ECLI:NL:RBNNE:2017:4002

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
23 oktober 2017
Zaaknummer
18/930066-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het voorhanden hebben van verdovende middelen, maar veroordeling voor openlijk in vereniging geweld plegen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van cocaïne en heroïne, alsook van openlijk in vereniging geweld plegen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde voorhanden hebben van verdovende middelen, omdat er geen wettig bewijs was dat de aangetroffen middelen daadwerkelijk cocaïne of heroïne waren. De indicatieve testen waren onvoldoende om dit te bewijzen, vooral omdat de verdachte geen verklaring had afgelegd over de aard van de middelen.

Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte openlijk in vereniging geweld had gepleegd. Dit geweld vond plaats op 24 oktober 2015 in Assen, waar de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij een vechtpartij met twee slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld, onder andere door een ijzeren staaf te gebruiken om een van de slachtoffers te slaan. De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 56 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 150 uren. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de rechtbank onvoldoende informatie had om de schade te beoordelen.

De rechtbank hield rekening met de ernst van het geweld en de gevolgen voor de slachtoffers, maar ook met de rol van de slachtoffers in de escalatie van de situatie. De rechtbank besloot tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, waarbij de verdachte ook eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. De in beslag genomen goederen, waaronder bolletjes heroïne en cocaïne, werden onttrokken aan het verkeer, terwijl andere in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930066-16

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 17 oktober 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 oktober 2017.
Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 oktober 2015 te Assen openlijk, te weten op of aan en/of zichtbaar vanaf de openbare weg(en), de [straatnaam] en/of de [straatnaam] , in elk geval op of aan en/of zichtbaar vanaf een openbare weg, en/of op een openbare plaats, te weten een flatgebouw aan/nabij de [straatnaam] , in elk geval zichtbaar voor het publiek, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
- het schoppen, stompen en/of slaan van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- het met een metalen staaf, althans een zwaar en/of hard voorwerp, slaan van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of
- het in gevecht gaan met die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] ;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
een vechterij waarin onderscheiden personen, te weten [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] waren gewikkeld, terwijl die vechterij zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad.
2.
hij op of omstreeks 24 oktober 2015 te Assen opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (een) middel(en) in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het onder 1 primair ten laste gelegde. Zij heeft daartoe aangevoerd dat alle medeverdachten tezamen en in vereniging geweld hebben gebruikt en dat ook verdachte hieraan een significante bijdrage heeft geleverd. De officier van justitie heeft voorts vrijspraak gevorderd van het onder 2 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank

Vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Bij de aanhouding van verdachte heeft de politie drie gripzakjes aangetroffen waar kleine bolletjes in zaten. Op de inhoud van die bolletjes zijn verschillende indicatieve testen uitgevoerd. Verdachte heeft verklaard dat hij die bolletjes tijdens de vechtpartij heeft aangetroffen.
In het dossier bevindt zich geen rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI) waaruit blijkt dat de bij verdachte aangetroffen middelen inderdaad verdovende middelen betroffen en zo ja, welke. Het feit dat er wel positieve indicatieve testen aanwezig zijn doet hier niet aan af. Een positieve indicatieve test geeft immers alleen een indicatie en vormt onvoldoende wettig bewijs omtrent de hoedanigheid van een stof. Nu ook verdachte geen verklaring heeft afgelegd omtrent het soort middel dan wel de werking daarvan, is er onvoldoende wettig bewijs voorhanden. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde

