ECLI:NL:RBNNE:2017:3841

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 augustus 2017
Publicatiedatum
10 oktober 2017
Zaaknummer
c/17/155468 / KG ZA 17/152
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over verkoop en ontruiming van een woonschip na echtscheiding

In deze zaak, die op 2 augustus 2017 door de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een vrouw en een man, die eerder met elkaar gehuwd waren. De vrouw, eiseres, vordert dat de man, gedaagde, zijn medewerking verleent aan de verkoop van hun gezamenlijke woonschip, dat zij sinds de echtscheiding in 2016 in eigendom heeft. De vrouw heeft het woonschip verkocht aan derden, maar de man weigert zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en ontruiming van het schip. De vrouw stelt dat de man zich negatief heeft opgesteld tijdens bezichtigingen, waardoor potentiële kopers zijn afgehaakt. De man betwist dat de verkoop zonder zijn instemming kan plaatsvinden en voert aan dat hij het schip zelf wil kopen, maar niet in staat is om dit financieel te realiseren.

De voorzieningenrechter overweegt dat de vrouw als enige eigenaar van het woonschip niet afhankelijk is van de medewerking van de man voor de verkoop. De vorderingen van de vrouw om de man te veroordelen tot medewerking aan de verkoop worden afgewezen, omdat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de verkoop onder de huidige omstandigheden redelijk is. De man wordt echter wel veroordeeld om het woonschip binnen vier weken te verlaten, met een dwangsom van € 100,- per dag voor het geval hij hieraan niet voldoet. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R. Giltay, met mr. A. Hut als griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/155468 / KG ZA 17-152
Vonnis in kort geding van 2 augustus 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. J. Pieters te Sneek,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. T. Bijlsma te Heerenveen.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 juli 2017;
  • de mondelinge behandeling van 21 juli 2017 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde producties;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn van 7 januari 2013 tot 30 maart 2016 met elkaar gehuwd geweest buiten gemeenschap van goederen. Op laatstgenoemde datum is het huwelijk ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 23 maart 2016 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
De vrouw is sinds 22 april 2002 eigenaar van een varend woonschip genaamd [naam woonschip] (hierna: het woonschip). Op dit woonschip hebben partijen samengewoond. Het woonschip was belast met een hypotheek.
2.3.
In 2013 heeft de man een schadevergoeding ontvangen van € 65.000.-. In 2015 is deze schadevergoeding aangewend om (het restant van) de hypothecaire geldlening op het woonschip af te lossen.
2.4.
Op 25 februari 2016 hebben partijen een "vaststellingsovereenkomst/ echtscheidingsconvenant" (hierna: het convenant) gesloten. Hierin staat vermeld:
"2.5Gebruiksrecht woonschip [naam woonschip]
Het gebruiksrecht van het woonschip aan [adres] , wordt per 1 april 2016 toebedeeld aan de man.
De lasten die verbonden zijn aan het woonschip komen voor rekening van de man.
2.6
Verkoop woonschip [naam woonschip]
Als partijen in gezamenlijk overleg het woonschip met een huidige WOZ-waarde van € 60.000,=
verkopen, zal de opbrengst worden aangewend om alle kosten van verkoop en overdracht te voldoen. De resterende opbrengst wordt gelijk verdeeld."
2.5.
Partijen hebben in 2016 overleg gehad om het woonschip via een scheepsmakelaar te verkopen. De man heeft in dit verband contact gezocht met scheepsmakelaardij Goliath te Sneek. De vrouw heeft een bemiddelingsovereenkomst met voornoemde scheepsmakelaardij gesloten. Het woonschip staat sinds 22 augustus 2016 te koop.
2.6.
Eind 2016 is het woonschip via een bootveiling te koop aangeboden, omdat de verkoop niet wilde vlotten. Via die veiling heeft de man het schip voor € 90.000,- gekocht. De man heeft de koopsom niet kunnen voldoen.
2.7.
De vrouw heeft het woonschip in maart 2017 verkocht aan de heer [naam 1] en mevrouw [naam 2] . De scheepsmakelaar heeft vervolgens een schriftelijke
koop-/verkoopovereenkomst opgesteld ter ondertekening, waarin een koopsom staat vermeld van € 98.500,-.
2.8.
Bij brief van 14 maart 2017 heeft de advocaat van de man aan de vrouw geschreven dat de verkoop van het woonschip niet in gezamenlijk overleg heeft plaatsgevonden, dat hij het niet eens is met de verkoop en dat als de verkoop wel doorgang zou vinden dit zijn woonrecht onverlet laat.
2.9.
Blijkens een in opdracht van de man door Rotgans Scheepsadviesbureau te Tuitjenhorn opgesteld taxatierapport van 7 maart 2017 bedraagt de taxatiewaarde van het woonschip € 138.500,- per medio februari 2017.
2.10.
Blijkens een in opdracht van de vrouw door Scheepsmakelaardij Goliath te Sneek opgestelde taxatieverklaring heeft het woonschip per 18 april 2017 een executiewaarde van
€ 100.000,-. De vrouw heeft daarnaast een schriftelijke verklaring van makelaar S. Kampen van Scheepsmakelaardij Goliath overgelegd, verzonden aan de vrouw bij e-mailbericht van 18 april 2017, waarin staat:
"De heer [gedaagde] liet bij elk bezoek blijken dat hij het schip niet wilde verkopen omdat hij het zelf wilde kopen. De meeste belangstellenden haakten gedesillusioneerd weer af door negatieve opmerkingen van de bewoner. Bij de laatste bezichtiging heeft hij een echtpaar bedreigd. (…)."
2.11.
De vrouw heeft in juli 2017 het gebruiksrecht van het woonschip jegens de man opgezegd c.q. ontbonden. De man heeft aangegeven dat van opzegging c.q. ontbinding van het gebruiksrecht geen sprake kan zijn, omdat partijen in het echtscheidingsconvenant zijn overeengekomen dat ontbinding niet tot de mogelijkheden behoort.
2.12.
De koopovereenkomst is op 17 juli 2017 door de vrouw en de kopers ondertekend. In de koopovereenkomst staat vermeld dat de levering zal plaatsvinden op 1 september 2017 tegen een koopsom van € 97.000,-.
2.13.
Vanuit de Stichting Crystal Light verblijft er op dit moment een dakloze op het woonschip bij de man.

