ECLI:NL:RBNNE:2017:4252

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 november 2017
Publicatiedatum
8 november 2017
Zaaknummer
18/840041-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor meerdere diefstallen in vereniging met zijn vader

Op 3 november 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001, die samen met zijn vader betrokken was bij vier diefstallen van bedrijfsauto's in de provincie Groningen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn vader in vereniging handelden en dat de diefstallen plaatsvonden tussen 24 mei en 7 juni 2017. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 61 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en aan hem werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en de verplichting om onderwijs te volgen.

De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende bewijsmiddelen, waaronder getuigenverklaringen, camerabeelden en telefoongegevens. De verdachte en zijn vader werden herkend door getuigen en op camerabeelden van de diefstallen. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstallen, ondanks de verdediging die pleitte voor vrijspraak op basis van gebrek aan bewijs. De rechtbank verwierp de argumenten van de verdediging en concludeerde dat de verdachte en zijn vader samen de diefstallen hadden gepleegd, waarbij zij telkens gebruik maakten van een zwarte Volvo V 50 om de gestolen voertuigen te vervoeren.

De rechtbank verklaarde het openbaar ministerie niet ontvankelijk in een deel van de tenlastelegging en sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten. De vorderingen van benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding aan [bedrijf 4] moest worden betaald, terwijl de vorderingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] niet ontvankelijk werden verklaard wegens gebrek aan onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/840041-17
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/840082-17

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.

3 november 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
20 oktober 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.R. Stoeten, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/840041-17
1.
hij op of omstreeks 24 mei 2017 te Beerta, (althans) in de gemeente Oldamt, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen, een (bedrijfs)auto (Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken] ) (met inhoud, (waaronder/te weten) kentekenbewijzen en/of een rijbewijs en/of andere goederen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
2.
hij op of omstreeks 02 juni 2017 te Veendam, (althans) in de gemeente Veendam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een bedrijfs/servicebus (Iveco, kenteken [kenteken] (met inhoud, (waaronder/te weten) een compressor, waterboormachine (inclusief 8/10 boren), speciale widia beitels met lucht hamer, gewone beitels, hogedrukreiniger, grote hoeveelheid PVC buizen van klein tot groot, een wakker stamper, gewone boormachines
(waarvan een (1) een rode Hilti), flex, accuschroefboormachines, pvc boren en/of andere goederen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 02 juni 2017 te Stadskanaal, (althans) in de gemeente Stadskanaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (bedrijfs)auto (Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken] ) (met inhoud, (waaronder/te weten) (een) flex(en), verfstrippers, overalls, kabelhalspels voor krachtstroom, een reserveband, een amarilsteen, messen voor het bekappen van koeien, tubes componenten lijm, koppelstukken voor stroomkabels en/of
andere goederen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
4.
hij op of omstreeks 02 juni 2017 te Stadskanaal, (althans) in de gemeente Stadskanaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (bedrijfs)auto (Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken] ) (met inhoud, (waaronder/te weten) (een) flex(en), verfstrippers, overalls, kabelhalspels voor krachtstroom, een reserveband, een amarilsteen, messen voor het bekappen van koeien, tubes componenten lijm, koppelstukken voor stroomkabels en/of
andere goederen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Parketnummer 18/840082-17
hij op of omstreeks 07 juni 2017 te Leek, (althans) in de gemeente Leek,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
(bedrijfs/bestel)auto (VW Transporter, kenteken [kenteken] ) en/of een aanhanger
(kenteken [kenteken] ) (met inhoud, (waaronder/te weten) tuingereedschap en/of
andere goederen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s).

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moet worden verklaard in het onder 4 ten laste gelegde onder parketnummer 18/840041-17, nu dit hetzelfde feit betreft als het onder 3 ten laste gelegde.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder parketnummer 18/840041-17 1, 2 en 3 en het onder parketnummer 18/840082-17 ten laste gelegde kan worden bewezen. De officier van justitie baseert zich onder meer op de aangiftes, meerdere getuigenverklaringen, de ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten overeenkomende modus operandi, de processen-verbaal van bevindingen waarin door de verbalisanten is beschreven: dat en hoe verdachte door hen is herkend, dat de telefoon van verdachte (een enkele keer samen met de telefoon van de medeverdachte) bij sommige ten laste gelegde feiten rond het tijdstip van de diefstal een zendmast aanstraalt in de buurt van het bedrijf waar de bedrijfsauto weggenomen wordt en
dat meermalen is vastgesteld dat de zwarte Volvo en de gestolen bedrijfsauto kort na de diefstal achter elkaar aanrijden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder parketnummer 18/840041-17 1, 2 en 3 en het onder parketnummer 18/840082-17 ten laste gelegde bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niemand heeft gezien dat het voertuig daadwerkelijk is weggenomen. Dat de inzittenden van een zwarte Volvo V 50 het voertuig hebben weggenomen is slechts een vermoeden. Bovendien is niet vastgesteld dat verdachte één van de inzittenden was van de zwarte Volvo V 50. Hij is niet herkend tijdens een fotoconfrontatie. Verdachtes telefoon is niet in de buurt geregistreerd op het moment waarop het voertuig is weggenomen. Het weggenomen voertuig is ook niet bij verdachte of de medeverdachte aangetroffen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er vraagtekens zijn te plaatsen bij het proces-verbaal van herkenning. In dit proces-verbaal wordt gerelateerd dat verbalisanten verdachte herkennen als degene die de bus heeft weggenomen. De persoon die op de beelden is te zien is voor niemand, en dus ook niet voor de verbalisanten te herkennen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de door getuige [slachtoffer 3] opgegeven signalementen van de verdachten niet overeenkomen met de signalementen van verdachte en zijn vader.
