ECLI:NL:RBNNE:2017:4205

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2017
Publicatiedatum
6 november 2017
Zaaknummer
C18/175465 / PR RK 17-140
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaald wrakingsverzoek tegen kantonrechter mr. W. Huizing in civiele procedure

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 22 mei 2017 uitspraak gedaan op een herhaald wrakingsverzoek van verzoekers [A] en [B] tegen kantonrechter mr. W. Huizing. Het verzoek tot wraking was ingediend op 12 april 2017, na een eerder verzoek op 10 maart 2017 dat niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank oordeelde dat het tweede verzoek op dezelfde gronden was gebaseerd als het eerste en dat verzoekers geen nieuwe feiten of omstandigheden hadden aangevoerd die de vooringenomenheid van mr. Huizing konden aantonen. De rechtbank verklaarde het verzoek van 12 april 2017 niet-ontvankelijk en bepaalde dat een volgend wrakingsverzoek in dezelfde procedure niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
zaaknummer: C18/175465 / PR RK 17-140
beslissing van de meervoudige kamer van 22 mei 2017
op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van
[A] ,
wonende te Groningen,
gemachtigde [B] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verzoekers.

1.Procesverloop

1.1.
Bij brief van 10 maart 2017 hebben verzoekers een verzoek ingediend tot wraking van de kantonrechter in de procedure met nummer 5485521 CV EXPL 16-15864 (aanhangig bij deze rechtbank, afdeling Privaatrecht, locatie Groningen) waarbij [A] als partij is betrokken.
1.2.
De betreffende kantonrechter, mr. W. Huizing, heeft bij brief van 21 maart 2017 gemotiveerd aangegeven dat zij niet berust in het wrakingsverzoek.
1.3.
Bij beslissing van 10 april 2017 heeft de meervoudige wrakingskamer het wrakingsverzoek van 10 maart 2017 niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Bij brief van 12 april 2017 hebben verzoekers wederom een verzoek ingediend tot wraking van mr. Huizing in eerder genoemde procedure met nummer 5485521 CV EXPL 16-15864.
1.5.
Mr. Huizing heeft de wrakingskamer bij brief van 11 mei 2017 gemotiveerd meegedeeld dat zij niet berust in het wrakingsverzoek van 12 april 2017.

2.Overwegingen

2.1.
Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.2.
Het wrakingsverzoek van 12 april 2017 is gedaan op dezelfde inhoudelijke gronden als het verzoek van 10 maart 2017. Daarnaast hebben verzoekers aangevoerd dat zij op 10 maart 2017 geen wrakingsverzoek hebben ingediend.
2.3.
De rechtbank is, anders dan verzoekers, van oordeel dat hun schrijven van 10 maart 2017 niet anders is te kwalificeren dan als een verzoek tot wraking van mr. Huizing.
2.4.
Het wrakingsverzoek van 10 maart 2017 is bij beslissing van 10 april 2017 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 39, lid 5 Rv geen voorziening open.
2.5.
Het wrakingsverzoek van 12 april 2017 is derhalve een herhaald verzoek. Een dergelijk verzoek heeft alleen kans van slagen indien dit verzoek berust op nieuwe feiten en omstandigheden waaruit blijkt van vooringenomenheid van mr. Huizing.
2.6.
Behoudens hun – zoals hiervoor is overwogen onjuiste – stelling dat zij op 10 maart 2017 geen wrakingsverzoek hebben ingediend, hebben verzoekers naar het oordeel van de rechtbank geen nieuwe feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt van vooringenomenheid van mr. Huizing, nog daargelaten of deze stelling als een nieuw feit of nieuwe omstandigheid is aan te merken.
2.7.
Het wrakingsverzoek van 12 april 2013 zal daarom kennelijk niet-ontvankelijk worden verklaard. Een mondelinge behandeling van dit wrakingsverzoek kan daarom achterwege blijven.
2.8.
Omdat verzoekers inmiddels tweemaal op dezelfde gronden hebben verzocht tot wraking van mr. Huizing in de procedure met nummer 5485521 CV EXPL 16-15864 en beide verzoeken niet-ontvankelijk zijn verklaard, zal de rechtbank voorts op de voet van artikel 39 lid 4 Rv bepalen dat een volgend wrakingsverzoek in die procedure niet in behandeling zal worden genomen.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart het verzoek van 12 april 2017 niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer 5485521 CV EXPL 16-15864) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
  • beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoekers en aan de (gemachtigde van) de Coöperatieve Woonvereniging 'De Middelhorst' U.A.;
  • bepaalt op de voet van artikel 39 lid 4 Rv dat een volgend verzoek tot wraking in de procedure in de hoofdzaak met zaaknummer 5485521 CV EXPL 16-15864 niet in behandeling zal worden genomen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, E.M. Visser en W.P. Claus, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2017.
typ: 692