ECLI:NL:RBNNE:2017:3827

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 oktober 2017
Publicatiedatum
9 oktober 2017
Zaaknummer
18/720001-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdenking verduistering in dienstbetrekking na gebruikelijke betalingen aan personeel

Op 9 oktober 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verduistering in dienstbetrekking. De zaak kwam voort uit een incident op 20 juli 2014, waarbij de verdachte, werkzaam in een horecabedrijf, geld uit de kassalade zou hebben gehaald. De officier van justitie stelde dat de verdachte opzettelijk een bedrag van 320 euro had verduisterd, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte slechts haar eigen loon had opgenomen, wat gebruikelijk was in het bedrijf. Tijdens de zitting op 25 september 2017 werd de verdachte bijgestaan door haar advocaat, mr. E.A. van der Meulen-Sikkes, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het gebruikelijk was dat personeel hun loon contant uit de kassa kreeg uitbetaald. De verdachte had verklaard dat haar werkgever soms onaangekondigd de kassa afromde, waardoor er niet altijd voldoende geld beschikbaar was om de lonen uit te betalen. Dit leidde tot de handeling van de verdachte om geld apart te leggen. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte op camerabeelden te zien was terwijl ze geld uit de kassa nam, niet kon worden uitgesloten dat deze handelingen gericht waren op het uitbetalen van personeel.

