ECLI:NL:RBNNE:2017:382

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
18/820442-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen mishandelen van levensgezel en bedreiging met misdrijf tegen het leven

Op 9 februari 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meermalen mishandeling van zijn levensgezel en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data, waaronder 29 augustus en 11 september 2016, zijn levensgezel heeft mishandeld door haar bij de keel te grijpen, een kopstoot te geven en haar in het gezicht te slaan. Daarnaast heeft hij haar bedreigd met de woorden 'ik ga je vermoorden'. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde vrijheidsberoving, omdat niet bewezen kon worden dat het slachtoffer niet in staat was de woning te verlaten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 130 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is er een taakstraf van 180 uren opgelegd, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De benadeelde partij, de levensgezel van de verdachte, heeft een schadevergoeding van €373,04 toegewezen gekregen, bestaande uit materiële en immateriële schade.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook het advies van de reclassering in overweging genomen, dat pleitte voor een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, gezien de eerdere schendingen van opgelegde voorwaarden door de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830330-16
ad informandum gevoegd parketnummers 18/120278-16, 18/830330-16, 18/820486-16 en 18/820442-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 februari 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
26 januari 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F. Gosselaar, advocaat te Winschoten.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E. Jepkema.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 augustus 2016 te [pleegplaats] , gemeente Zuidhorn, zijn
levensgezel, althans een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] (met kracht) bij de keel, hals en/of kaken te grijpen en/of vast
te pakken en/of in de keel en/of hals te knijpen en/of te drukken en/of de
keel en/of hals dichtgeknepen en/of dichtgedrukt te houden, en/of
- die [slachtoffer] een kopstoot te geven, en/of
- de arm(en) van die [slachtoffer] vast te pakken en/of (vervolgens) om te draaien,
en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht te slaan;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 september 2016 te [pleegplaats] , gemeente Zuidhorn, zijn
levensgezel, althans een persoon, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] (met kracht) bij de keel, hals en/of kaken te grijpen en/of vast
te pakken en/of in de keel en/of hals te knijpen en/of te drukken en/of de
keel en/of hals dichtgeknepen en/of dichtgedrukt te houden, en/of
- die [slachtoffer] een kopstoot te geven, en/of
- de/een o(o)r(en) van die [slachtoffer] met kracht vast te pakken en/of (vervolgens)
met kracht om te draaien, en/of
- die [slachtoffer] in het gezicht en/of tegen de oren, althans tegen het hoofd, te
slaan;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 11 september 2016 te [pleegplaats] , gemeente Zuidhorn,
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer]
(met kracht) bij/in de keel/hals/kaken gegrepen en/of geknepen en/of (daarbij)
deze dreigend de woorden toegevoegd :"ik ga je vermoorden" en/of "Ik knijp je
strot dicht", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
(gevoegde zaak 830246-16)
hij in of omstreeks de periode van 27 juni 2016 tot en met 28 juni 2016 te
[pleegplaats] , althans gemeente Zuidhorn, zijn levensgezel, althans een persoon,
genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] (met kracht) bij de keel, hals en/of kaken te grijpen en/of vast
te pakken en/of in de keel en/of hals te knijpen en/of te drukken en/of de
keel en/of hals dichtgeknepen en/of dichtgedrukt te houden, en/of
- ( met kracht) op/in overige delen van het lichaam van die [slachtoffer] te knijpen,
en/of
- de arm(en) van die [slachtoffer] om te draaien, en/of
- die [slachtoffer] te slaan, en/of
- die [slachtoffer] een of meer kopstoten te geven, en/of
- die [slachtoffer] op de grond te gooien/duwen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
5.
(gevoegde zaak 830246-16)
hij in of omstreeks de periode van 27 juni 2016 tot en met 28 juni 2016 te
[pleegplaats] , gemeente Zuidhorn, in een woning aan de [adres] ,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk [slachtoffer] wederrechtelijk
van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft hij, verdachte, op 27 juni 2016 gedurende een periode van