Ten aanzien van het onder parketnummer 18/840082-17 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een alternatief scenario heeft aangedragen voor het feit dat zijn vader in de gestolen bedrijfsauto is aangetroffen. Dit alternatieve scenario past wellicht in het dreigingsbeeld rondom de familie van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Parketnummer 18/840041-17
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 24 mei 2017, opgenomen op pagina 187 en verder van het dossier met nummer 2017211817 d.d. 11 augustus 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 24 mei 2017 tussen 16:55 en 17:05 uur is mijn Volkswagen bedrijfsauto met het kenteken [kenteken] weggenomen in Beerta. Ik had de bus niet afgesloten. In de bus lagen onder andere een kentekenbewijs, een rijbewijs, een jachtakte, een poortopener, een TomTom, een krik en een krukje.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 26 mei 2017, opgenomen op pagina 191 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 24 mei 2017 was ik bij de boerderij in Beerta. Rond 17:00 uur zag ik een zwarte Volvo V 50 rijden. Ik zag dat deze ons terrein opreed. Ik zag dat er twee mensen in de auto zaten, een jongere man en een oudere man. De bestuurder was een blanke man van 30-40 jaar oud. Hij had tatoeages, ik denk op zijn arm. De bijrijder was een blanke man van rond de 20 jaar oud. Hij droeg een pet met een klep en een schoudertas. Ik heb de jongen ongeveer drie keer heen en weer zien lopen tussen de Volvo en de bedrijfsauto.
Vervolgens zag ik dat de oudere man ook naar de bedrijfsauto liep. Ongeveer 10 minuten later zag ik de bedrijfsauto wegrijden. De zwarte Volvo was weg toen ik de bedrijfsauto zag rijden.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 26 mei 2017, opgenomen op pagina 194 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] , voor zover hier van belang:
Op 24 mei 2017 was ik vanwege een storing op een boerderij in Beerta. Toen ik buiten kwam om materialen te halen zag ik dat er een zwarte Volvo stationcar achter mijn auto stond. Een jonge vent van ongeveer 17 jaar met een crèmekleurig shirt en iets met rood en een petje, sprak mijn collega aan. De bestuurder van de auto had zwart achterovergekamd haar. Hij sprak met een Amsterdams accent ofzo. Het was geen Groninger. Rond 17:00 uur miste [slachtoffer 1] zijn auto. Tegen 17:30 uur zag ik bij een tankstation in Winschoten diezelfde zwarte Volvo staan. Ik zag dat de man met het zwarte gekamde haar en die jonge vent met dat petje in die auto zaten. Ik heb het kenteken van de auto genoteerd en dat is [kenteken] .
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van tonen selectie bij fotobewijsconfrontatie van Politie Noord-Nederland d.d. 18 juli 2017, opgenomen op pagina 249 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Onmiddellijk toen foto 2 op het beeldscherm verscheen, zag ik dat [getuige 2] achterover ging hangen en ik hoorde hem vervolgens zeggen: "dat is hem. Oude foto. Dat is hem." Na afloop van de confrontatie deelde de confrontatieleider mij mee dat in de getoonde selectie de foto van de verdachte [medeverdachte] op plaats 2 stond.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 31 mei 2017, opgenomen op pagina 231 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op camerabeelden d.d. 24 mei 2017 om 16:48 uur is te zien dat een zwarte Volvo stationcar met kenteken [kenteken] komt aanrijden over de [straatnaam] te Beerta, komend uit de richting Winschoten. Op een ander bestand is te zien dat om 17:07 uur een grijze Volkswagen Caddy vanuit Nieuw Beerta het centrum van Beerta inrijdt over de [straatnaam] . Dit gebeurt met verhoogde snelheid. Het kenteken van deze Volkswagen is [kenteken] . Dit betreft het vanaf de [straatnaam] te Beerta ontvreemde voertuig. Om 17:07 uur rijdt een zwarte Volvo met dezelfde snelheid achter de weggenomen Volkswagen aan, in dezelfde richting. Het gaat wederom om de Volvo met kenteken [kenteken] .
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 9 juni 2017, opgenomen op pagina 46 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Mijn man en zoon handelen samen in auto's. Ik rijd alleen in onze Volvo V 50 als ik boodschappen ga doen of als ik naar Den Bosch ga. Verder rijdt mijn man in die auto. Er is maar één sleutel bij die auto. Niemand anders heeft een sleutel van de auto.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 13 juni 2017, opgenomen op pagina 222 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
[medeverdachte] heeft recent auto's aan mij verkocht. Uit mijn administratie blijkt dat zijn achternaam [verdachte] is. Zijn zoon is altijd bij hem. Hij heet [verdachte] .
