ECLI:NL:RBNNE:2017:3788

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
5 oktober 2017
Zaaknummer
18/940029-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld door minderjarige in vereniging

Op 5 oktober 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1999, die beschuldigd werd van diefstal met geweld in vereniging. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 7 juni 2017 te Meppel, waar de verdachte via WhatsApp contact had gelegd met de aangever, die geld zou betalen voor 'dick pics'. Na een eerste betaling, zocht de verdachte opnieuw contact met de aangever, waarbij hij de indruk wekte een relatie te willen aangaan. Tijdens een afspraak bleek de aangever echter niet bereid om meer geld te betalen, wat leidde tot een gewelddadige confrontatie. De verdachte en een medeverdachte hebben de aangever geslagen, naar de grond gewerkt en zijn er met zijn portemonnee vandoor gegaan. De rechtbank oordeelde dat het geweld en de diefstal wettig en overtuigend bewezen waren, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 150 dagen, waarvan 135 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 100 uren. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht door de Jeugdreclassering en een verbod op alcohol en drugs. De benadeelde partij, de aangever, diende een vordering in voor schadevergoeding, die door de rechtbank werd toegewezen. De rechtbank hield rekening met de positieve ontwikkeling van de verdachte en de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/940029-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 oktober 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
21 september 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. van den Oever.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 07 juni 2017 te Meppel, althans in de gemeente Meppel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee (met hierin een hoeveelheid geld), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader, voornoemde [slachtoffer]:
- meermalen, althans éénmaal heeft geslagen en/of gestompt en/of
- een elleboog stoot in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft gegeven en/of
- op of tegen de grond heeft/hebben gegooid of geworpen, in elk geval omver heeft/hebben geduwd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezenverklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 september 2017;
2. een proces-verbaal van verhoor aangever met nummer PL0100-2017146665-24 d.d.
8 juni 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar en opgenomen op p. 42 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2017146665 d.d.
15 juni 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer];
3. een proces-verbaal van verhoor minderjarige verdachte met nummer PL0100-2017146665-12 d.d. 7 juni 2017, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en opgenomen op p. 53 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij omstreeks 07 juni 2017 te Meppel, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een portemonnee (met hierin een hoeveelheid geld), toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan van geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader, voornoemde [slachtoffer]:
- heeft geslagen en
- een elleboogstoot in het gezicht heeft gegeven en
- op de grond heeft gegooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake het ten laste gelegde te veroordelen tot een jeugddetentie van 150 dagen, waarvan 135 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en onder oplegging van de algemene voorwaarden, alsmede de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering zijn geformuleerd en daarnaast tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen jeugddetentie.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de op te leggen straf heeft de raadsvrouw, gelet op de periode van voorarrest, de intensieve begeleiding in het kader van de ITB Harde Kern en de positieve ontwikkeling die verdachte de afgelopen periode heeft doorgemaakt, ervoor gepleit om geen jeugddetentie meer op te leggen, maar alleen een werkstraf, waarvan een deel voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Met betrekking tot de geformuleerde bijzondere voorwaarden heeft de raadsvrouw verzocht om het hulpverleningstraject van Yorneo, MDFT, niet op te nemen, omdat dit traject te weinig meerwaarde heeft naast de begeleiding van de Jeugdreclassering. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht het alcoholverbod niet op te nemen, of in ieder geval niet langer dan tot de 18e verjaardag van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft via Whatsapp contact gezocht met aangever. Verdachte had gehoord dat aangever geld zou betalen voor “dick pics” en wilde proberen of hij op die manier geld van hem zou kunnen krijgen. Ze kenden elkaar niet. Uit de chatgesprekken blijkt dat aangever erg terughoudend is in het contact, in tegenstelling tot verdachte die steeds frequenter en intensiever het contact zoekt met aangever. Verdachte weet door het dreigen met de politie, het vertellen van ernstige leugens over onder meer zijn ouders en door heel geraffineerd in te spelen op de worsteling van aangever met zijn seksuele gevoelens, aangever voor hem te winnen en hem zover te krijgen dat hij geld betaalde voor een foto. Toen dat eenmaal was gelukt wilde verdachte dat aangever hem nog meer geld zou betalen en besloot met hem af te spreken. Hij maakte een afspraak met aangever in de buurt van een bosje en gaf aangever de indruk dat hij gevoelens voor hem had en een relatie met hem wilde beginnen. Ondertussen was verdachte enkel uit op het geld. Hij betrok zijn kameraad, de medeverdachte, erbij en nam die mee naar de afspraak als beveiliging. Tijdens de afspraak bleek echter dat aangever niet zomaar van plan was te betalen. Het liep uit op een worsteling, waarbij verdachte aangever heeft geslagen en een elleboogstoot in het gezicht heeft gegeven. Ondertussen riep hij de medeverdachte erbij. Die heeft aangever op de grond gegooid. Daarna hebben ze de portemonnee van aangever gepakt en zijn weggerend.
