ECLI:NL:RBNNE:2017:3981

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 oktober 2017
Publicatiedatum
19 oktober 2017
Zaaknummer
18/056783-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot zware mishandeling en veroordeling voor mishandeling met gebaksvorkje

Op 19 oktober 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de handeling had kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel. De verdachte had op 21 juni 2016 een groepsbegeleider met een gebaksvorkje in de nek gestoken, wat wel als mishandeling werd gekwalificeerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan deze mishandeling, maar besloot geen straf of maatregel op te leggen. De rechtbank benadrukte het belang van de voortzetting van de behandeling van de verdachte om herhaling van geweldsdelicten te voorkomen. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor gewelddelicten en de verbeterde inzet voor behandeling. De uitspraak werd gedaan na een zitting op 5 oktober 2017, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar wel zijn advocaat en de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/056783-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 oktober 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te Forensisch Psychiatrisch Centrum De Rooyse Wissel in Oostrum.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 oktober 2017.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. B. Sijbom, advocaat te Amsterdam, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. van der Heide.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2016 te [pleegplaats] , gemeente Westerveld, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] met een vork in diens nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 juni 2016 te [pleegplaats] , gemeente Westerveld, [slachtoffer] heeft mishandeld door met een vork in diens nek te steken.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de verweten handeling, gezien het voorwerp en de plaats van steken, had kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van al hetgeen aan hem is ten laste gelegd, omdat verdachte elke mate van betrokkenheid ontkent. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat de verweten handeling niet tot zwaar lichamelijk letsel had kunnen leiden.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hierbij het volgende. Verdachte heeft [slachtoffer] met een gebaksvorkje achter in de nek gestoken. Als gevolg van deze handeling heeft [slachtoffer] pijn ondervonden en waren er puntjes in zijn nek te zien. Naar het oordeel van de rechtbank is uit bovenstaande feiten en omstandigheden niet zonder meer komen vast te staan dat er een aanmerkelijke kans bestond dat de handeling van verdachte had kunnen leiden tot zwaar lichamelijk letsel.

Bewijsoverweging

De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 juni 2016, opgenomen op pagina 6 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2016181184 d.d. 28 maart 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik ben werkzaam bij [instelling] locatie [pleegplaats] als begeleider van een groep. Op 21 juni was ik aan het werk op de afdeling. Een van de cliënten is [verdachte] . Ik liep voor hem. Vervolgens voelde ik een steek in mijn nek. Ik hoorde dat hij zei: "Ik heb je lekker gestoken vieze klootzak." Ik draaide mij toen om. Ik zag toen dat hij zijn vork weggooide. Ik voelde pijn in mijn nek van de vorksteken. Er zijn drie kleine puntjes te zien van de vork en een schaafplek.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 11 januari 2017, opgenomen op pagina 8 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige]:
Ik heb de puntjes in de nek van [slachtoffer] gezien. De punten waren afkomstig doordat de cliënt [de rechtbank begrijpt: verdachte] met een gebaksvorkje had gestoken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 21 juni 2016 te [pleegplaats] , [slachtoffer] heeft mishandeld door met een vork in diens nek te steken.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op: mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, met het oog op de mogelijkheid van een terbeschikkingstelling, ter zake van het door haar bewezen geachte feit primair observatie van verdachte in het Pieter Baan Centrum gevorderd. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden waarbij de officier van justitie zich op het standpunt heeft gesteld dat het feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht over te gaan tot een rechterlijk pardon. In het geval dat de rechtbank dit niet opportuun acht, heeft de raadsman verzocht verdachte een taakstraf op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 21 juni 2016 een groepsbegeleider bij [instelling] , [slachtoffer] , mishandeld door achter die [slachtoffer] aan te lopen en hem met een gebaksvorkje in diens nek te steken. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen pijn en letsel bij [slachtoffer] veroorzaakt, maar heeft hij ook gevoelens van onveiligheid teweeg gebracht.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie eerder, is veroordeeld voor gewelddelicten.
Hoewel de ernst van het feit in beginsel het opleggen van een straf rechtvaardigt, acht de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte redengevend om hiervan af te wijken. Daarbij heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat er een PIJ-maatregel loopt en de inzet van verdachte voor behandeling, blijkens het risicotaxatierapport d.d. 14 augustus 2017, het afgelopen jaar aanzienlijk is verbeterd. De rechtbank is op grond van het voornoemde, daarbij mede in aanmerking genomen het door de reclassering in het reclasseringsrapport d.d. 4 juli 2017 beschreven hoge recidiverisico, van oordeel dat het voortzetten van de behandeling van verdachte van groot belang is om het plegen van geweldsdelicten in de toekomst te voorkomen. De rechtbank overweegt hierbij dat een onvoorwaardelijk gevangenisstraf de behandeling zou opschorten en terbeschikkingstelling, gezien het bewezenverklaarde feit, niet tot de mogelijkheden behoort. De rechtbank zal verdachte daarom schuldig verklaren, maar hem geen straf of maatregel opleggen.
Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. E.C.M. Wolfert en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door T. Smit, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 oktober 2017.
Mr. J.N.M. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.