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 8 juni 2017, opgenomen op pagina 277 en verder van het dossier met nummer 2017211817 d.d. 11 augustus 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 2 juni 2017, tussen 16.15 en 17.00 is mijn witte bus van het merk Iveco met kenteken
VT-304-Z weggenomen vanaf de [straatnaam] in Veendam. In de auto waren onder andere de volgende materialen aanwezig: compressor, waterboormachine inclusief 8/10 boren, speciale widia beitels met luchthamer, gewone beitels, hogedrukreiniger, grote hoeveelheid PVC buizen van klein tot groot, een wakkerstamper, gewone boormachines (waarvan 1 een rode Hilti), Flex, accuschroef, PVC-boren.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 13 juni 2017, opgenomen op pagina 291 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 13 juni 2017 bekeken wij, verbalisanten, beelden van een bewakingscamera van [bedrijf 1] van de diefstal van een voertuig uit Veendam. Op de beelden is te zien dat een man op slippers met een rode korte broek en een roze/oranje shirt en een tasje om zijn nek op de weg loopt voor het bedrijf. Wij, verbalisanten, herkennen voor 100% [verdachte] van [geboortedatum] 2001. Wij herkennen [verdachte] aan de manier waarop hij loopt en aan zijn postuur. Op de beelden is ook te zien dat [verdachte] zijn hand door zijn haar haalt.
Wij, verbalisanten, zijn 8 juni 2017 en 12 juni 2017 met [verdachte] in verhoor geweest en hebben daardoor een goed beeld van hem. [verdachte] haalde tijdens het verhoor ook een aantal keren zijn hand op die manier door zijn haar. Op de beelden is te zien dat [verdachte] een aantal keren voor het bedrijf langsloopt. Wij zien dat [verdachte] contact heeft met de bestuurder van een zwarte Volvo V 50. Ten tijde van dit gesprek zien wij dat [verdachte] een zwarte pet op zijn hoofd zet.
Op een gegeven moment zien wij dat [verdachte] aan de bestuurderskant van de witte bestelbus instapt en ermee weg rijdt. Wij zien [verdachte] op de bestuurdersstoel zitten. Wij herkennen [verdachte] hierbij aan zijn roze/oranje shirt en aan zijn pet.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 12 juni 2017, opgenomen op pagina 293 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Naar aanleiding van een diefstal van een bedrijfsauto gepleegd op 2 juni 2017 in Veendam, werden de veiligheidsbeelden bekeken. Bij de hieronder genoemde tijdstippen moet exact 30 minuten worden opgeteld. De hierna genoteerde tijden zijn de tijden die op het scherm worden weergegeven.
16:15 uur: Er rijdt een zwarte Volvo V 50 over de [straatnaam] in de richting van de [straatnaam] .
16:19 uur: Een zwarte Volvo V 50 parkeert aan de overkant van de [straatnaam] .
16:20 uur: Vanaf de straatzijde, naast de geparkeerde auto, verschijnt een persoon die langs de later weggenomen bedrijfsauto loopt.
Het signalement van persoon NN1 is: blanke jongen, ongeveer 20 jaar en donkerblond haar. Kleding: korte rode broek en oranje T-shirt. Hij loopt op slippers en draagt een donkere heuptas. De Volvo V 50 parkeert ongeveer 10 m verder dan waar deze eerder stond. Als de Volvo stil gaat staan, staat de NN1 naast dit voertuig.
16:21 uur: De Volvo V 50 er rijdt langzaam iets naar achteren, waarbij NN1 ernaast blijft lopen, kijkend in de richting van de bestuurder. De Volvo gaat stilstaan en NN1 blijft hiernaast staan, ter hoogte van het bestuurdersportier.
16:23: NN1 loopt weg vanaf de Volvo in de richting van de later weggenomen bedrijfsauto.
Een seconde later begint ook de Volvo te rijden.
16:27: De bestuurdersdeur van de witte bedrijfsauto wordt geopend. Er stapt iemand in en de witte bedrijfsauto rijdt om 16:27:35 uur weg in de richting van de [straatnaam] . Ook de zwarte Volvo V 50 gaat rijden in de richting van de [straatnaam] , achter de witte bedrijfsauto aan. De Volvo volgt de bedrijfsauto met een tussenliggende afstand tussen de 50 en 100 meter.
4. De eigen waarneming van de rechtbank op de terechtzitting van 20 oktober 2017:
De rechtbank heeft ter zitting een gedeelte van de onder bewijsmiddel 3 bedoelde camerabeelden bekeken en heeft het volgende daarop waargenomen. Te zien is dat een witte bedrijfsauto geparkeerd staat. Vervolgens is te zien dat een zwarte auto aan komt rijden. Daarna is te zien dat een jonge man, gekleed in een rood shirt, enige malen heen en weer loopt en daarna contact lijkt te hebben met de inzittende van de zwarte auto. Vervolgens is te zien dat de zwarte auto uit het beeld verdwijnt. Dan is te zien dat de jonge man met rood shirt achter de witte bedrijfsauto verdwijnt. Daarna is te zien dat hij het portier aan de bestuurderszijde van die bus opent, achter het stuur gaat zitten en vervolgens met die bedrijfsauto wegrijdt.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 30 juni 2017, opgenomen op pagina 121 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
In het onderzoek werd een visitekaartje op naam van [bedrijf 2] aangetroffen met daarop de volgende gegevens:
* e-mail adres [emailadres]
* telefoonnummer [nummer]
* telefoonnummer [nummer]
De veiliggestelde data van de uitgelezen telefoons werden aan het onderzoeksteam verstrekt en onderzocht door een verbalisant. Hierbij zag de verbalisant geregistreerd staan:
* iPhone: Contact 317 name [verdachte] created 16-3-2017 mobiel + [nummer]
* iPhone: Call log time stamp 23-4-2017 outgoing WhatsApp. From: [nummer] @s.whatsapp.net [medeverdachte] (owner) to: [nummer] @s.whatsapp.net [verdachte] .