3.De vordering

3.1.
De vrouw vordert, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. de man te veroordelen zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering en alle (rechts)handelingen die daarvoor nodig zijn om de eigendomsoverdracht te bewerkstelligen van de boot genaamd [naam woonschip] zijnde een varend woonschip, kadastraal bekend [kadastrale gegevens] , aan de heer [naam 1] en mevrouw
[naam 2] , op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag, voor iedere dag waarin de man in gebreke mocht zijn aan deze veroordeling te voldoen, waarbij een gedeelte van een dag voor een hele heeft te gelden;
b. voor zover de man niet binnen zeven dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan het sub a gevorderde zal voldoen, de vrouw te machtigen om namens de man alle (rechts)handelingen te mogen verrichten teneinde de in sub a genoemde eigendomsoverdracht te bewerkstelligen, een en ander in de ruimste zins des woord;
c. de man en de zijnen, en ieder ander die zich mogelijk op de sub a bedoelde boot bevindt, jegens de vrouw te veroordelen op nette en ordentelijke wijze de boot te verlaten en verlaten te houden, straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag, voor iedere dag waarin de man in gebreke mocht zijn aan deze veroordeling te voldoen, waarbij een gedeelte van een dag voor een hele heeft te gelden;
d. althans dat de voorzieningenrechter die voorzieningen zal treffen, zoals deze in goede justitie vermenen te behoren;
e. kosten rechtens.
3.2.
De man voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De standpunten van partijen en de beoordeling daarvan

