ECLI:NL:RBNNE:2017:3884

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 september 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
18/850092-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens poging tot afpersing en geweldsdelicten

Op 28 september 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten en poging tot afpersing. De verdachte, geboren in 1992 en woonachtig in [woonplaats], werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. N.B. Swart, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs. De tenlastelegging omvatte onder andere het bedreigen van medewerkers van een snackbar met een vuurwapen en het plegen van geweld tegen een fietser, [slachtoffer 6].

Tijdens de zitting op 28 september 2017 heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd voor de verdachte, stellende dat er onvoldoende bewijs was om de tenlastegelegde feiten te kunnen bewijzen. De verdediging heeft dit standpunt ondersteund en betoogd dat er geen wettig bewijs aanwezig was in het dossier. De rechtbank heeft de bewijsvoering zorgvuldig beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de hem ten laste gelegde feiten.

De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. Tevens heeft de rechtbank geoordeeld dat de benadeelde partij, [slachtoffer 6], niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien het feit niet bewezen is verklaard. De vordering kan enkel bij de burgerlijke rechter worden ingediend. De kosten van de procedure worden door de benadeelde partij en de verdachte zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850092-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 september 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
28 september 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.B. Swart, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.F. Severs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 september 2015 te [pleegplaats], gemeente Vlagtwedde,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om
zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld een of meer medewerkers van snackbar "[naam bedrijf]",
genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], te dwingen tot de afgifte van geld, in elk
geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4]
en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte,
- zich heeft begeven naar voornoemde snackbar en/of (vervolgens) die snackbar
naar binnen is gegaan, en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft getoond aan en/of gericht op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (daarbij) heeft
gezegd "Geef me alles",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
en/of
hij op of omstreeks 12 september 2015 te [pleegplaats], gemeente Vlagtwedde, ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een kassa,
welke zich bevond in snackbar "[naam bedrijf]", weg te nemen geld, toebehorende aan
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, en zich dat geld onder zijn bereik te brengen door
middel van braak en/of verbreking van die kassa, meermalen, althans eenmaal,
met een hard voorwerp op die kassa heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 12 september 2015 te [pleegplaats], gemeente Vlagtwedde, op de
openbare weg, de [straatnaam], althans een openbare weg, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 6]
, te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte, met (gedeeltelijk) onherkenbaar gemaakt gelaat,
- die [slachtoffer 6], die op of nabij de [straatnaam] fietste, tot stilstand heeft
gedwongen en/of die [slachtoffer 6] bij de arm heeft vast- of beetgepakt, en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft getoond aan en/of gericht op die [slachtoffer 6] en/of (daarbij) heeft gezegd "Geef
mij alles wat je hebt, nu" en/of "Geef mij je geld", en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp,
heeft gedrukt op de keel van die [slachtoffer 6] en/of (daarbij) heeft gezegd "Geef mij
alles wat je hebt, nu",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van zowel het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, als het onder 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er in het dossier weliswaar wettig bewijs voorhanden is, maar dat hij niet de overtuiging heeft dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde, nu er zich onvoldoende wettig bewijs in het dossier bevindt om tot een bewezenverklaring van die feiten te kunnen komen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht zowel het onder 1 primair en subsidiair, als het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal hiervan daarom worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hierbij dat het strafdossier volstrekt onvoldoende bewijsmiddelen bevat die de conclusie zouden kunnen rechtvaardigen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten.

Benadeelde partij

[slachtoffer 6] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 48,72 ter vergoeding van materiële schade en € 1.000,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet- ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraak.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 2 ten laste is gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en
mr. M. Haisma, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 september 2017.