Telefoonnummer [nummer] . Op 2 juni 2017 stonden onder andere de volgende belcontacten geregistreerd: 16:54:43, 16:54:50, 16:55:49, 16:58:27 en 16:58:34. Straat: [straatnaam] . Plaats: Veendam.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 9 juni 2017, opgenomen op pagina 46 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Mijn man en zoon handelen samen in auto's. Ik rijd alleen in onze Volvo V 50 als ik boodschappen ga doen of als ik naar Den Bosch ga. Verder rijdt mijn man in die auto. Er is maar één sleutel bij die auto. Niemand anders heeft een sleutel van de auto.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 13 juni 2017, opgenomen op pagina 222 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
[medeverdachte] heeft recent auto's aan mij verkocht. Uit mijn administratie blijkt dat zijn achternaam [verdachte] is. Zijn zoon is altijd bij hem. Hij heet [verdachte] .
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 juni 2017, opgenomen op pagina 378 en verder van het dossier met nummer 2017211817 d.d. 11 augustus 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 2 juni 2017 tussen 18:30 en 19:00 uur is mijn zwarte Volkswagen Caddy met kenteken
[kenteken] weggenomen vanaf de [straatnaam] te Stadskanaal. In de bus zaten onder andere twee flexen, verfstrippers, overalls, kabelhaspels voor krachtstroom, een reserveband, een amarilsteen, messen voor het bekampen van koeien, tubes componentenlijm en koppelstukken voor stroomkabels. In de bus lagen ook mijn portemonnee, mijn rijbewijs, identiteitsbewijs en het kentekenbewijs van de bus. De autosleutels had ik in de middenconsole van de bus gelegd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 2 juni 2017, opgenomen op pagina 385 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 2 juni 2017 tussen 18:45 en 19:00 uur was ik klaar met werken op de boerderij van mijn vader en oom aan de [straatnaam] in Stadskanaal. Vanaf het terrein van de boerderij voor de stal zag ik een onbekende zwarte Volvo V 50 rijden. De auto had kentekenplaten met 3 × 2 cijfers of letters. De bestuurder was een man ouder dan 45 jaar.
Ik zag vervolgens de zwarte Volkswagen Caddy van mijn oom [slachtoffer 3] ook vanaf de stal komen, het terrein afrijden en achter de zwarte Volvo aanrijden. In de bus zat een blanke man met kortgeschoren lichtkleurig haar en hij was gekleed in een roze/rode polo.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 30 juni 2017, opgenomen op pagina 121 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
In het onderzoek werd een visitekaartje op naam van [bedrijf 2] aangetroffen met daarop de volgende gegevens:
* e-mail adres [emailadres]
* telefoonnummer [nummer]
* telefoonnummer [nummer]
De veiliggestelde data van de uitgelezen telefoons werden aan het onderzoeksteam verstrekt en onderzocht door een verbalisant. Hierbij zag de verbalisant geregistreerd staan:
* iPhone: Contact 317 name [verdachte] created 16-3-2017 mobiel + [nummer]
* iPhone: Call log time stamp 23-4-2017 outgoing WhatsApp. From: [nummer] @s.whatsapp.net [medeverdachte] (owner) to: [nummer] @s.whatsapp.net [verdachte] .
Op 2 juni 2017 stonden onder andere de volgende belcontacten geregistreerd:
Telefoonnummer [nummer] . 18:48:30, 18:48:35, 18:49:33, 18:49:35 en 18:49:45.
Straat: [straatnaam] . Plaats: Stadskanaal.
Telefoonnummer [nummer] . 19:16:08 en 19:16:12.
Straat: [straatnaam] . Plaats: Westerbroek.
Telefoonnummer [nummer] . 19:16:07 en 19:16:12.
Straat: [straatnaam] . Plaats: Westerbroek.
Telefoonnummer [nummer] belt op 2 juni 2017 om 18:49 uur naar telefoonnummer [nummer] . De duur van dit gesprek was 8 seconden. Beide telefoonnummers bevonden zich op dat moment binnen het dekkingsgebied van de zendmast gevestigd aan de [straatnaam] in Stadskanaal.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 9 juni 2017, opgenomen op pagina 46 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Mijn man en zoon handelen samen in auto's. Ik rijd alleen in onze Volvo V 50 als ik boodschappen ga doen of als ik naar Den Bosch ga. Verder rijdt mijn man in die auto. Er is maar één sleutel bij die auto. Niemand anders heeft een sleutel van de auto.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 13 juni 2017, opgenomen op pagina 222 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
[medeverdachte] heeft recent auto's aan mij verkocht. Uit mijn administratie blijkt dat zijn achternaam [verdachte] is. Zijn zoon is altijd bij hem. Hij heet [verdachte] .