Uiteindelijk oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende wettig bewijs was om te concluderen dat de verdachte zich de geldbedragen wederrechtelijk had toegeëigend. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel de eerste als de tweede tenlastelegging, waarbij ook de tweede beschuldiging, die betrekking had op de diefstal van een armband, niet bewezen kon worden verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/720001-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 oktober 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
25 september 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.A. van der Meulen-Sikkes, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 20 juli 2014 te [pleegplaats] , althans in de gemeente
Smallingerland, meermalen (op verschillende tijdstippen), althans eenmaal,
te weten tussen (ongeveer) de volgende (camerabeeld)tijdstippen:
a. a) 08:02:45 en 08:09:06, en/of
b) 08:56:15 en 08:59:06, en/of
c) 09:46:13 en 09:49:38, en/of
d) 10:01:23 en 10:01:58, en/of
e) 10:18:57 en 10:19:35, en/of
f) 10:53.19 en 10:54:31, en/of
g) 11:21:07 en 11:21:44, en/of
h) 11:52:08 en 11:54:25, en/of
i. i) 13:45:09 en 13:46:18, en/of
J) 15:41:00 en 15:43:40,
(telkens) opzettelijk een hoeveelheid geld,
althans 320 euro,
in elk geval een hoeveelheid geld of enig goed,
dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
het (horeca)bedrijf [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, en welk geld of welke(e) goed(eren) verdachte
(telkens) uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking van/als
werkneemster/personeelslid van dat bedrijf en/of ter afhandeling van
bedrijfsmatige betaling(en), in elk geval (telkens) anders dan door misdrijf
onder zich had,
wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 20 juli 2014 te [pleegplaats] , althans in de gemeente
Smallingerland, meermalen (op verschillende tijdstippen), althans eenmaal,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen,
te weten tussen (ongeveer) de volgende (camerabeeld)tijdstippen:
a. a) 08:02:45 en 08:09:06, en/of
b) 08:56:15 en 08:59:06, en/of
c) 09:46:13 en 09:49:38, en/of
d) 10:01:23 en 10:01:58, en/of
e) 10:18:57 en 10:19:35, en/of
f) 10:53.19 en 10:54:31, en/of
g) 11:21:07 en 11:21:44, en/of
h) 11:52:08 en 11:54:25, en/of
i. i) 13:45:09 en 13:46:18, en/of
J) 15:41:00 en 15:43:40,
(telkens) opzettelijk een hoeveelheid geld,
althans 320 euro,
in elk geval een hoeveelheid geld of enig goed,
dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
het (horeca)bedrijf [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte;
2.
zij op of omstreeks 20 juli 2014 te [pleegplaats] , althans in de gemeente
Smallingerland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit [naam bedrijf]
heeft weggenomen een armband, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 20 juli 2014 te [pleegplaats] , althans in de gemeente
Smallingerland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een armband,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, die armband in verdachtes tas heeft gedaan,
zijnde de uitvoering van dat misdrijf niet voltooid.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de politie een uitvoerig onderzoek heeft gedaan naar de camerabeelden en het uitgavenpatroon van verdachte en vervolgens verdachte in de gelegenheid heeft gesteld te reageren op de bevindingen van de politie. Hij heeft gesteld dat op de camerabeelden wordt gezien dat verdachte verhult dat er geld uit de kassalade wordt gehaald. Het uitbetalen van personeelsleden, maar ook het terugleggen van teveel geld of het wisselen na het uitbetalen van dat loon door verdachte, zoals door haar is gesteld, is niet te zien op de camerabeelden. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zij hier geen verklaring voor heeft. Verdachte kan ook niet verklaren hoe uit de kasopstelling van de politie kan volgen dat verdachte veel meer geld zou hebben uitgegeven dan zij zou hebben verdiend.
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend een diefstal, gepleegd door verdachte, kan worden bewezen. Er zou, zoals door verdachte is betoogd, sprake kunnen zijn geweest van een vergissing.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Zij heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde aangevoerd dat verdachte zich geen gelden wederrechtelijk heeft toegeëigend. Verdachte heeft slechts loon dat zij nog van haar werkgever tegoed had aan zichzelf uitbetaald. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er van het oogmerk van de wederrechtelijke toeëigening geen sprake was.
Oordeel van de rechtbank
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat in het horecabedrijf, waarin de verdachte haar werkzaamheden uitoefende, gebruikelijk was dat veel personeelsleden aan het eind van hun dienst het loon contant uitbetaald kregen uit het geld wat op dat moment in de kassa zat. Van die uitbetaling moest dan een briefje worden opgemaakt wat in een daarvoor bestemde pot moest worden gedeponeerd. Verdachte was, als ervaren kracht, één van de personen die het uitbetalen van die lonen tot taak had. Verdachte heeft aangegeven dat haar werkgever soms onaangekondigd de kassa kwam afromen waardoor er regelmatig onvoldoende geld in de kassalade aanwezig was om de lonen van het personeel uit te betalen. Om deze reden is zij tot het achteruitleggen van geld over gegaan, zodat er wel voldoende contant geld beschikbaar was om de lonen uit te betalen. Haar werkgever was van deze handelwijze niet op de hoogte en had daar ook geen toestemming voor gegeven.
De rechtbank stelt vast dat op de uitgelezen camerabeelden is te zien dat verdachte op 20 juli 2014 op verschillende momenten geld uit de kassalade haalt.
De rechtbank stelt voorts vast dat niet op de camerabeelden te zien is wat verdachte vervolgens met dat apart gelegde geld doet. Ook ontbreekt een administratie van alle in- en uitgaven via de kas. Een dagelijks bijgehouden kasadministratie had inzicht kunnen geven in alle mutaties, zodat onrechtmatige opnames evident gesignaleerd hadden kunnen worden. Ondanks het feit dat vast staat dat de verdachte op 20 juli 2014 op verschillende momenten geld uit de kassa heeft genomen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden uitgesloten dat verdachte handelingen heeft verricht met het oog op het kunnen uitbetalen van loon aan het op dat moment werkzame personeel.
Wat betreft het bedrag van 320 euro dat volgens de tenlastelegging de verdachte zich zou hebben toegeëigend overweegt de rechtbank het volgende. De verdachte erkent dit bedrag uit de kassa te hebben genomen als voorschot op de loonvordering die zij op haar werkgever had. Deze vordering wordt door de werkgever ook niet ontkend. Wel wordt door hem gesteld dat de betaling ervan per bank zou geschieden en dat reeds een deel door hem per bank was betaald en dat het restant nog zou volgen. Nu het niet ongebruikelijk was dat de verdachte het door haar verdiende loon zelf, zonder tussenkomst van haar werkgever, uit de kassa haalde, staat niet vast dat met de opname van 320 euro een bedrag uit de kassa nam haar niet toekwam.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat het ontbreekt aan voldoende wettig bewijs om te kunnen vaststellen dat verdachte zich de geldbedragen wederrechtelijk heeft toegeëigend dan wel met het oogmerk van wederechtelijke toe-eigening heeft weggenomen. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.

UITSPRAAK

De rechtbank:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mrs. L.W. Janssen, voorzitter, F.J. Agema en A. Jongsma, rechters, bijgestaan door M. Smit-Colnot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 oktober 2017.