
4. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde tot het volgende wordt veroordeeld:
- een jeugddetentie van 122 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de door de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad) geadviseerde bijzondere voorwaarden, waaronder het traject ITB Harde Kern en elektronisch toezicht, beide gedurende de eerste drie maanden van de proeftijd, en verder scholing en/of een verplichte dagbesteding bij [naam instantie] of een soortgelijke instelling.
- een werkstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen jeugddetentie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ervoor gepleit om bijzondere voorwaarden op te leggen die niet te knellend voor verdachte zullen zijn en waarvan de kans groot is dat verdachte zich er aan zal kunnen houden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding, onder de nummers 1, 3 en 5 zijn vermeld en het ter terechtzitting door de officier van justitie toegevoegde zesde ad informandum gevoegde feit [1] en welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich (samen met anderen) schuldig gemaakt aan diefstal dan wel heling van zeven bromfietsen. Hij heeft er daarmee blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen. Dergelijke feiten veroorzaken veel hinder, schade en ergernis voor de betrokkenen. Verder draagt heling bij aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit, nu door heling een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen wordt gecreëerd.
Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Leerplichtwet.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 3 januari 2017 in de afgelopen jaren reeds meermalen voor soortgelijke vermogensdelicten werd veroordeeld. Verder heeft verdachte een deel van de onderhavige feiten kort na een eerdere veroordeling voor een soortgelijk feit, in de bij die veroordeling vastgestelde proeftijd, gepleegd. Kennelijk heeft deze veroordeling hem niet van het plegen van nieuwe strafbare feiten weerhouden.
De rechtbank is van oordeel dat de hoeveelheid en de ernst van de feiten en het strafrechtelijke verleden van verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie zonder meer rechtvaardigen.
De rechtbank heeft ook gelet op de adviezen van de Raad en de jeugdbescherming zoals die in verschillende rapportages en ter terechtzitting naar voren zijn gebracht. Daaruit is gebleken dat verdachte een jongen is met een laag cognitief niveau en een beperkt inzicht in probleemsituaties. Om het risico op recidive te verlagen wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarde toezicht door de jeugdreclassering op te leggen, zoals dat in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte ook was opgelegd. Het toezicht dient daarbij te worden uitgevoerd door de [naam instantie] . Daarbij wordt een intensief traject van ITB Harde Kern, gecombineerd met een elektronisch toezicht, gedurende de eerste drie maanden van de proeftijd van belang geacht, naast scholing en/of een dagbesteding via [naam instantie] . Ofschoon verdachte zich ter terechtzitting aanvankelijk tegen elektronisch toezicht heeft verzet, heeft hij verklaard een dergelijk toezicht te verkiezen boven een onvoorwaardelijke jeugddetentie.
De rechtbank zal gelet hierop een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest en zal aan een voorwaardelijk strafdeel de door de Raad en jeugdreclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. Daarnaast acht de rechtbank de oplegging van een werkstraf van na te noemen duur passend.
De rechtbank realiseert zich dat de bijzondere voorwaarden ITB Harde Kern en elektronisch toezicht verdachte zwaar zullen vallen, maar acht de oplegging aan verdachte van een minder zwaar regime, als bepleit door de raadsvrouw, onvoldoende om hem van het opnieuw plegen van strafbare feiten te weerhouden.

Benadeelde partij

[slachtoffer5] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het door verdachte erkende onder 6 ad informandum gevoegde feit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van verdachte van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. De rechtbank zal echter niet overgaan tot schorsing van het onderzoek om de hoogte van die schade alsnog te doen aantonen. Dit zal namelijk leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 29 januari 2016, gewezen door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een jeugddetentie voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 13 februari 2016.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 20 januari 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de bij voornoemd vonnis van 29 januari 2016 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken, acht de rechtbank termen aanwezig om de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie om te zetten in een taakstraf. De rechtbank bepaalt de hoogte van die taakstraf op 40 uren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77gg, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 subsidiair en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een jeugddetentie voor de duur van 122 dagen.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
100 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
3. dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich op door de [naam instantie] (hierna: jeugdreclassering) te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde gedurende de eerste drie maanden van de proeftijd zal meewerken aan het traject ITB Harde Kern;
3. dat veroordeelde zich gedurende de eerste drie maanden van de proeftijd onder elektronisch toezicht zal stellen;
4. dat veroordeelde onderwijs zal volgen en/of een dagbesteding zal hebben bij [naam instantie] of een soortgelijke instelling, zulks te bepalen door de jeugdreclassering.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving door veroordeelde van de voorwaarden en hem ten behoeve daarvan te begeleiden.

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 100 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer5]in de vordering niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/218250-15:
Gelast het verrichten van een taakstraf voor de duur van 40 uren, in plaats van de last tot tenuitvoerlegging van jeugddetentie voor de duur van 2 weken, oorspronkelijk opgelegd bij vonnis gewezen door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen d.d. van 29 januari 2016.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 2 weken zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. A. Fokkema en mr. J.V. Nolta, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 januari 2017.

Voetnoten

1.In voornoemd dossier opgenomen als zaak 6, BHV 2016142958.