Parketnummer 18/840082-17
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 7 juni 2017, opgenomen op pagina 43 en verder van het dossier met nummer 2017211817 d.d. 11 augustus 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Op 7 juni 2017 is mijn Volkswagen Transporter met kenteken [kenteken] weggenomen. Ik was om 16:00 uur bij mijn bedrijfspand aan de [straatnaam] in Leek. Ik had mijn bus voor het pand gezet. Ik had de motor uit en de sleutels in het contactslot. Ik was daar ongeveer 10 minuten bezig toen ik plotseling mijn bus hoorde starten en deze weg zag rijden met de aanhanger erachter. In de bus zit al mijn tuingereedschap.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 8 juni 2017, opgenomen op pagina 145 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Het klopt dat ik de bus waarin ik ben aangehouden, heb weggenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 8 juni 2017, opgenomen op pagina 167 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Gisteren reed ik samen met mijn vader in onze zwarte Volvo. Hij zou met een andere auto weggaan; dat is blijkbaar gelukt. Ik ben uiteindelijk in mijn eentje met deze auto naar huis gereden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 7 juni 2017, opgenomen op pagina 64 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 7 juni 2017 hoorde ik omstreeks 16:15 uur dat in Leek een grijze Volkswagen Transporter was gestolen. Ik hoorde dat deze auto richting Julianaplein te Groningen zou rijden. Hierop heb ik de meldkamer verzocht om de Volvo V50 met kenteken [kenteken] in de ANPR te gooien. Heel kort erna hoorde ik dat deze auto zojuist op het Julianaplein te Groningen door de ANPR was gereden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 8 juni 2017, opgenomen op pagina 71 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 7 juni 2017 om 16:26 uur is een zwarte Volvo V 50 met kenteken [kenteken] vastgelegd op een ANPR-camera. Deze camera is gevestigd op de A7 vlak voor het verkeersplein Julianaplein in Groningen. Deze locatie is ongeveer 10 minuten rijden van waar de bedrijfsauto is weggenomen.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 9 juni 2017, opgenomen op pagina 66 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 7 juni 2017 deed ik, verbalisant, onderzoek naar camerabeelden afkomstig van het bedrijf [bedrijf 3] uit Leek.
Om 16:01 uur zie ik een licht gekleurde Volkswagen Transporter met daarachter een aanhanger in de richting van de [straatnaam] rijden.
Om 16:02 uur zie ik een Volvo V 50 in dezelfde richting als de Volkswagen Transporter rijden.
Om 16:09 zie ik een licht gekleurde bus met aanhanger met een hogere snelheid om een stilstaande vrachtauto heen rijden. Ik zag dat de witte bus met aanhanger vanuit de richting van de [straatnaam] kwam. Om 16:09 zag ik een zwarte Volvo V 50 om dezelfde vrachtwagen heen rijden als waar de lichtgekleurde Volkswagen omheen reed. Hij kwam uit de richting van de [straatnaam] .
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 9 juni 2017, opgenomen op pagina 46 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Mijn man en zoon handelen samen in auto's. Ik rijd alleen in onze Volvo V 50 als ik boodschappen ga doen of als ik naar Den Bosch ga. Verder rijdt mijn man in die auto. Er is maar één sleutel bij die auto. Niemand anders heeft een sleutel van de auto.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 13 juni 2017, opgenomen op pagina 222 en verder van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
[medeverdachte] heeft recent auto's aan mij verkocht. Uit mijn administratie blijkt dat zijn achternaam [verdachte] is. Zijn zoon is altijd bij hem. Hij heet [verdachte] .
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de hierboven genoemde bewijsmiddelen blijkt dat er in de provincie Groningen in de periode van 24 mei 2017 tot en met 7 juni 2017 vier bedrijfsauto's zijn gestolen die - in drie gevallen onafgesloten - bij de bedrijven van de aangevers stonden.
Ten aanzien van de diefstallen in Beerta, Veendam en Stadskanaal kan worden vastgesteld dat er telkens een zwarte Volvo V 50 in de buurt was van de plaats delict. Bij de diefstal in Beerta weet een getuige het kenteken van de Volvo V 50, te weten [kenteken] , te noteren. Door getuige Van Aalst wordt medeverdachte [medeverdachte] in een meervoudige fotoconfrontatie herkend. Daarnaast kan worden vastgesteld dat er telkens twee personen zijn betrokken bij deze diefstallen. Zij rijden gezamenlijk in de zwarte Volvo V 50 naar het bedrijf waar een bedrijfsauto wordt weggenomen. Vervolgens rijden de bedrijfsauto en de Volvo steeds kort na of achter elkaar weg en worden vervolgens in elkaars nabijheid door een getuige ( [slachtoffer 3] ) en waarnemingen op camerabeelden gesignaleerd.
De diefstal in Veendam is te zien op camerabeelden. De persoon op de beelden die in de weggenomen bus stapt en ermee wegrijdt wordt door verbalisanten herkend als verdachte [verdachte] .
De rechtbank overweegt met betrekking tot de herkenning door verbalisanten van verdachte op de camerabeelden in Veendam het volgende.
De bevindingen van de verbalisanten omtrent de overeenkomsten tussen de verdachte en de op de camerabeelden waargenomen persoon die met de bedrijfsauto wegrijdt, zijn naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. De verbalisanten hebben hun bevindingen zorgvuldig en met oog voor detail gerelateerd en hebben deugdelijk gemotiveerd op basis van welke uiterlijke kenmerken dan wel gedragskenmerken van verdachte zij tot hun bevindingen zijn gekomen. Er is geen begin van aannemelijkheid dat zij niet hebben kunnen waarnemen wat zij in hun processen-verbaal hebben gerelateerd. Voor zover de verdediging vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde heeft bepleit op de grond dat het proces-verbaal van herkenning niet mag worden gebezigd voor het bewijs, gaat de rechtbank daaraan voorbij.