De rechtbank acht feit 1, primair bewezen. De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 24 oktober 2015, opgenomen op pagina 127 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016012045 d.d. 25 januari 2016, inhoudende als verklaring van [getuige]:
Op 24 oktober 2015 zag ik in totaal vier of vijf mensen bij de portiek aan de [straatnaam] . Ik zag die mensen in het trappenhuis van de flat. Ineens zag ik iemand van de trap van de portiek vallen. Ik zag dat die persoon bleef liggen. Vervolgens zag ik drie of vier mensen van de trap af komen. Ik zag dat die mensen op die persoon op de grond in begonnen te slaan en te schoppen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 27 oktober 2015, opgenomen op pagina 209 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte 1] :
Ik zag dat [verdachte] met volle vuisten op [slachtoffer 2] aan het inslaan was. [verdachte] pakte toen de stang van [slachtoffer 2] af. Ik heb [slachtoffer 2] ook nog vastgehouden om hem weg te duwen. Ik zag dat [slachtoffer 1] en [medeverdachte 2] ook aan het worstelen waren. Ik zag dat [medeverdachte 2] meerdere keren [slachtoffer 1] met zijn vuisten sloeg. Hij stond op [slachtoffer 1] te rossen. Ik zag dat [slachtoffer 1] naar beneden kwam. Ik gaf hem toen een trap. Ik zag dat [slachtoffer 1] toen op de grond viel. Ik zag dat [slachtoffer 1] probeerde op te staan. Ik zag dat hij iets omhoog kwam. Ik zag toen dat [verdachte] de ijzeren staaf met beide handen vasthield. Hij sloeg [slachtoffer 1] met deze staaf. Hij hield de staaf boven zijn hoofd en maakte een slaande beweging naar [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] werd geraakt op zijn hoofd. Ik zag dat [slachtoffer 1] toen op de grond viel.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 24 oktober 2015, opgenomen op pagina 222 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte [verdachte]:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gingen de trap omhoog. Ik hoorde dat er gevochten werd. Hierop ben ik meteen naar boven gerend. Ik zag dat twee jongens met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan het vechten waren. Al vechtend kon ik die stang vastpakken. We waren toen allemaal aan het vechten en ik heb hem (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) toen geslagen met die stang.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 24 oktober 2015, opgenomen op pagina 241 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
[slachtoffer 1] heeft een geschil met [medeverdachte 1] over een boot. [slachtoffer 1] krijgt nog 600 euro van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] belde die avond op. [medeverdachte 1] praatte heel hard dus kon ik het verstaan. Ik hoorde dat [medeverdachte 1] zei dat als [slachtoffer 1] zich niet gedeisd hield, hij wel langs kwam met een paar man. We zagen een taxi aankomen en [slachtoffer 1] en ik zijn toen achter de bosjes gaan zitten. Wij zagen dat er drie man uitstapten. Ik zag dat [medeverdachte 1] met een donkere jongen het portiek in liep. De andere donkere jongen liep ook achter hen aan naar binnen. [verdachte] pakte de ijzeren staaf van mij af. [verdachte] begint mij direct te slaan met de ijzeren staaf. Hij heeft mij meerdere keren geraakt met de staaf.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 oktober 2015 was er sprake van een fysieke confrontatie tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] enerzijds en verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] anderzijds. De aanleiding hiervan was een geschil tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en [slachtoffer 1] over de verkoop en betaling van een boot. Die bewuste avond stuurde [slachtoffer 1] een sms naar medeverdachte [medeverdachte 1] met het doel hem aan te sporen tot betaling van de verschuldigde gelden. Medeverdachte [medeverdachte 1] nam daarna telefonisch contact op met [slachtoffer 1] en reageerde door te zeggen dat hij wel even langs zou komen met een paar vrienden. Hij sprak dusdanig luid, dat de bij [slachtoffer 1] aanwezige [slachtoffer 2] dit kon verstaan. Vervolgens hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich voorzien van verschillende wapens/voorwerpen, te weten twee messen, een gitaar en een ijzeren staaf. Zij zijn vanuit de woning van [slachtoffer 1] naar buiten gegaan en hebben zich verdekt opgesteld in de bosschage, in afwachting van de komst van medeverdachte [medeverdachte 1] en zijn gevolg. Deze laatstgenoemden komen enige tijd later met een taxi ter plaatse, waarna medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] de trap in de richting van de woningen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] beklimmen, op de voet gevolgd door verdachte. Vervolgens begeeft [slachtoffer 1] zich in de richting van deze groep, met in zijn handen de gitaar en ijzeren staaf. [slachtoffer 2] voegt zich als laatst bij de groep, die zich op dat moment in het trappenhuis van de flat bevindt. Er volgt een handgemeen, waarbij over en weer geweldshandelingen worden verricht. Zo pakt verdachte de ijzeren staaf, waarmee hij inslaat op [slachtoffer 2] , terwijl medeverdachte [medeverdachte 2] in gevecht gaat met [slachtoffer 1] die hij slaat/stompt. Het handgemeen start in het trappenhuis/de portiek van de flat en eindigt op straat, waar [slachtoffer 1] - terwijl hij op de grond ligt - nog wordt geschopt waarna hij gewond wordt achtergelaten.
De rechtbank stelt vast dat er door alle betrokkenen geweld is gebruikt, ook door verdachte. Verdachte heeft zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1] met een ijzeren staaf geslagen. Hij heeft [slachtoffer 1] daarbij geraakt op het hoofd. Tevens is verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan, waarmee hij ervoor gekozen heeft de confrontatie aan te gaan. Daarnaast blijkt uit de verklaring van een onafhankelijke getuige dat een persoon van de trap viel, deze persoon bleef liggen en dat vervolgens drie mensen op die persoon op de grond in begonnen te slaan en te schoppen. Uit deze verklaring leidt de rechtbank af dat zowel verdachte, als medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2], een weerloos persoon, te weten [slachtoffer 1] , hebben geschopt en geslagen.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en daaraan een voldoende significante bijdrage heeft geleverd. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 oktober 2015 te Assen openlijk, te weten op en zichtbaar vanaf de openbare weg, de [straatnaam] en op een openbare plaats, te weten een flatgebouw aan de [straatnaam] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit
- het schoppen, stompen en slaan van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en
- het met een metalen staaf slaan van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en
- het in gevecht gaan met die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1, primair Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis, indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op 24 oktober 2015 samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld. Verdachte heeft daarbij het gebruik van grof geweld niet geschuwd. Verdachte heeft [slachtoffer 1] met een ijzeren staaf tegen het hoofd geslagen, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] ernstig letsel heeft opgelopen. [slachtoffer 1] is door de politie op straat aangetroffen terwijl deze bewusteloos in een poel bloed lag. De letselrapportage geeft onomstotelijk aan dat er ten opzichte van [slachtoffer 1] grof geweld is toegepast. Daarnaast heeft verdachte geweld gebruikt tegen [slachtoffer 2] . Met zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] geschonden. Het onderhavige feit vond plaats op de openbare weg/een openbare plaats. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of ongewild getuige zijn. De gevolgen die het gewelddadig handelen van verdachte voor met name [slachtoffer 1] hebben gehad, zijn aanzienlijk geweest. Ook thans ondervindt [slachtoffer 1] nog steeds de lichamelijke en geestelijke gevolgen van het incident.
Hoewel de ernst van het feit in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, is de rechtbank van oordeel dat er omstandigheden zijn om in dit geval in aanzienlijke mate hiervan af te wijken.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf ook rekening met de rol die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gespeeld bij het escaleren van de situatie door zich, voorzien van wapens, te verschansen in de bosschage, in afwachting van de komst van verdachte en de medeverdachten.
De rechtbank stelt voorts vast dat, hoewel de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM niet is overschreden, het een oud feit betreft. De rechtbank houdt rekening met het tijdsverloop bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de veroordeling van verdachte door de politierechter te Assen bij vonnis d.d. 11 november 2016.
De rechtbank acht een taakstraf voor de duur van 150 uren, zoals gevorderd door de officier van justitie, onvoldoende recht doen aan de ernst van het bewezenverklaarde. Gelet op de ernst van het feit en om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van een strafbaar feit acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, passend en geboden. Daarnaast zal de rechtbank een taakstraf van aanzienlijke duur opleggen.

