ECLI:NL:RBNNE:2017:3988

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
20 oktober 2017
Zaaknummer
18/950069-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk in vereniging geweld plegen met ernstige gevolgen voor de betrokkenen

Op 17 oktober 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 24 oktober 2015 in Assen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte, samen met een medeverdachte, betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met drie andere personen, waarbij gebruik werd gemaakt van wapens zoals een metalen staaf en messen. De aanleiding voor het geweld was een geschil over de betaling van een boot. De verdachte en zijn medeverdachte hadden zich gewapend en in de bosjes verstopt in afwachting van de komst van de slachtoffers. Toen deze arriveerden, ontstond er een handgemeen waarbij over en weer geweld werd gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld en dat hij opzet had op de geweldshandelingen. De rechtbank hield rekening met de rol van de slachtoffers in de escalatie van de situatie en het feit dat de verdachte zelf ernstig letsel had opgelopen tijdens de confrontatie.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die op dat moment in een FPC was opgenomen. De rechtbank besloot dat de in beslag genomen telefoons aan de verdachte moesten worden teruggegeven, omdat het belang van de strafvordering zich daar niet tegen verzette. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/950069-15

Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 17 oktober 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans verblijvende te FPC GGz Drenthe, Assen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
3 oktober 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Bosma, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T. Klooster.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 oktober 2015 te Assen openlijk, te weten op of aan en/of zichtbaar vanaf de openbare weg(en), de [straatnaam] en/of de [straatnaam], in elk geval op of aan en/of zichtbaar vanaf een openbare weg, en/of op een openbare plaats, te weten een flatgebouw aan/nabij de [straatnaam], in elk geval zichtbaar voor het publiek, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit
- het met een metalen staaf, althans een zwaar en/of hard voorwerp, slaan van die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- het in gevecht gaan met die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben zich voorzien van wapens en zijn de confrontatie met [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] niet uit de weg gegaan. Verdachte heeft ook geweld gebruikt en daarmee een significante bijdrage geleverd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is dat verdachte geweld heeft gepleegd, zodat niet bewezen kan worden dat hij een significante bijdrage heeft geleverd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 3 oktober 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik had [slachtoffer 1] een boot verkocht, maar hij had die nog niet volledig betaald. Die avond hadden we daar telefonisch contact over. Er ontstond een woordenwisseling. [slachtoffer 1] zei dat hij wel even langs zou komen. Samen met [medeverdachte] heb ik mij in de bosjes verstopt. We hadden messen en een ijzeren staaf bij ons.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 24 oktober 2015, opgenomen op pagina 241 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016012045 d.d. 25 januari 2016, inhoudende als verklaring van medeverdachte [medeverdachte] :
[verdachte] stuurde [slachtoffer 1] een sms. [slachtoffer 1] belde hierop naar [verdachte] . [slachtoffer 1] zei ik kom wel bij je. [slachtoffer 1] praatte heel hard dus kon ik het verstaan. Ik hoorde dat [slachtoffer 1] zei dat als [verdachte] zich niet gedeisd hield hij wel langs kwam met een paar man. Ik had twee messen in de broekzak verstopt. [verdachte] had een gitaar meegepakt en een ijzeren staaf. Toen zijn wij naar buiten gelopen. Wij zijn een stukje bij de flat vandaan in de bosjes gaan zitten. Wij gingen wachten wat er ging gebeuren. We zagen een taxi aankomen en zijn toen achter de bosjes gaan zitten. Wij zagen dat er drie man uit stapten. Het waren twee donkere personen en een blanke, dit was [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] met een donkere jongen het portiek in liep. Ik zag dat zij voor mijn voordeur stonden. [verdachte] is toen met zijn gitaar en ijzeren staaf naar het portiek gelopen. [verdachte] is toen naar de eerste etage gegaan en heeft "He" geroepen naar de drie jongens op de tweede etage. Ik ben achter hem aangelopen op het moment dat ik zag dat hij halverwege de eerste trap was. Ik zag dat de ijzeren staaf tegen een hekwerk aan stond. Ik ben in hun richting gelopen en heb de ijzeren staaf gepakt. Ik heb met de ijzeren staaf geslagen en heb [slachtoffer 1] hierbij op zijn hoofd geraakt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 27 oktober 2015, opgenomen op pagina 209 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik zag dat [verdachte] en [slachtoffer 2] ook aan het worstelen waren.
De rechtbank stelt voorop dat van het "in vereniging" plegen van geweld sprake is, indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die "in vereniging" geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.