De Volvo V 50 met kenteken [kenteken] blijkt op naam te staan van [getuige 3] . Zij wordt als getuige gehoord en verklaart dat zij slechts in de Volvo V 50 rijdt als zij boodschappen gaat doen of als zij naar Den Bosch gaat. Verder rijdt haar man [medeverdachte] in de auto. Er is maar één sleutel bij die auto en niemand anders heeft een sleutel. Daarnaast verklaart zij dat haar man en haar zoon [verdachte] samen in de autohandel zitten. Verdachte verklaart zelf dat hij vaak met zijn vader op pad is in de Volvo V 50 voor de autohandel. Dit maakt het aannemelijk dat het verdachte en zijn vader zijn geweest die in de Volvo V 50 zijn gezien door de diverse getuigen. Ook de signalementen die daarbij zijn gegeven passen bij de signalementen van verdachte en zijn vader, medeverdachte [medeverdachte] .
Getuige [getuige 4] heeft nog verklaard dat hij auto's aan [medeverdachte] verkocht.
De zoon van [medeverdachte] is altijd bij hem en die zoon heet [verdachte] .
Ten aanzien van de diefstal in Veendam die blijkens de aangifte op 2 juni 2017 tussen 16.15 uur en 17.00 uur heeft plaatsgehad, komt daar nog het volgende bij. Uit telefoongegevens blijkt dat de telefoon van verdachte op 2 juni 2017 tussen 16:54:43 en 16:58:34 een zendmast aan de [straatnaam] in Veendam heeft aangestraald.
De rechtbank stelt vast dat de mobiele telefoon met telefoonnummer [nummer] aan de verdachte toebehoort en dat hij deze gebruikt.
De verklaring van verdachte dat de mobiele telefoon met telefoonnummer [nummer] door zijn zusje zou worden gebruikt acht de rechtbank onaannemelijk, nu verdachte blijkens het aangetroffen visitekaartje datzelfde telefoonnummer in combinatie met zijn naam gebruikt.
Ten aanzien van de diefstal in Stadskanaal die blijkens de aangifte op 2 juni 2017 tussen 18.30 uur en 19.00 uur heeft plaatsgehad, komt daar nog bij dat deze diefstal heeft plaatsgevonden ongeveer twee uren nadat de diefstal in het nabijgelegen Veendam is gepleegd.
De omschrijving van de kleding die verdachte droeg in Stadskanaal komt overeen met de omschrijving van de kleding die verdachte droeg in Veendam, zoals blijkt uit het proces-verbaal van herkenning door de verbalisanten.
Bovendien blijkt dat het telefoonnummer [nummer] , dat blijkens de bewijsmiddelen aan medeverdachte [medeverdachte] toebehoort, om 18:49 uur naar telefoonnummer [nummer] heeft gebeld, het telefoonnummer van verdachte.
Beide telefoonnummers bevonden zich op dat moment binnen het dekkingsgebied van de zendmast gevestigd aan de [straatnaam] in Stadskanaal en waren dus ten tijde van het strafbare feit in de nabijheid van het bedrijf van aangever.
Gelet op alle hierboven genoemde omstandigheden, in samenhang bezien met de overige inhoud van het dossier en bij het uitblijven van enige (aannemelijke) alternatieve verklaring van verdachte omrent de gang van zaken zoals die uit het voorgaande blijkt, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte en zijn vader de diefstallen in Beerta, Veendam en Stadskanaal hebben gepleegd.
Ook de diefstal in Leek op 7 juni 2017 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen. Uit camerabeelden is gebleken dat de later weggenomen bedrijfsauto om 16:01 uur richting het bedrijf van aangever rijdt. Een minuut later rijdt er een zwarte Volvo V 50 richting het bedrijf van aangever. Om 16:09 rijdt de bedrijfsauto de andere kant op, weg van het terrein van de aangever. Heel kort daarop rijdt een Volvo V 50 er achteraan. Voorts blijkt dat de weggenomen bedrijfsauto en de Volvo V 50 met kenteken [kenteken] kort na elkaar over het Julianaplein te Groningen zijn gereden.
Gelet op deze werkwijze van verdachte en zijn vader, die identiek is aan de werkwijze bij de overige ten laste gelegde feiten, en gelet op het feit dat de vader van verdachte ongeveer 15 minuten na de diefstal wordt aangehouden in de weggenomen bedrijfsauto, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de diefstal.
Bij de politie heeft verdachte een alternatief scenario geschetst. Ter terechtzitting heeft hij dit alternatieve scenario herhaald. Verdachte heeft ter zitting aangevoerd dat hij met zijn vader in de auto reed, toen zij ineens vanuit een andere auto bedreigd werden met een pistool. Verdachte en zijn vader zijn toen gestopt op een carpoolplaats. De vader van verdachte is vervolgens gevlucht door in een bedrijfsauto te stappen die met draaiende motor op de betreffende carpoolplaats stond. Verdachte is vanaf de carpoolplaats met de Volvo V 50 naar huis gereden.
