Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van parketnummer 18/950071-15 veroordeling voor het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde gevorderd. Zij heeft met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat alle medeverdachten tezamen en in vereniging geweld hebben gebruikt en dat ook verdachte hieraan een significante bijdrage heeft geleverd. De officier van justitie heeft tevens ten aanzien van het onder parketnummer 18/050037-17 ten laste gelegde veroordeling gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van parketnummer 18/950071-15 met betrekking tot het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde en ten aanzien van parketnummer 18/050037-17 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde onder parketnummer 18/950071-15 heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen significante bijdrage heeft geleverd aan het door medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gepleegde geweld.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 18/950071-15, feit 1 primair
De rechtbank acht feit 1, primair bewezen. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 24 oktober 2015, opgenomen op pagina 127 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016012045 d.d. 25 januari 2016, inhoudende als verklaring van [getuige]:
Op 24 oktober 2015 zag ik in totaal vier of vijf mensen bij de portiek aan de [straatnaam]. Ik zag die mensen in het trappenhuis van de flat. Ineens zag ik iemand van de trap van de portiek vallen. Ik zag dat die persoon bleef liggen. Vervolgens zag ik drie mensen van de trap af komen. Ik zag dat die mensen op die persoon op de grond in begonnen te slaan en te schoppen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 27 oktober 2015, opgenomen op pagina 209 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1]:
Ik zag dat [medeverdachte 2] met volle vuisten op [slachtoffer 2] aan het inslaan was.[medeverdachte 2] pakte toen de stang van [slachtoffer 2] af. Ik heb [slachtoffer 2] ook nog vastgehouden om hem weg te duwen. Ik zag dat [slachtoffer 1] en [verdachte] ook aan het worstelen waren. Ik zag dat [verdachte] meerdere keren [slachtoffer 1] met zijn vuisten sloeg. Hij stond op [slachtoffer 1] te rossen. Ik zag dat [slachtoffer 1] naar beneden kwam. Ik gaf hem toen een trap. Ik zag dat [slachtoffer 1] toen op de grond viel. Ik zag dat [slachtoffer 1] probeerde op te staan. Ik zag dat hij iets omhoog kwam. Ik zag toen dat [medeverdachte 2] de ijzeren staaf met beide handen vasthield. Hij sloeg [slachtoffer 1] met deze staaf. Hij hield de staaf boven zijn hoofd en maakte een slaande beweging naar [slachtoffer 1]. Ik zag dat [slachtoffer 1] werd geraakt op zijn hoofd. Ik zag dat [slachtoffer 1] toen op de grond viel.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 24 oktober 2015, opgenomen op pagina 222 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 2]:
[medeverdachte 1] en [verdachte] gingen de trap omhoog. Ik zag dat twee jongens met [medeverdachte 1] en [verdachte] aan het vechten waren. Al vechtend kon ik die stang vastpakken. We waren toen allemaal aan het vechten en ik heb hem (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1]) toen geslagen met die stang.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 24 oktober 2015, opgenomen op pagina 241 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
[slachtoffer 1] heeft een geschil met [medeverdachte 1] over een boot. [slachtoffer 1] krijgt nog 600 euro van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] belde die avond [slachtoffer 1] op. [medeverdachte 1] praatte heel hard dus kon ik het verstaan. Ik hoorde dat [medeverdachte 1] zei dat als [slachtoffer 1] zich niet gedeisd hield, hij wel langs kwam met een paar man. We zagen een taxi aankomen en zijn toen achter de bosjes gaan zitten. Wij zagen dat er drie man uit stapten. Ik zag dat [medeverdachte 1] met een donkere jongen het portiek in liep. De andere donkere jongen loopt ook achter hen aan naar binnen. [medeverdachte 2] pakte de ijzeren staaf van mij af. [medeverdachte 2] begint mij direct te slaan met de ijzeren staaf. Hij heeft mij meerdere keren geraakt met de staaf.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, aangezien de verdachte geen significante bijdrage heeft geleverd aan de door de groep gepleegde geweldshandelingen.