ECLI:NL:RBNNE:2017:3888

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
13 oktober 2017
Zaaknummer
18/830096-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met minderjarige

Op 12 oktober 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1991, werd ervan beschuldigd in de periode van 16 tot en met 17 september 2016 seksuele handelingen te hebben verricht met een meisje dat op dat moment vijftien jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die toen 24 jaar oud was, zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen, ondanks het feit dat de seksuele handelingen met wederzijdse instemming plaatsvonden. De rechtbank benadrukte dat het aanzienlijke leeftijdsverschil tussen de verdachte en het slachtoffer de relatie ongelijkwaardig maakte, wat de instemming van het slachtoffer in twijfel trok.

De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat de verdachte niet op de hoogte was van de werkelijke leeftijd van het slachtoffer. De rechtbank stelde vast dat de verdachte een onderzoeksplicht had en dat hij had moeten verifiëren of het slachtoffer daadwerkelijk zestien jaar oud was. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aard van de gepleegde feiten, en besloot dat de taakstraf niet ten uitvoer zou worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig maakte aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830096-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 oktober 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [straatnaam] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
28 september 2017.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 september 2016 tot en met 17 september 2016 te [pleegplaats] , gemeente Slochteren, met [slachtoffer] , geboren op
[geboortedatum] 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten - het op die [slachtoffer] gaan liggen en/of - het duwen en/of brengen van een of meer van zijn, verdachtes vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of - het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of - het likken op en/of tussen en/of overlangs de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of - het betasten van de vagina van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes vinger(s) en/of tong;
subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 september 2016 tot en met 17 september 2016 te [pleegplaats] , gemeente Slochteren, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten - het op die [slachtoffer] gaan liggen en/of - het likken op en/of tussen en/of overlangs de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of - het betasten van de vagina van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes vinger(s) en/of tong.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde bewezen kan worden. Verdachte heeft bekend seks te hebben gehad met het destijds vijftienjarige slachtoffer. Nu verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit vierentwintig jaar oud was, is sprake van een zodanig leeftijdsverschil dat, hoewel de seksuele handelingen met beider goedvinden hebben plaatsgevonden, niet gezegd kan worden dat geen sprake is van ontucht. De stelling van verdachte dat hij niet wist dat het slachtoffer de leeftijd van zestien jaar nog niet bereikt had doet aan de bewezenverklaring en de strafbaarheid van het gebeuren niet af, nu de leeftijd van het slachtoffer een geobjectiveerd bestanddeel is en, gelet op het feit dat de betreffende wetsartikelen strekken tot bescherming van de seksuele integriteit van jeugdige personen, verdachte op dit punt een onderzoeksplicht had: hij had haar meer moeten bevragen waar het haar leeftijd betrof.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Verdachte is door het slachtoffer voorgelogen omtrent haar leeftijd en verdachte heeft daardoor in de veronderstelling verkeerd dat het slachtoffer al zestien jaar oud was. Uit het onderzoek zijn geen aanwijzingen gekomen voor het feit dat verdachte wist of kon weten dat het slachtoffer geen zestien was, afgezien van de enkele, niet nader onderzochte, verklaring van het slachtoffer waarin zij stelt dat verdachte op Facebook haar werkelijke leeftijd had kunnen zien. Nu verdachte niet wist en ook redelijkerwijs niet kon vermoeden dat het slachtoffer geen zestien was, kan hem geen strafrechtelijk verwijt gemaakt worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d.
6 maart 2017, los gevoegd bij het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL00100-2016267358 d.d. 22 december 2016, inhoudende de uitwerking van verhoor van [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001:
[verdachte] vroeg de hele tijd om bij hem te slapen. Toen hebben we de afspraak gemaakt vrijdag tot gewoon zaterdag. We reden naar [pleegplaats] …, een rare dorpnaam. We waren gaan slapen dus we gingen op bed liggen en toen begon hij. [verdachte] probeerde oraal, met oraal bedoel ik dan likken. Ik voelde een tong in mij. En toen probeerde hij met de vinger. Toen gingen we slapen. In de ochtend begon hij te zoenen en probeerde hij het nog een keer. Dit keer ook echt goed met zijn vingers. Toen deed hij elke keer zijn piemel in mij steken. Hij probeerde het goede gat te vinden. Hij probeerde eerst in mijn kont te steken en ik zei dat is de verkeerde. En toen ging het er op een gegeven moment heel rustig in. Hij lag op mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d.
20 september 2016, opgenomen op pagina 58 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte:
Ik heb seks met [slachtoffer] gehad. Ik ben verhuisd naar [pleegplaats] . [slachtoffer] is bij mij geweest van vrijdagmiddag (de rechtbank begrijpt: 16 september 2016) tot en met zaterdagmiddag (de rechtbank begrijpt: 17 september 2016).
