ECLI:NL:RBNNE:2017:3995

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2017
Publicatiedatum
20 oktober 2017
Zaaknummer
18/730407-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met ernstige bedreiging en letsel

Op 20 oktober 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander een gewelddadige overval heeft gepleegd op een woning in Lemmer. De overval vond plaats op 15 april 2015, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer], op brute wijze werd bedreigd en mishandeld. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was, aangezien deze niet overeenkwam met de getuigenverklaringen en het forensisch bewijs. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging met geweld. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes jaar op, hoger dan de gebruikelijke straf voor een dergelijke overval, vanwege de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de uitvoering ervan. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die zowel materiële als immateriële schade had geleden door de overval. De rechtbank hield rekening met de impact van de overval op het slachtoffer, die nog steeds last had van de gevolgen van het geweld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730407-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 oktober 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te PI Leeuwarden, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 06 oktober 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.P. Plasman, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 april 2015 te Lemmer, gemeente De Friese Meren, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas/koffer (met inhoud), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn medeverdachte(n)
- met geweld de woning van die [slachtoffer] zijn binnengedrongen en/of
- de woorden hebben geroepen: "Geld, geld, we willen je geld. We weten dat je een kluis hebt" en/of
- die [slachtoffer] hebben geduwd en/of ten val gebracht en/of
- die [slachtoffer] hebben geslagen en/of geschopt tegen hoofd, buik en ribben en/of
- die [slachtoffer] een hand op de mond hebben gelegd en/of aldus het ademhalen hebben belet en/of
- die [slachtoffer] een mes hebben getoond en/of daarbij hebben geroepen: "Ik steek je dood, ik maak je af" en/of
- hebben geprobeerd die [slachtoffer] vast te binden.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat het ten laste gelegde weliswaar kan worden bewezen, maar dat verdachte in de woning van het slachtoffer geen geweld tegen het slachtoffer heeft toegepast en een mes heeft afgepakt van een medeverdachte om (escalatie van) geweld tegen het slachtoffer te voorkomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 17 maart 2017, proces-verbaalnummer 2015107872-V-001-04, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik ben de woning ingegaan. Toen zag ik die jongen zwaaien met dat mes. Ik rende naar boven. De eerste de beste deur die ik daar tegen kwam rende ik naar binnen. Ik griste uit de kast een koffertje, een aktetas. Ik zei "ik heb het" en "kom we gaan". Toen ben ik naar de auto gerend. Toen reden we weg. Ik heb bij de overval een muts met gaten opgehad. Ik had ook handschoenen aan. Er was een gang, toen was de woonkamer daar. Toen zag ik een jongen met een mes in zijn hand. Ik zag de benen van het slachtoffer. Ik zag dat daar naast een jongen met een mes was. Ik zag dat deze jongen met het mes voorovergebogen was naar het slachtoffer. Ik hoorde dat de jongen met het mes allerlei dingen riep.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 16 april 2015, opgenomen op pagina 165 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL01002015107872-PV-03 d.d. 16 december 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
Op 15 april 2015 was ik bij de buren geweest. Rond 22.00 uur kwam ik thuis en heb ik de verlichting aangedaan. Omstreeks 23.00 uur, was ik in mijn woning aan de [straatnaam] te Lemmer. Op een gegeven ogenblik ging mijn deurbel. Ik opende de deur. De deur gaat naar binnen open. Onmiddellijk werd er met kracht van buiten tegen de deur gedrukt. Ik werd met geweld door twee mannen verder de hal ingeduwd. Ik hoorde ze roepen: "Geld, geld, we willen je geld. We weten dat je een kluis hebt." Ik struikelde in de gang door het harde geduw van beide mannen. Ik kwam uiteindelijk in de kamer ten val. Vanaf het eerste moment van binnenkomst kreeg ik al meteen harde klappen tegen mijn gezicht. In de kamer gaat er een manspersoon op mij zitten en geeft mij nog meer klappen in mijn gezicht. Ze roepen dan nog steeds om geld en de