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 oktober 2015 was er sprake van een fysieke confrontatie tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] enerzijds en verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] anderzijds. De aanleiding hiervan was een geschil tussen [slachtoffer 1] en medeverdachte [medeverdachte 1] over de verkoop en betaling van een boot. Die bewuste avond stuurde [slachtoffer 1] een sms naar medeverdachte [medeverdachte 1] met het doel hem aan te sporen tot betaling van de verschuldigde gelden. Medeverdachte [medeverdachte 1] nam daarop telefonisch contact op met [slachtoffer 1] en reageerde door te zeggen dat hij wel even langs zou komen met een paar vrienden. Medeverdachte [medeverdachte 1] sprak dusdanig luid, dat de bij [slachtoffer 1] aanwezige [slachtoffer 2] dit kon verstaan. Vervolgens hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich voorzien van verschillende wapens/voorwerpen, te weten twee messen, een gitaar en een ijzeren staaf. Zij zijn vanuit de woning van verdachte naar buiten gegaan en hebben zich verdekt opgesteld in de bosschage, in afwachting van de komst van medeverdachte [medeverdachte 1] en zijn gevolg. Deze laatstgenoemden komen enige tijd later met een taxi ter plaatse, waarna medeverdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] de trap in de richting van de woningen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beklimmen, op de voet gevolgd door medeverdachte [medeverdachte 2]. Vervolgens begeeft [slachtoffer 1] zich in de richting van deze groep, met in zijn handen de gitaar en ijzeren staaf. [slachtoffer 2] voegt zich als laatste bij de groep, die zich op dat moment in het trappenhuis van de flat bevindt. Er volgt een handgemeen, waarbij over en weer geweldshandelingen worden verricht. Zo pakt medeverdachte [medeverdachte 2] de ijzeren staaf, waarmee hij inslaat op [slachtoffer 2], terwijl verdachte in gevecht gaat met [slachtoffer 1] die hij slaat/stompt. Het handgemeen start in het trappenhuis/de portiek van de flat en eindigt op straat, waar [slachtoffer 1] - terwijl hij op de grond ligt - nog wordt geschopt waarna hij gewond wordt achtergelaten.
De rechtbank stelt vast dat er door alle betrokkenen geweld is gebruikt, ook door verdachte. Verdachte heeft immers met [slachtoffer 1] met zijn vuisten geslagen. Tevens is verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 1] meegelopen naar de woning van [slachtoffer 1], waarmee hij ervoor gekozen heeft de confrontatie aan te gaan. Daarnaast blijkt uit de verklaring van een onafhankelijke getuige dat een persoon van de trap viel, deze persoon bleef liggen en dat vervolgens drie mensen op die persoon op de grond in begonnen te slaan en te schoppen. Uit deze verklaring leidt de rechtbank af dat zowel verdachte, als medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een weerloos persoon, te weten [slachtoffer 1], hebben geschopt en geslagen.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd. Daarmee is het verweer verworpen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
Ten aanzien van parketnummer 18/950071-15, feit 2, 3 en 4
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Ten aanzien van feit 2 en 3 luidt deze opgave als volgt:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 mei 2016, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016148478 d.d. 23 mei 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4], namens [naam bedrijf];
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 19 mei 2016, opgenomen op pagina 12 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5], namens [naam bedrijf];
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2016, opgenomen op pagina 16 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisant;
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 18 mei 2016, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 4 luidt deze opgave als volgt:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 mei 2016, opgenomen op pagina 2 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016179918 d.d. 22 juni 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 6], namens [naam bedrijf];
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 juni 2016, opgenomen op pagina 11 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.
Ten aanzien van parketnummer 18/050037-17
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 8 mei 2016, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016130712 d.d. 17 maart 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3];
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 1 februari 2017, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.