ongeveer 20:00 uur tot ongeveer 23:30 uur en/of op 28 juni 2016 gedurende een
periode van ongeveer 00:30 uur tot ongeveer 04:00 uur, (telkens) met dat opzet
die [slachtoffer] in voornoemde woning doen verblijven en/of (daarbij) de achter- en
voordeur van die woning afgesloten en/of afgesloten gehouden en/of de telefoon
van die [slachtoffer] afgepakt en/of (daarbij) die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: "Je
komt het huis niet uit";
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde kan worden bewezen. Het onder feit 5 tenlastegelegde is te splitsen in twee periodes. De eerste periode wordt door verdachte erkent. Daarvoor kan een bewezenverklaring volgen. Voor de tweede periode is onvoldoende bewijs voor het van de vrijheid beroven zodat daar een partiële vrijspraak voor dient te volgen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat alle feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met uitzondering van feit 5. Verdachte is van mening dat er geen sprake was van vrijheids-beroving en dat het slachtoffer wel degelijk weg kon uit de woning.
Het oordeel van de rechtbank
vrijspraak ten aanzien van feit 5
De rechtbank acht het onder 5 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, aangezien niet is komen vast te staan dat [slachtoffer] als gevolg van de door verdachte gepleegde handelingen niet in staat was de woning te verlaten. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
ten aanzien van feit 1, 2, 3 en 4
De rechtbank volstaat ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
ten aanzien van feit 1
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 januari 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van de politie Noord-Nederland d.d. 30 augustus 2016, opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016260695 d.d. 13 september 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van de politie Noord-Nederland, d.d. 11 september 2016, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten;
ten aanzien van feit 2
4. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 januari 2017;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van de politie Noord-Nederland, d.d. 11 september 2016, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] ;
6. schriftelijke stukken, opgenomen op p. 34-38 van voornoemd dossier, inhoudende foto's van het door aangeefster opgelopen letsel;
ten aanzien van feit 3
7. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 januari 2017;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van de politie Noord-Nederland, d.d. 11 september 2016, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] :
ten aanzien van feit 4
9. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 26 januari 2017;
10. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van de politie Noord-Nederland d.d. 28 juni 2016, opgenomen op pagina 32 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016185838 d.d. 30 juni 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] :
11. schriftelijke stukken, opgenomen op p. 37-42 van voornoemd dossier, inhoudende foto's van het door aangeefster opgelopen letsel.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 augustus 2016 te [pleegplaats] zijn levensgezel, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] bij de keel, hals en/of kaken te grijpen en/of vast te pakken, en
- die [slachtoffer] een kopstoot te geven, en
- de armen van die [slachtoffer] vast te pakken en vervolgens om te draaien, en
- die [slachtoffer] in het gezicht te slaan;
2.
hij op 11 september 2016 te [pleegplaats] zijn levensgezel, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] bij de keel, hals en/of kaken te grijpen en/of vast te pakken, en
- die [slachtoffer] een kopstoot te geven, en
- een oor van die [slachtoffer] met kracht vast te pakken, en
- die [slachtoffer] in het gezicht en/of tegen de oren te slaan;
3.
hij op 11 september 2016 te [pleegplaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] bij de keel/hals/kaken gegrepen en/of geknepen en daarbij deze dreigend de woorden toegevoegd :"ik ga je vermoorden" en "Ik knijp je strot dicht";
4.
hij in de periode van 27 juni 2016 tot en met 28 juni 2016 te [pleegplaats] zijn levensgezel, genaamd [slachtoffer] , heeft mishandeld door
- die [slachtoffer] bij de keel, hals en/of kaken te grijpen en/of vast te pakken, en
- met kracht in overige delen van het lichaam van die [slachtoffer] te knijpen, en
- de armen van die [slachtoffer] om te draaien, en
- die [slachtoffer] te slaan, en
- die [slachtoffer] een kopstoot te geven, en
- die [slachtoffer] op de grond te gooien/duwen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