Met betrekking tot het verweer dat verdachte niet wist dat het slachtoffer nog geen zestien was, overweegt de rechtbank dat de leeftijd van het slachtoffer in de ten laste gelegde wetsartikelen een geobjectiveerd bestanddeel is en dat opzet of schuld daaromtrent niet vereist is. Gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad (zie onder andere HR 20 januari 1959, NJ 1959/102) en de strekking van de ten laste gelegde artikelen kan alleen in zeer uitzonderlijke gevallen worden aangenomen dat bij een (vermeende) dwaling omtrent de leeftijd van het slachtoffer sprake is geweest van afwezigheid van alle schuld. Nu verdachte naar zijn zeggen is afgegaan op de (aanvankelijke) verklaring van het slachtoffer zonder enige moeite te doen om deze te verifiëren, hetgeen wel zijn verantwoordelijkheid was, en bij gebrek aan uitzonderlijke omstandigheden als hiervoor bedoeld, wordt het verweer van de raadsman dan ook verworpen.
Niet in geding is dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht ten opzichte van het slachtoffer, welke handelingen mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Bij de beoordeling van het ten laste gelegde dient evenwel de vraag te worden beantwoord of deze seksuele handelingen ook kunnen worden aangemerkt als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Het gaat hierbij volgens vaste rechtspraak om handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Voorop staat dat de seksuele integriteit van de jeugdige beschermd dient te worden, ook in het geval het jeugdige slachtoffer instemt met de seksuele handelingen. Uit de rechtspraak blijkt verder dat het ontuchtige karakter onder omstandigheden kan ontbreken, bijvoorbeeld als er sprake is van vrijwillig contact tussen personen die in geringe mate in leeftijd van elkaar verschillen en die eventueel een affectieve relatie hebben. Op de voorgrond staat of er sprake is van gelijkwaardigheid tussen de betrokken personen.
Gelet op het vorenstaande overweegt de rechtbank dat er weliswaar sprake was van een affectieve relatie tussen slachtoffer en verdachte, en dat het slachtoffer ingestemd heeft met de ten laste gelegde seksuele handelingen, maar dat het leeftijdsverschil aanzienlijk was, te weten negen jaren. Dit leeftijdsverschil maakt de relatie tussen slachtoffer en verdachte in beginsel ongelijkwaardig, nu iemand van vierentwintig jaar in een andere levensfase verkeert dan iemand van vijftien jaar. Deze door de rechtbank geconstateerde ongelijkwaardigheid blijkt ook uit het navolgende. Verdachte heeft er steeds bij het slachtoffer op aangedrongen dat zij bij hem zou komen logeren. Het slachtoffer heeft tijdens het verhoor verklaard uiteindelijk te hebben toegestemd te komen logeren omdat verdachte bleef aandringen. Het slachtoffer ging mee naar het huis van verdachte, dat voor het slachtoffer gelegen was op aanzienlijke afstand haar eigen woonplaats, en zij kon van daaruit gedurende de nachtelijke uren niet zelfstandig naar huis komen. Het slachtoffer had geen ervaring met seks, terwijl verdachte naar eigen zeggen wel ervaren was op dat gebied. Ondanks dat hij enerzijds tijdens de ontuchtige handelingen herhaaldelijk toestemming aan het slachtoffer gevraagd heeft, bleef hij anderzijds steeds aandringen op deze handelingen. De instemming van het slachtoffer zal derhalve in hoge mate gekleurd zijn geweest door de hiervoor genoemde omstandigheden, in het bijzonder het overwicht dat verdachte kon ontlenen aan het aanzienlijke verschil in leeftijd en (seksuele) ervaring tussen hem en het slachtoffer. De conclusie van de rechtbank is dat de seksuele handelingen tussen verdachte en het slachtoffer in deze omstandigheden ontuchtig zijn in de zin van artikel 245 Sr.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 16 september 2016 tot en met
17 september 2016 te [pleegplaats] met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2001, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, telkens ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het op die [slachtoffer] gaan liggen en/of
- het duwen en/of brengen van een of meer van zijn, verdachtes vingers in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het duwen en/of brengen van zijn, verdachtes penis in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het likken op en/of tussen en/of overlangs de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het betasten van de vagina van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes vingers en/of tong.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren te vervangen door 60 dagen hechtenis.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoonlijke omstandigheden zoals door de raadsman ter terechtzitting uiteengezet en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met een meisje van destijds vijftien jaar. Verdachte was zelf ten tijde van het gepleegde feit 24 jaar. Door zijn handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Dit maakt verdachte strafwaardig omdat de wetgever heeft beoogd de seksuele integriteit van jongeren die de leeftijd van zestien jaren nog niet hebben bereikt te beschermen.
De rechtbank houdt echter ook rekening met het feit dat het slachtoffer ten tijde van het gepleegde feit op vier maanden na zestien jaar was, dat er sprake was van een (beginnende) affectieve relatie tussen het slachtoffer en verdachte en dat het slachtoffer geen aangifte wilde doen van het gepleegde feit. Nu verder is gebleken dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld en dat hij ten gevolge van (de aanhouding ter zake van) het gepleegde feit zijn woning is kwijtgeraakt, is de rechtbank van oordeel dat, alles afwegende, kan worden volstaan met een lagere taakstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank ziet bovendien in bovengenoemde omstandigheden aanleiding om de straf in geheel voorwaardelijke vorm op te leggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een taakstraf voor de duur van 60 uren.

Bepaalt dat deze taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt voorts dat, indien het mocht komen tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast, indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Smeets, voorzitter, mr. J. van Bruggen en
mr. M. Haisma, rechters, bijgestaan door mr. M.A. Reese-Knigge, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 oktober 2017.