kluis. Een man bleef mij op mijn gezicht slaan. Ook werd mijn hoofd naar achteren getrokken. Door de hand op mijn mond kreeg ik geen lucht binnen en stikte bijna. Hierdoor ging ik mij meer verzetten en beet de man, welke zijn hand voor mijn mond had, meerdere keren in zijn hand en vinger. De man liet dan los om vervolgens weer zijn hand tegen mijn mond te plaatsen. Dit ging een paar keer op dezelfde manier. Ik zat echt tegen het stikken aan. Ik voelde harde trappen tegen mijn hoofd, buik en ribben. Ik was voor mijn leven aan het vechten. Toen kwamen ze met tie-wraps om mij vast te binden. Dit wilde ik helemaal niet en verzette mij hiertegen. Ik probeerde mijn handen weg te draaiden. Het is ze dus ook niet gelukt om die tie-wraps om te doen. Een man kwam op een gegeven moment terug met een mes. Ik hoorde deze man rustig tegen mij zeggen: "ik steek je dood, ik maak je af" of woorden van gelijke strekking. Ik zag dat hij het mes in zijn rechterhand hield. Ik zag dat hij het mes omhoog hield en dreigde om mij te steken. Ik werkte niet mee en kreeg weer meer klappen tegen mijn gezicht. Al snel kwam de tweede man weer naar beneden. Ik werd door beide mannen naar de grond gewerkt en kreeg weer klappen en trappen. Op een bepaald moment hoorde ik een manspersoon zeggen: "Ik heb het, kom we gaan". Ik zag dat deze een zwart voorwerp in zijn hand had. Boven op mijn slaapkamer had ik een zwarte aktetas staan met wat Nederlands en buitenlands geld erin. Ook zaten er zilveren en gouden munten in de tas. Het kan dus zijn dat ze deze koffer hebben meegenomen. Daarna renden ze de woning uit.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 20 april 2015, opgenomen op pagina 174 van voormeld dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
Ik ben meerdere keren op mijn hoofd geraakt. Dit gebeurde met de vuisten en de voeten. Ik heb meerdere hechtingen op mijn hoofd op verschillende plaatsen. Mijn ribben zijn gekneusd, niet gebroken. Maar ik heb nog wel veel pijn. Ik heb een permanente fluittoon in mijn hoofd. Dat is erg vervelend. Ik heb twee blauwe ogen en nog veel pijn tussen mijn ogen. Ik gebruik nog pijnstillers. Over het hele lichaam heb ik schaafplekken en blauwe plekken. Ik mis mijn attachékoffer. Dit is een zwarte leren koffer met koperen slotjes erop een cijferslot. Er zaten dinky toy en gorgy toy speelgoed auto's in van vroeger van mij een stuk of soort startrek auto met vleugeldeuren en een licht blauwe autoambulance en een vrachtauto bruin van kleur. Ook zat er oud Nederlands geld in, zilveren en gouden tientjes en guldens op jaartal. En speciale munten die voor speciale gelegenheden zijn geslagen. Ik schat de waarde op ongeveer 1000 euro.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Sporenonderzoek, d.d. 11 mei 2015, proces-verbaalnummer PL0100-2015107872-7, onderdeel uitmakend van het proces-verbaal van de forensisch technische opsporing, proces-verbaalnummer PL0100-2015107872-PVFTO-01, gesloten op 1 januari 2017, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op 15 april 2015 werd door mij een forensisch onderzoek verricht in verband met een overval in een woning. Benadeelde: [slachtoffer].
Slaapkamer: Ik zag dat er in de linker kledingkast een bloeddruppel lag. Deze bloeddruppel werd door mij bemonsterd en voorzien van SIN: AAHT3590NL.
5. Een schriftelijk stuk, te weten een Rapport DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een veroordeelde met bijlage, d.d. 12 mei 2016 opgemaakt door Ing, S. Tuinman, werkzaam bij het Nederlands Forensisch Instituut, onderdeel uitmakend van het onder 4. genoemde proces-verbaal van de forensisch technische opsporing, inhoudende als verklaring van de deskundige:
Gegevens veroordeelde
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: 19 september 1993
Omschrijving onderzoeksmateriaal: bemonstering van bloed
DNA-identiteitszegel: AAHT3590NL#01
Delict: overval
Soort DNA-profiel: enkelvoudig DNA-profiel
Matchkans DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 16 april 2015, opgenomen op pagina 208 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige]:
Op 15 april 2015 omstreeks 23.00 uur was ik in mijn woning aan de [straatnaam] te Lemmer. De straatverlichting was aan en ik had duidelijk zicht op de straat. Ineens kwamen er twee mannen voorbij rennen met een aktekoffer in de hand. Ze kwamen uit de richting [straatnaam]. Toen ik buiten kwam liep ik in hun looprichting en ik hoorde de motor van een auto. Direct daarop hoorde ik piepende banden en zag dat er een auto van de parkeerplaats van het appartementencomplex wegreed.
7. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 6 oktober 2017: De rechtbank neemt waar dat verdachte een onregelmatig litteken heeft op de buitenkant van de onderste knokkel van de linker duim.
De rechtbank overweegt het volgende.
Aangever [slachtoffer] heeft aangifte gedaan van een overval rond 22:41 uur in zijn woning aan de [straatnaam] te Lemmer op 15 april 2015. Hij heeft aangegeven door twee mannen te zijn overvallen. Dit wordt ondersteund door meerdere getuigen – buurbewoners, waaronder [getuige] –, die hebben verklaard dat er twee mannen met een aktetas uit de straat van aangever renden. De rechtbank stelt dan ook vast dat de overval door twee mannen is gepleegd.
Verdachte heeft -voor zover hier van belang- erkend dat hij in de woning van aangever is geweest en de aktetas van de bovenverdieping heeft weggenomen. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij de woorden "Ik heb het, kom we gaan" althans woorden van gelijke strekking heeft gebruikt kort nadat hij de aktetas had gevonden. Zijn DNA is aangetroffen op de slaapkamer van aangever.
Verdachte heeft gesteld dat hij weliswaar heeft meegedaan aan de overval, maar dat hij daartoe werd gedwongen, dat hij met drie anderen naar Lemmer is gereden en dat hij in de auto een mes van één van hen heeft afgepakt en in de woning – waar hij met twee anderen aanwezig was – heeft geprobeerd een mes van één van hen af te pakken, waarbij hij gewond is geraakt aan zijn duim. Het litteken dat hij daaraan zegt te hebben overgehouden heeft hij ter terechtzitting van 6 oktober 2017 aan de rechtbank getoond.
Reeds omdat de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen als vaststaand heeft aangenomen dat de overval door twee personen is gepleegd, acht zij de verklaring van verdachte, die spreekt over vier overvallers, van wie er drie in de woning van aangever zijn geweest, ongeloofwaardig. Bovendien vindt de verklaring van verdachte geen steun in het dossier. Sterker nog, de wat meer gedetailleerde verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, is op onderdelen overduidelijk in strijd met de bewijsmiddelen. Als voorbeeld kan worden genoemd dat verdachte heeft verklaard dat de auto van de overvallers aan de [straatnaam] geparkeerd heeft gestaan en dat de overvallers de [straatnaam] rijdend in een auto hebben verlaten, terwijl meerdere getuigen twee mannen, lopend dan wel rennend met een aktetas hebben waargenomen op de in het verlengde van de [straatnaam] gelegen [straatnaam].
De rechtbank acht evenmin geloofwaardig dat verdachte zich in de woning van het slachtoffer heeft gesneden aan een mes op het moment dat hij een mes van een medeverdachte wilde afpakken. Aangever heeft niets verklaard over een dergelijke situatie.
Wel heeft aangever verklaard dat hij één van de overvallers heeft gebeten in zijn hand. Het onregelmatige litteken boven op zijn hand dat verdachte ter terechtzitting heeft getoond, past naar het oordeel van de rechtbank veeleer bij een bijtwond dan bij een snijwond. Dat aangever heeft verklaard dat hij niet de persoon die boven in de woning is geweest heeft gebeten, maar de andere persoon, maakt dit niet anders. De rechtbank merkt deze verwisseling aan als een kennelijke vergissing die kan worden toegeschreven aan de voor aangever zeer ingrijpende en beangstigende situatie waarin veel geweld op hem is uitgeoefend en hij daarnaast met de dood is bedreigd.