1.mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel

2.mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel

3.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

4.mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel

Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4, en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 130 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met aftrek van voorarrest alsmede een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis. Aan de voorwaar-delijke gevangenisstraf dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals deze door de reclassering zijn voorgesteld: een contactverbod, afspraken lopen via "Veilig thuis", behandeling bij de AFPN en controle op drugsgebruik.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat de verdediging zich kan vinden in de eis van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding en de daarbij gevoegde bijlage zijn vermeld en welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen, meermalen mishandelen en stalken van zijn toenmalige levensgezel. Hij heeft haar daarbij steeds bij haar keel vastgepakt, een kopstoot gegeven, in het gezicht geslagen en geknepen. Uit de stukken blijkt dat verdachte over een periode van vier maanden dergelijk geweld heeft gebruikt tegen aangeefster en haar voorts heeft bedreigd en gestalkt. Al doende heeft hij meerdere keren een ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit en heeft hij haar ook emotionele schade toegebracht. Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat deze mishandelingen en bedreigingen in het bijzijn van hun nog zeer jonge kinderen plaatsvonden.Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 24 januari 2017. In de aanloop naar de terechtzitting zijn aan verdachte in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis bijzondere voorwaarden opgelegd, welke hij niet bij voortduring ten volle heeft nageleefd. De reclassering adviseert in het verlengde daarvan een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een contactverbod met aangeefster en het meewerken aan controles op middelengebruik. De verdachte kan zich vinden in dit advies en stemt ermee in.
De rechtbank zal een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden als door de reclassering geadviseerd ,alsook een taakstraf in de vorm van een werkstraf conform de eis van de officier van justitie - aan verdachte opleggen. De rechtbank acht dit passend en geboden ondanks het feit dat zij, -anders dan de officier van justitie, de ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving niet bewezen heeft verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proeftijd van drie jaren op te leggen en zal bepalen dat deze termijn twee jaren zal duren.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De benadeelde partij vordert € 23,04 aan vergoeding van materiële kosten en € 350,- aan immateriële schadevergoeding.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de gevraagde vergoeding voor medicatie moet worden afgewezen, aangezien dat door de verzekering vergoed dient te worden.
Met betrekking tot de immateriële schade is de raadsman van oordeel dat er ook sprake is van eigen schuld van het slachtoffer doordat zij verdachte steeds heeft gevraagd terug te komen. Gelet op wat er is gebeurd, is het bedrag dat wordt gevraagd niet hoog, maar tegen de achtergrond waaronder deze feiten hebben plaatsgevonden heeft de raadsman verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten en de meeste bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 57, 285, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte
onder 5is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 130 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
120 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, een of meer van de hierna gestelde voorwaarden niet nakomt..
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering/bewaring doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen één week na deze uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen. Hierna moet hij zich daar blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich zal laten behandelen voor de geconstateerde problematiek die gerelateerd is aan de bewezenverklaarde feiten bij de AFPN of een soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling aan de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Dit houdt onder andere in dat hij zijn medewerking verleent aan een onderzoek naar ADHD.
3. dat de veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Als uitzonder hierop wordt van belang geacht dat wanneer er afspraken met alle partijen omtrent de kinderen dienen worden gemaakt veroordeelde en zijn ex-partner enkel in het bijzijn van een medewerker van Veilig Thuis en/of de reclassering elkaar op een neutrale locatie mogen treffen.
4. dat de veroordeelde wordt verplicht zijn medewerking te verlenen aan blaas- en urinecontroles, zoals de reclassering dit noodzakelijk acht.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van
180 urenonbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
feit 1, 2, 3, 4
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 373,04 (zegge: driehonderd drieënzeventig euro en vier eurocent). Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 373,04 (zegge: driehonderd drieënzeventig euro en vier eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 7 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 23,04 aan materiële schade en
€ 350,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mrs. P.H.M. Smeets, voorzitter, E.W. van Weringh en
L.W. Janssen, rechters, bijgestaan door M. Smit-Colnot, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2017.
Mr. Van Weringh is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.