4.1.
Tussen partijen is in de kern genomen in geschil of de vrouw het woonschip mag verkopen, of de man daaraan zijn medewerking dient te verlenen, alsmede of de verkoop van het woonschip door de vrouw het gebruiksrecht van de man onverlet laat.
4.2.
De vrouw stelt, verkort weergegeven, dat zij het woonschip wenst te verkopen en dat er thans kopers zijn die bereid zijn het woonschip te kopen voor een redelijke prijs. De vrouw wenst te voorkomen dat de kopers afhaken. In dit verband stelt de vrouw dat de man tijdens bezichtigingen van het woonschip door potentiële kopers telkens een uiterst negatieve houding heeft aangenomen, waardoor geïnteresseerden zijn afgehaakt. Bij één van de laatste bezichtigingen heeft de man zelfs bedreigende uitlatingen gedaan. De man heeft aangegeven het woonschip zelf te willen kopen, maar tot op heden is hij niet in staat gebleken een deugdelijke financiering te verkrijgen. Makelaar Sjoerd Kampen van Scheepsmakelaardij Goliath te Sneek heeft volgens de vrouw aangegeven dat het woonschip oorspronkelijk weliswaar een hogere waarde had, maar dat de vraag naar woonschepen de laatste jaren minder is geworden. Ook de financiering daarvan is moeilijker geworden. Gelet op de huidige marktomstandigheden acht makelaar Kampen de gerealiseerde koopprijs redelijk, aldus de vrouw, mede gelet op de opstelling van de man jegens potentiële kopers. De vrouw heeft het gebruiksrecht van het woonschip jegens de man opgezegd c.q. ontbonden per 7 juli 2017 via de advocaten. Volgens de vrouw komt de man zijn contractuele verplichtingen niet na door de precariobelasting van het woonschip niet te voldoen, alsmede door de verkoop van het schip te frustreren. Ter terechtzitting heeft de vrouw gesteld dat de opvang van daklozen op het schip door de man mede aan de opzegging ten grondslag is gelegd. Voorts heeft de vrouw ter terechtzitting gesteld dat partijen ten tijde van het sluiten van het convenant hebben afgesproken dat de man in afwachting van de verkoop van het woonschip, op het woonschip mocht blijven wonen. Volgens de vrouw heeft zij de man verzocht en gesommeerd zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering van het woonschip. De man is daartoe echter weigerachtig. De vrouw wenst daarom een titel jegens de man om zijn medewerking te verlenen aan de verkoop en levering, alsmede tot ontruiming van het schip.
4.3.
De man voert, samengevat weergegeven, aan dat de vrouw geen spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen in kort geding, dat de vorderingen zich niet lenen voor een kort geding procedure, dat de vorderingen te onbepaald zijn en dat de vorderingen inhoudelijk moeten worden afgewezen. De man betwist dat partijen in het convenant hebben afgesproken dat het woonschip zou worden verkocht. Slechts indien sprake zou zijn van verkoop, zou dit in onderling overleg gebeuren. Als de man ten tijde van het sluiten van het convenant had geweten dat de vrouw op korte termijn tot verkoop wilde overgaan, dan had hij nimmer ingestemd met de inhoud van de convenant. De man heeft ingestemd met het te koop zetten van het woonschip in augustus 2016 voor een bedrag van € 130.000,-, omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat het goed zou komen tussen partijen. Ook dacht hij dat het met de verkoop niet zo'n vaart zou lopen. Bij de bezichtigingen van het woonschip is van een negatieve opstelling van de man geen sprake geweest. Het uit de school klappen tijdens één van de laatste bezichtigingen heeft te maken met het verleden van de man. De man voert verder aan dat de vrouw zonder overleg met de man in onderhandeling is getreden met de potentiële kopers. Op 14 maart 2017 heeft de man de vrouw aangeschreven dat van verkoop van het woonschip geen sprake kan zijn, alsmede dat verkoop van het woonschip zijn gebruiksrecht onverlet laat. Volgens de man kent het aan hem toegekende gebruiksrecht van het schip geen beperkingen, noch in voorwaarden, noch in tijdsduur. De man is bezig om te bekijken of de mogelijkheid bestaat geld te lenen ter financiering van de aankoop van het schip. De man heeft bericht gekregen van ING Bank dat hij een persoonlijke lening zou kunnen krijgen van € 87.500,-. De man voert verder aan dat de onderhandse verkoopwaarde van het woonschip minimaal € 125.000,- bedraagt. Het hanteren van de executiewaarde is gebruikelijk bij een gedwongen verkoop, maar daarvan is geen sprake. De man betwist voorts dat de vrouw zijn onbeperkte en volledige gebruiksrecht van het woonschip kan opzeggen c.q. ontbinden. Ook betwist dat man dat hij is gestopt met het betalen van de precariobelasting, alsmede dat het woonschip aan daklozen ter beschikking wordt gesteld. Er verblijft thans één persoon op het schip.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Ten aanzien van het spoedeisend belang heeft de vrouw gesteld dat de kopers bekend zijn met de datum van de zitting in kort geding en bereid zijn de uitkomst daarvan af te wachten, doch niet langer. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat in de door de vrouw en de kopers ondertekende koopovereenkomst staat vermeld dat de levering van het woonschip op 1 september 2017 zal plaatsvinden. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