Ten aanzien van de rolverdeling tussen de twee mannen overweegt de rechtbank dat sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking. De overval is zorgvuldig gepland en voorbereid, wat alleen al blijkt uit het feit dat de overval is gepleegd op een moment dat aangever net thuis was, hetgeen nodig zal zijn geweest voor de overvallers omdat ze verwachtten een kluis aan te treffen. Bovendien is de overval gezamenlijk uitgevoerd. Uit de verklaring van aangever volgt voorts dat door beide daders fors geweld is uitgeoefend. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de twee overvallers als volwaardige medeplegers aan te merken.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen in die zin dat de rechtbank bewezen acht dat verdachte een van de twee personen is geweest die gezamenlijk het slachtoffer in zijn woning hebben overvallen en daarbij ernstig geweld hebben toegepast.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 15 april 2015 te Lemmer, gemeente De Friese Meren, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas/koffer met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn medeverdachte
- met geweld de woning van die [slachtoffer] zijn binnengedrongen en
- de woorden hebben geroepen: "Geld, geld, we willen je geld. We weten dat je een kluis hebt" en
- die [slachtoffer] hebben geduwd en ten val gebracht en
- die [slachtoffer] hebben geslagen en geschopt tegen hoofd, buik en ribben en
- die [slachtoffer] een hand op de mond hebben gelegd en aldus het ademhalen hebben belet en
- die [slachtoffer] een mes hebben getoond en daarbij hebben geroepen: "Ik steek je dood, ik maak je af" en
- hebben geprobeerd die [slachtoffer] vast te binden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren met aftrek van het voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een lagere gevangenisstraf dan de eis van de officier van justitie, omdat de rol van verdachte in het geheel, op grond van de verklaring die hij ter terechtzitting en bij de politie heeft afgelegd, geringer was dan die van zijn medeplegers.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages van Reclassering Nederland d.d. 15 september 2016 en 17 januari 2017, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een ander het slachtoffer op zeer brutale en gewelddadige wijze overvallen in zijn woning en beroofd van een aktetas met inhoud. Het slachtoffer is daarbij geduwd, ten val gekomen, meermalen geslagen en geschopt, bedreigd met een mes en daarnaast is hem een hand op de mond gelegd, waardoor hij niet kon ademhalen.
Door aldus te handelen hebben verdachte en zijn medeverdachte de bewoner niet alleen materieel en financieel benadeeld, maar hem ook pijn gedaan en hem een zeer angstige en traumatische ervaring bezorgd, die hij nog lang met zich mee zal dragen. Ter zitting is duidelijk geworden dat twee en een half jaar na het voorval, het slachtoffer nog steeds niet in staat is zijn oorspronkelijke functie volledig en zonder beperking uit te voeren. Bovendien heeft het slachtoffer last van een blijvende pieptoon in zijn oor, hetgeen aan verdachte en zijn medeverdachte te wijten is. Daarnaast neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij niet volledige verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn aandeel in de overval en het door hem tegen aangever gebruikte geweld.
Ook hebben verdachte en zijn medeverdachte door het plegen van deze overval bijgedragen aan het in stand houden en versterken van de in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Blijkens het op hem betrekking hebben uittreksel uit het justitieel documentatieregister heeft verdachte eerder een strafbeschikking gekregen voor een mishandeling.
Uit het meest recente rapport van de reclassering volgt dat verdachte een gemiddelde intelligentie heeft en pedagogische beïnvloeding niet meer aan de orde is. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met bijzondere voorwaarden.
Op grond van de door de rechtbank gehanteerde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting is in zijn algemeenheid voor een overval op een woning met geweld oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstrafvoor de duur van van vijf jaren passend. De rechtbank ziet, gelet op de aard en de ernst van het feit en de wijze waarop het feit in samenwerkingsverband is voorbereid en gepleegd en verdachtes volwaardige rol daarin, aanleiding om een hogere gevangenisstraf op te leggen.
Alles afwegende acht de rechtbank de eis van de officier passend en zal de rechtbank verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren opleggen, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank ziet geen aanleiding een deel daarvan voorwaardelijk aan verdachte op te leggen, zodat het bepalen van bijzondere voorwaarden niet aan de orde is.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.075,56 ter vergoeding van materiële schade en € 6.500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij gevorderd, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door de verdediging is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 april 2015.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door medeverdachte is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 8.575,56 (zegge: achtduizendvijfhonderdenvijfenzeventig euro en zesenvijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 april 2015, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een bedrag van € 8.575,56 (zegge: achtduizendvijfhonderdenvijfenzeventig euro en zesenvijftig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 77 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 2.075,56 aan materiële schade en € 6.500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2015.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededader - aan de benadeelde partij een bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen. Dit bedrag bestaat uit € 2.075,56 aan materiële schade en € 6.500,00 aan immateriële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. N.A. Vlietstra en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door C. Veenstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 oktober 2017.
mr. C. Krijger is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.