Door de verdediging is betoogd dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, aangezien verdachte geen opzet heeft gehad op de door de groep gepleegde geweldshandelingen en dat hij daaraan geen significante bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 oktober 2015 was er sprake van een fysieke confrontatie tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] enerzijds en [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] anderzijds. Aanleiding hiervan was een geschil tussen verdachte en [slachtoffer 1] over de verkoop en betaling van een boot. Die bewuste avond stuurde verdachte een sms naar [slachtoffer 1] met het doel hem aan te sporen tot betaling van de verschuldigde gelden. [slachtoffer 1] nam daarop telefonisch contact op met verdachte en reageerde door te zeggen dat hij wel even langs zou komen met een paar vrienden. Hij sprak dusdanig luid, dat de daarbij aanwezige medeverdachte [medeverdachte] dit kon verstaan. Vervolgens hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich voorzien van verschillende wapens/voorwerpen, te weten twee messen, een gitaar en een ijzeren staaf. Zij zijn vanuit de woning van verdachte naar buiten gegaan en hebben zich verdekt opgesteld in de bosschage, in afwachting van de komst van [slachtoffer 1] en zijn gevolg. Deze laatstgenoemden komen enige tijd later met een taxi ter plaatse, waarna [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] de trap in de richting van de woningen van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] beklimmen, op de voet gevolgd door [slachtoffer 3] . Vervolgens begeeft verdachte zich in de richting van deze groep, met in zijn handen de gitaar en de ijzeren staaf. Medeverdachte [medeverdachte] voegt zich als laatste bij de groep, die zich op dat moment in het trappenhuis van de flat bevindt. Er volgt een handgemeen, waarbij over en weer geweldshandelingen worden verricht. Zo pakt [slachtoffer 3] de ijzeren staaf, waarmee hij inslaat op medeverdachte [medeverdachte] , terwijl [slachtoffer 2] in gevecht gaat met verdachte die hij slaat/stompt. Het handgemeen start in het trappenhuis/de portiek van de flat en eindigt op straat, waar verdachte - terwijl hij op de grond ligt - nog wordt geschopt waarna hij gewond wordt achtergelaten.
De rechtbank stelt vast dat er door alle betrokkenen geweld is gebruikt, ook door verdachte. Verdachte heeft met [slachtoffer 2] geworsteld. Tevens heeft verdachte wapens meegenomen, heeft hij, samen met medeverdachte [medeverdachte] in de bosjes zitten wachten en is hij op [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] afgestapt toen dezen zich in het trappenhuis bevonden en heeft hij aldus de confrontatie met hen opgezocht.
Op grond hiervan staat voor de rechtbank vast dat de verdachte door te handelen als hiervoor vermeld, opzet heeft gehad op de ten laste gelegde geweldshandelingen en een voldoende significante bijdrage heeft geleverd aan de geweldpleging die hij samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft uitgeoefend. Daarmee is het verweer verworpen en komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 24 oktober 2015 te Assen openlijk, te weten op en zichtbaar vanaf de openbare weg de [straatnaam], en op een openbare plaats, te weten een flatgebouw aan de [straatnaam], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit
- het met een metalen staaf slaan van die [slachtoffer 1] en
- het in gevecht gaan met die [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair gepleit voor vrijspraak van het ten laste gelegde. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman verzocht verdachte, met toepassing van art. 9a Sr, schuldig te verklaren, zonder oplegging van straf of maatregel.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 24 oktober 2015 samen met een ander schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld. Samen met medeverdachte [medeverdachte] heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] . Het onderhavige feit vond plaats op de openbare weg/een openbare plaats. Door zijn handelen heeft verdachte bijgedragen aan in de maatschappij heersende gevoelens van angst en onveiligheid, in het bijzonder bij hen die daarvan slachtoffer of ongewild getuige zijn.
Hoewel de ernst van het feit in beginsel het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, is de rechtbank van oordeel dat er omstandigheden zijn om in dit geval hiervan af te wijken.
De rechtbank is van oordeel dat de rol van met name [slachtoffer 1] er aan heeft bijgedragen dat de situatie is geëscaleerd. De rechtbank houdt daar bij het bepalen van de straf rekening mee.
De rechtbank houdt aan de andere kant ook rekening met het feit dat verdachte zelf ernstig letsel heeft bekomen, waaronder hersenletsel, waarvan het herstel ongewis is.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de veroordeling van verdachte door de politierechter te Assen bij vonnis d.d. 20 mei 2016.
De rechtbank stelt voorts vast dat, hoewel de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het EVRM niet is overschreden, het een oud feit betreft. De rechtbank houdt rekening met het tijdsverloop bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf.
Verdachte is momenteel met een rechterlijke machtiging opgenomen in het FPC te Assen. De reclassering heeft in haar rapport van 21 december 2016 geadviseerd de huidige klinische behandeling niet te onderbreken, nu deze behandeling de kans op herhaling verkleint.
Gelet op de ernst van het feit en om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van een strafbaar feit acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals geëist door de officier van justitie, passend en geboden.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een telefoontoestel, merk LG, kleur wit, met oplader en een telefoontoestel, merk Samsung, kleur zwart, met oplader, moeten worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de teruggaveaan verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • Telefoon merk LG;
  • Telefoon merk Samsung.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. R. Depping en
mr. C. Brouwer, rechters, bijgestaan door mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 oktober 2017.
Mr. C. Brouwer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.