Het alternatieve scenario van verdachte schuift de rechtbank als onaannemelijk terzijde. De rechtbank overweegt daartoe dat blijkens de aangifte de bedrijfsauto is weggenomen vanaf de [straatnaam] in Leek. De aangifte wordt op dat punt ondersteund door de camerabeelden, nu uit die beelden blijkt dat de bedrijfsauto tussen 16:01 en 16:09 uur twee keer is gezien in de buurt van de [straatnaam] , terwijl beide keren een Volvo V 50 achter de bedrijfsauto aanreed.
Daarnaast heeft de vader van verdachte verklaard dat zijn belagers hebben geschoten waarbij een kogel in de Volvo terecht is gekomen, terwijl verdachte heeft verklaard dat er (slechts) sprake zou zijn geweest van een bedreiging met een pistool. Voorts vallen in de verklaringen van verdachtes vader, afgelegd op 8 juni 2017 en 10 juli 2017, de aangifte, twee belangrijke verschillen op. Volgens de verklaring van 8 juni 2017 had hij de auto al verlaten toen hij voor het eerst het wapen zag. Volgens de aangifte van 10 juli 2017 zou hij - terwijl hij nog in de auto zat - een confrontatie met zijn belager hebben gehad, waarbij hij de loop van het pistool zou hebben vastgepakt en waarbij bovendien zou zijn geschoten, wat zeer ingrijpend is. Tot slot blijkt uit het dossier dat verdachte helemaal niets over dit voorval aan zijn moeder heeft verteld toen hij thuiskwam. Dit alles maakt het verhaal van verdachte en zijn vader over de bedreiging en beschieting als reden voor het wegnemen van de bedrijfsauto naar het oordeel van de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig.
Dat er volgens de politie inderdaad een kogelinslag is aangetroffen in de Volvo V 50 maakt dat niet anders, nu niet is gebleken wanneer er in de bodemplaat van de Volvo V 50 is geschoten.
Vervolgens is aan de orde de vraag of er ter zake deze vier feiten sprake is van medeplegen . De rechtbank stelt voorop dat medeplegen kan worden bewezen indien is komen vast te staan dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeverdachten.
De rechtbank is van oordeel dat de rol van verdachte bij alle ten laste gelegde feiten als die van een medepleger moet worden aangemerkt. Voor dit oordeel acht de rechtbank van belang dat verdachte en zijn medeverdachte de diefstallen altijd samen pleegden. Verdachte en medeverdachte gingen samen naar de plaats delict om vervolgens samen te vertrekken in die zin dat een van hen de Volvo bestuurde waarmee naar de plaats delict was gereden en de ander het gestolen voertuig bestuurde. Daarbij komt bij dat de rollen van verdachte en zijn medeverdachte bij alle diefstallen kennelijk inwisselbaar waren. Soms bestuurde vader het weggenomen voertuig, soms verdachte. Bij de diefstallen in Veendam en Stadskanaal was het verdachte die de feitelijke wegnemingshandeling verrichtte. Bij de diefstal in Leek heeft de medeverdachte de wegnemingshandeling verricht. Gelet op deze omstandigheid en bij het uitblijven van enige verklaring van verdachte omtrent de rolverdeling tussen zijn medeverdachte en hem, is de rechtbank van oordeel dat tussen verdachte en de medeverdachte een bewuste en nauwe samenwerking heeft bestaan ten aanzien van het wegnemen van de voertuigen zoals ten laste gelegd, nu zijn bijdrage aan de diefstallen hiertoe van voldoende gewicht is geweest.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat medeplegen door verdachte bewezen kan worden.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van het onder parketnummer 18/840041-17 1, 2 en 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/840082-17.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/840041-17
1.
hij op 24 mei 2017 te Beerta, in de gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, een (bedrijfs)auto (Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken] ) met inhoud, waaronder kentekenbewijzen en een rijbewijs en andere goederen toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
2.
hij op 2 juni 2017 te Veendam, in de gemeente Veendam, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bedrijfs/servicebus (Iveco, kenteken [kenteken] met inhoud, waaronder een compressor, waterboormachine (inclusief 8/10 boren), speciale widia beitels met luchthamer, gewone beitels, hogedrukreiniger, grote hoeveelheid PVC buizen van klein tot groot, een wakker stamper, gewone boormachines (waarvan 1 een rode Hilti), flex, accuschroefboormachines, pvc boren en/of andere goederen, toebehorende aan [slachtoffer 2] ;
3.
hij op 2 juni 2017 te Stadskanaal, in de gemeente Stadskanaal, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bedrijfsauto (Volkswagen Caddy, kenteken [kenteken] ) met inhoud, waaronder (een) flex(en), verfstrippers, overalls, kabelhalspels voor krachtstroom, een reserveband, een amarilsteen, messen voor het bekappen van koeien, tubes componentenlijm, koppelstukken voor stroomkabels en/of andere goederen, toebehorende aan [slachtoffer 3] .
