(…) [A] en ik hadden een vrij goede vriendschap. Ik ken [A] nu een paar maanden. Ik ben een paar keer bij [A] thuis geweest. Ze was volgens mij schoonmaakster. Ik weet de achternaam van [A] niet. Ik ken haar via vrienden. Ik heb gisteren, op maandag 14 mei 2012, rond 10:00 uur met [A] gebeld om met haar af te spreken. Ik wilde een beetje bijpraten met haar. (…)
Ik was op een gegeven moment alleen met [A] en haar dochter thuis. [A] haar dochter is vijf jaar oud en heet [O] . In de woning van [A] was alles netjes, ze was wel aan het schoonmaken maar de woning zag er netjes en opgeruimd uit. Ik heb met [A] gesproken over een andere auto. [A] gaf aan dat zij wel graag een andere auto wilde kopen, Mijn vader heeft een autobedrijf en ik dacht dat ik haar misschien wel kon helpen om een andere auto te vinden. Ook heb ik met [A] gesproken over onze relatie. We hebben weleens gekust, maar voor mij bestond onze relatie puur uit vriendschap. Ik denk dat [A] wel erg gek op mij was. Ik heb tegen [A] gezegd hoe ik over onze relatie dacht en dat ik het contact wilde verbreken, ik wilde haar geen valse hoop geven. Ook wist ik dat mijn moeder het niet goed vond dat ik contact had met [A] . Mijn moeder heeft [A] nog nooit gezien of gesproken. Ik ben een tijdje geleden stiekem bij [A] thuis geweest en hier zijn
mijn ouders toen achter gekomen. Mijn moeder heeft mij toen gezegd dat zij wilde dat ik het contact met [A] zou verbreken omdat [A] 24 jaar oud was en ik nog maar zestien. Toen ik [A] vertelde dat ik het contact wilde verbreken, werd zij hierop wel een beetje emotioneel.
Na ons gesprek hebben [A] en ik [O] naar school gebracht in Oude Pekela. Ik weet niet precies waar de school zat, maar het was vlakbij [A] haar huis. Ik kreeg vervolgens een telefoontje van een vriend van mij. Hij vertelde mij dat mijn scooter was gestolen. Ik schrok en wilde op dat moment graag naar huis. Ik heb later gehoord dat de diefstal van mijn scooter niet waar was. Mijn vrienden wilden een grapje met mij uithalen.
[A] en ik zijn vervolgens weer vanuit Oude Pekela naar Groningen gereden. [A] zei voordat we gingen tegen mij dat ze zich niet zo lekker voelde. Het was rustig toen wij in de auto zaten. We spraken wat met elkaar, maar hadden geen ruzie of iets dergelijks. Toen wij tussen Hoogezand en Groningen reden, was [A] erg stil. De zon stond ook erg laag. Ik merkte dat de zon in mijn gezicht scheen en dat dit mijn zicht wat belemmerde. Ik zag dat [A] vervolgens opeens vanuit de
linker rijbaan naar de vluchtstrook reed. Ik heb hierop gezegd “wat doe je!”. Ik zag dat [A] schrok en het stuur om draaide. Ik zag dat [A] in paniek raakte en hevig aan het sturen was. Ik heb ooit geleerd dat het goed is om het stuur stil te houden, zodat de auto dan weer grip krijgt. Ik heb hierop het stuur van de auto vastgepakt. Het was echter al te laat, want de auto sloeg een paar keer over de kop. Na een tijdje kwamen we tot stilstand. Ik zag dat [A] niet bij bewustzijn was. Ik wist op dat moment niet dat ze niet meer leefde. Ik dacht dat ze enkel buiten bewustzijn was. Ik heb haar niet aangeraakt omdat ik bang was dat ik dan iets verkeerds zou doen. Ik ben via het achterraam uit de auto gekropen. Ik zag dat er een man naar mij toe kwam lopen. Ik heb tegen de man gezegd dat hij 112 moest bellen. Ik zag dat er twee auto’s van de wegenwacht aan kwamen rijden en kort hierna ook de politie en alles. Het ging allemaal erg snel.
U zegt mij dat medewerkers van de wegenwacht hebben verklaard dat jij hen vertelde dat [A] en jij ruzie hadden in de auto. Ik kan u vertellen dat dit niet het geval was. Ik heb misschien uit emotie wat dingen gezegd, dit weet ik niet meer precies. [A] en ik hebben niet tegen elkaar geschreeuwd ofzo. Ik was ook niet boos.
Ik kon goed opschieten met de vader van [A] . Ik heb hem gisteren, voordat het ongeluk gebeurde, ook ge-SMSt dat ik met hem wilde praten over [A] . Ik wilde met hem praten om aan te geven dat ik het contact met [A] wilde verbreken en hem wilde verzoeken om [A] in de gaten te houden, ook in verband met haar ex-vriend. [A] heeft mij verteld dat haar ex-vriend een aantal dagen geleden bij haar was geweest en dat zij ruzie hadden gehad. [A] haar ex-vriend heeft haar toen bij haar keel gegrepen. Ik wilde dat [A] haar vader hiervan op de hoogte was. Ik weet niet wie de ex-vriend van [A] is. Het is volgens mij een negroïde man die ergens in een asielzoekerscentrum woont. Ik weet ook niet of hij de vader van [O] is.
Ik heb een scheur in mijn schouderblad en veel kneuzingen van het ongeval opgelopen. Ook heb ik nu, zoals het lijkt, bloed in mijn longen. Ik moet vanmiddag naar de dokter hiervoor.
Opmerking verbalisanten:
Moeder geeft aan dat [verzoeker] een IQ van 75 heeft, een hartafwijking, epilepsie en dat hij naar het speciaal onderwijs gaat. Moeder verteld dat [verzoeker] erg beïnvloedbaar en impulsief kan zijn. Ook is het voor [verzoeker] moeilijk om aan te geven hoe hij zich voelt en uit hij zijn emoties niet altijd..” (…)