Benadeelde partij ten aanzien van feit 1 primair

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.975,20 ter vergoeding van materiële schade en € 8.000,-- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, omdat de vordering een onevenredige belasting van het strafproces oplevert.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het onder 1, primair bewezen verklaarde, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.

Inbeslaggenomen goederen

Onder verdachte zijn 113 bolletjes in beslag genomen, waarvan de inhoud middels indicatieve testen is onderzocht. Hoewel geen NFI-rapportage voorhanden is waaruit onomstotelijk blijkt dat het om heroïne en cocaïne gaat, is het voor de rechtbank op grond van de indicatieve test van de politie voldoende aannemelijk dat de aangetroffen bolletjes een vorm van drugs betreffen waarvan het ongecontroleerde bezit door verdachte in strijd is met de wet. De rechtbank stelt vast dat de bolletjes aan verdachte toebehoren en dat zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen. De rechtbank acht de 113 bolletjes, te weten 109 bolletjes heroïne en 4 bolletjes cocaïne, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer
De rechtbank acht tevens het aan verdachte toebehorende en inbeslaggenomen knipmes vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten zijn aangetroffen en zij kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een FC Groningen sjaal, een groene pet en een simkaart van Lebara, moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 56 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Benadeelde partij ten aanzien van feit 1 primair
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen voorwerpen, te weten

  • Knipmes;
  • 109 bolletjes heroïne;
  • 4 bolletjes cocaïne.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten
  • FC Groningen sjaal;
  • Groene pet;
  • Simkaart van Lebara.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A Fransen, voorzitter, mr. R. Depping en
mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2017.
Mr. C. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.