Parketnummer 18/840082-17
hij op 7 juni 2017 te Leek, in de gemeente Leek, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (bedrijfs/bestel)auto (VW Transporter, kenteken [kenteken] ) en een aanhanger (kenteken [kenteken] ) met inhoud, waaronder tuingereedschap en/of andere goederen, toebehorende aan
[slachtoffer 4] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/840041-17
1.
diefstal door twee of meer verenigde personen
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen
3.
diefstal door twee of meer verenigde personen
Parketnummer 18/840082-17

diefstal door twee of meer verenigde personen

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake alle hem ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen waarvan 61 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijke deel moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden van een meldplicht bij de jeugdreclassering en het volgen van onderwijs gedurende de proeftijd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, gepleit voor een lagere voorwaardelijke jeugddetentie dan de officier van justitie heeft gevorderd. Verdachte heeft nog aangevoerd dat de bijzondere voorwaarde van een onderwijsplicht naar zijn mening niet nodig is.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier diefstallen van bedrijfsauto's. Hij heeft deze diefstallen samen met zijn vader gepleegd. Samen gingen zij in de Volvo V 50 van zijn vader op pad in de provincie Groningen om bij diverse bedrijven te zoeken naar bedrijfsauto's die bij voorkeur niet afgesloten waren en aldus makkelijk meegenomen konden worden. Verdachte of zijn vader nam vervolgens de bedrijfsauto weg en de ander bestuurde dan de Volvo V 50.
Verdachte heeft zich blijkbaar louter laten leiden door de zucht naar geldelijk gewin en heeft geen enkel respect getoond voor andermans eigendommen. De diefstallen hebben veel schade en hinder veroorzaakt voor de aangevers, nu zij voor de uitvoering van hun werkzaamheden afhankelijk waren van hun bedrijfsauto.
Daarnaast rekent de rechtbank verdachte aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor het plegen van deze strafbare feiten.
Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor strafbare feiten. Daarnaast heeft verdachte zich goed gehouden aan de voorwaarden die verbonden waren aan de schorsing van zijn voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het omtrent verdachte opgemaakte advies van de Raad voor de kinderbescherming (de Raad) d.d. 13 oktober 2017. Uit dit rapport blijkt dat verdachte door de opgelegde schorsingsvoorwaarden in staat is gebleken om zijn vaardigheden te vergroten, door naar school te gaan en goed mee te werken aan de begeleiding vanuit de jeugdreclassering. De Raad is van mening dat de heldere en strakke kaders moeten worden voortgezet wanneer het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, om het recidiverisico zoveel mogelijk te verkleinen.
De Raad adviseert om aan verdachte een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde dat verdachte wordt begeleid vanuit de jeugdreclassering. Daarnaast adviseert de Raad om als bijzondere voorwaarde de verplichting van het volgen van onderwijs op te nemen. De rechtbank kan zich verenigen met dit advies en zal aan verdachte een straf opleggen conform de eis van de officier van justitie. Aan het voorwaardelijke strafdeel zullen de in het dictum nader te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1.
[slachtoffer 1]tot een bedrag van € 4.890,95 ter zake van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2.
[slachtoffer 3]tot een bedrag van € 17.616,11 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
3.
[bedrijf 4]tot een bedrag van € 718,52 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] niet ontvankelijk moeten worden verklaard bij gebrek aan onderbouwing van deze vorderingen.
De vordering van de benadeelde partij [bedrijf 4] kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van hoofdelijkheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat alle benadeelde partijen niet ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vordering, nu de raadsman vrijspraak heeft bepleit van alle ten laste gelegde feiten.
De raadsman heeft zich subsidiair ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] op het standpunt gesteld dat deze niet ontvankelijk moeten worden verklaard bij gebrek aan onderbouwing van deze vorderingen.
Aanhouding van de strafzaak om deze benadeelde partijen in de gelegenheid te stellen de vorderingen nader te onderbouwen, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van de vordering van [bedrijf 4] op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van rechtstreekse schade door toedoen van verdachte. Verdachte is niet in de weggenomen bus aangetroffen en heeft evenmin het verkeersongeval veroorzaakt.
Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat op grond van de stukken niet kan worden vastgesteld of de opgevoerde schade reëel is. Daarnaast moet de btw nog worden afgetrokken van de gevorderde schade, omdat de benadeelde partij Btw-plichtig is.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van benadeelde [bedrijf 4] (onder parketnummer 18/840082-17 ten laste gelegd)
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [bedrijf 4] de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/840082-17 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf
7 juni 2017.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door de medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Ten aanzien van de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] (onder parketnummer 18/840041-17 onder 1 en 3 ten laste gelegd)
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat beide benadeelde partijen schade hebben geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/840041-17 onder 1 en 3 bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partijen de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk in het onder parketnummer 18/840041-17 onder 4 ten laste gelegde.
Verklaart het onder parketnummer 18/840041-17 1, 2 en 3 en onder parketnummer 18/840082-17 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie
een gedeelte, groot 61 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich gedurende een door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden zo frequent en zo lang de instelling dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd onderwijs volgt.
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering te Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van parketnummer 18/840041-17 onder 1
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Ten aanzien van parketnummer 18/840041-17 onder 3
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 3]in haar vordering niet ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Ten aanzien van parketnummer 18/840082-17
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[bedrijf 4]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
718,52(zegge: zevenhonderd achttien euro en tweeënvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2016, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 4] te betalen een bedrag van €
718,52(zegge: zevenhonderd achttien euro en tweeënvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2016 en bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door jeugddetentie voor de duur van
14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende jeugddetentie de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [bedrijf 4] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. M.J. Oostveen, kinderrechter en mr. C. Krijger, rechter, bijgestaan door
mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 november 2017.
Mr. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.