ECLI:NL:RBNNE:2017:3828

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2017
Publicatiedatum
9 oktober 2017
Zaaknummer
18/720001-15 ontneming
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak

Op 9 oktober 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 18/720001-15, waarin de officier van justitie op 25 augustus 2017 een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft ingediend. De vordering was gebaseerd op het vermoeden dat de verdachte, geboren in 1967, een bedrag van € 18.240,- had verkregen uit een strafbaar feit. De behandeling van deze vordering vond plaats op 25 september 2017, waarbij de verdachte, zijn raadsvrouw mr. E.A. van der Meulen-Sikkes, en de officier van justitie aanwezig waren.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verdachte op dezelfde dag, 9 oktober 2017, vrijgesproken is van het feit waarop de vordering van de officier van justitie was gebaseerd. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen grond is voor de ontneming van het vermeende wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft daarbij artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie afgewezen, wat betekent dat de verdachte niet verplicht wordt om het gevorderde bedrag aan de staat te betalen. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank en is openbaar uitgesproken op 9 oktober 2017.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/18/720001-15
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 9 oktober 2017 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam], [woonplaats].

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 25 augustus 2017 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 18.240,- ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/720001-15 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 25 september 2017. De verdachte, diens raadsvrouw, mr. E.A. van der Meulen-Sikkes, en de officier van justitie zijn op de vordering gehoord.

Beoordeling

Bij vonnis van 9 oktober 2017 is verdachte vrijgesproken van het feit waarop de officier van justitie zijn vordering heeft gebaseerd.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
Deze uitspraak is gegeven door mrs. L.W. Janssen, voorzitter, F.J. Agema en A. Jongsma, rechters, bijgestaan door M. Smit-Colnot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 oktober 2017.