4.5.
Vast staat dat de vrouw (uitsluitend) eigenaar is van het woonschip. Voor verkoop en levering van het woonschip is de medewerking van de man dan ook niet vereist. De in dit verband door de vrouw ingestelde vorderingen, zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.1. onder a. en b., zullen daarom bij gebrek aan belang worden afgewezen. Het verweer van de man dat het niet de bedoeling van partijen is geweest het woonschip te verkopen, kan de man niet baten. Dit volgt niet uit het bepaalde in de artikelen 2.5. en 2.6. van het convenant. Ook de omstandigheid dat in artikel 2.6. van het convenant wordt gesproken over verkoop van het woonschip in gezamenlijk overleg, maakt het vorenstaande niet anders. Verkoop in gezamenlijk overleg moet, gezien de stellingen van partijen over en weer, gezien worden tegen de achtergrond van het gebruiksrecht van de man en de gelijke verdeling van de opbrengst in verband met de aflossing van de hypotheek door de man. Dat uitgangspunt voor partijen was dat het woonschip in het kader van hun echtscheiding verkocht zou worden blijkt ook uit de omstandigheid dat de man heeft ingestemd met het te koop zetten van het woonschip door een scheepsmakelaar, terwijl de man aanwezig is geweest bij bezichtigingen van het woonschip door potentiële kopers. Het aan de man toegekende gebruiksrecht van het woonschip leidt niet tot een ander oordeel. Uit de tekst van artikel 2.5. van het convenant volgt niet dat het gebruiksrecht van de man aan verkoop van het schip in de weg staat en evenmin dat het gebruiksrecht van de man na verkoop van het schip voortduurt. Het verweer van de man dat de verkoop van het woonschip zijn woonrecht onverlet laat, zal de voorzieningenrechter daarom als onvoldoende adequaat onderbouwd passeren.
4.6.
Gelet op het voorgaande, alsmede op het feit dat niet is gebleken dat de man op dit moment of binnen afzienbare tijd daadwerkelijk in staat is om het woonschip van de vrouw te kopen, zal de door de vrouw gevorderde ontruiming van het woonschip door de man, zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.1. onder c., worden toegewezen. Indien en voor zover de vrouw met het instellen van de vorderingen, zoals weergegeven in rechtsoverweging 3.1. onder a. en b, ook een veroordeling van de man tot medewerking aan feitelijke handelingen heeft bedoeld, zoals afgifte van de sleutels, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de veroordeling tot het verrichten van deze handelingen in de toewijzing van de gevorderde ontruiming is verdisconteerd. De voorzieningenrechter zal aan de ontruiming een termijn verbinden van vier weken na betekening van dit vonnis. De door de vrouw gevorderde dwangsom zal worden toegewezen op de wijze als in het dictum te melden. Dit vormt naar het oordeel van de voorzieningenrechter een voldoende prikkel tot nakoming van het vonnis.
4.7.
Indien en voor zover de man betoogt dat het woonschip tegen een hogere koopsom dient te worden verkocht, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt, dat daarvan in de gegeven omstandigheden geen sprake kan zijn. Door overlegging van de schriftelijke verklaring van makelaar S. Kampen van Scheepsmakelaardij Goliath te Sneek van 18 april 2017 en de bevestiging daarvan ter terechtzitting door voornoemde makelaar, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat het woonschip in de gegeven omstandigheden voor een te lage prijs wordt verkocht. Dit geldt te meer nu voldoende aannemelijk is geworden dat de man zich tijdens de bezichtigingen van het woonschip negatief jegens potentiële kopers heeft uitgelaten. Ook de man zelf heeft erkend dat hij potentiële kopers een keer onheus heeft bejegend. Dit betekent dat voldoende aannemelijk is geworden dat er onder die omstandigheden geen hogere koopsom kan worden gerealiseerd, zodat de voorzieningenrechter de (uiteindelijk) met de kopers overeengekomen koopsom van
€ 97.000,- redelijk acht. De hoogte van de koopsom staat daarom niet aan toewijzing van de vordering in de weg.
4.8.
De overige stellingen en verweren van partijen behoeven gelet op het vorenstaande geen bespreking meer.
4.9.
Gelet op de omstandigheid dat partijen gewezen echtelieden zijn, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de man om binnen vier weken na betekening van dit vonnis het woonschip genaamd [naam woonschip] op nette en ordentelijke wijze te verlaten met alle daarin aanwezige personen en verlaten te houden,
5.2.
veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 100,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 5.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 5.000,- is bereikt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Giltay en in tegenwoordigheid van mr. A. Hut, griffier, in het openbaar uitgesproken op 2 augustus 2017. [1]

Voetnoten

1.type: 698/ah