Verdachte heeft hiermee samen met de medeverdachte een ernstig strafbaar feit gepleegd.
Aangever stelde zich terughoudend en kwetsbaar op en daar heeft verdachte op een hele manipulatieve wijze misbruik van gemaakt. Op het moment dat aangever niet snel genoeg het geld betaalde, heeft verdachte bovendien, samen met zijn kameraad, geweld toegepast. Ze hebben aangever beroofd van zijn portemonnee, nadat ze hem hadden geslagen en naar de grond hadden gewerkt. Ze hebben het geld vervolgens uit de portemonnee gehaald en zijn hiermee naar de coffeeshop gegaan. Verdachte heeft door op deze wijze te handelen niet alleen pijn en letsel bij aangever veroorzaakt, maar ook ernstig inbreuk gemaakt op het vertrouwen van aangever. Uit de toelichting bij de vordering tot vergoeding van de immateriële schade blijkt dat aangever erg geschrokken is van het strafbare feit en dat hij enige tijd zijn gevoel van veiligheid helemaal kwijt was. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Bij een dergelijk strafbaar feit zijn een (deels voorwaardelijke) jeugddetentie en een werkstraf, zoals door de officier van justitie is geëist, op zijn plaats.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de straf de bijzondere voorwaarden koppelen zoals door de Raad voor de Kinderbescherming en de Jeugdreclassering zijn geformuleerd, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte de afgelopen periode een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij heeft het ITB harde kern traject doorlopen en huisarrest gehad. Verdachte heeft hier goed aan meegewerkt en zich aan de afspraken gehouden. Om deze positieve ontwikkeling vast te houden en gelet op het intensieve blowgedrag van verdachte in het verleden acht de rechtbank het van groot belang dat de begeleiding van de Jeugdreclassering blijft en dat verdachte het traject bij Yorneo afrondt. Het alcohol- en drugsverbod zal de rechtbank opleggen voor zolang de Jeugdreclassering dat noodzakelijk acht.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 150,90 ter vergoeding van materiële schade en € 175,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de totale vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is voldoende onderbouwd en redelijk.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van vordering aangevoerd dat het totaal gevorderde bedrag redelijk is, maar dat de schade verdeeld dient te worden tussen verdachte en de medeverdachte. Bij toewijzing dient het bedrag derhalve gehalveerd te worden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De benadeelde partij heeft in het schade-onderbouwingsformulier duidelijk uiteengezet dat de medeverdachte reeds een deel van de vordering heeft betaald. Dit heeft de benadeelde partij in mindering gebracht op de totale vordering en het restant heeft hij gehandhaafd ten aanzien van verdachte. Nu het totale bedrag niet door verdachte is betwist en de verdeling door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd, zal de vordering worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 juni 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte,
groot 135 dagen,niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaar, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
c. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- veroordeelde zich meldt binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak bij de Jeugdbescherming Noord op het adres Klompstraat 2a te Assen;
- veroordeelde zich houdt aan de afspraken en aanwijzingen van Jeugdbescherming Noord, ook wanneer dit inhoudt dat hij nader onderzocht dient te worden door bijvoorbeeld Accare of hij zich onder behandeling van een bepaalde deskundige of bepaalde instantie dient te stellen, bijvoorbeeld VNN, indien de Jeugdreclassering of Yorneo dat noodzakelijk achten;
- veroordeelde meewerkt aan het hulpverleningstraject van Yorneo MDFT;
- veroordeelde zich houdt aan de huisregels van ouders, die ouders samen met Yorneo opstellen;
- veroordeelde gedurende de proeftijd onderwijs volgt volgens het lesrooster of dagbesteding tijdens de vakantieperiode. Veroordeelde voorziet de Jeugdreclassering van het lesrooster en stelt de Jeugdreclassering tijdig op de hoogte van wijzigingen in het rooster;
- het voor veroordeelde verboden is om alcohol, verdovende middelen of andere middelen te gebruiken die zijn gedrag in negatieve zin kunnen beïnvloeden, zolang de Jeugdreclassering dat noodzakelijk acht en hij is verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
- veroordeelde geen contact heeft met de medeverdachte van dit strafbare feit;
- veroordeelde geen contact heeft met het slachtoffer, tenzij hiermee een herstelbemiddelingstraject op gang wordt gebracht en enkel na overleg met de Jeugdreclassering.
Draagt voornoemde instelling op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte voorts tot
een werkstraf voor de duur van 100 uren.De werkstraf moet binnen 12 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 50 dagen zal worden toegepast.
Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 5 oktober 2017.
Ten aanzien van 18/940029-17:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 325,90(zegge: driehonderdvijfentwintig euro en negentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]te betalen een bedrag van
€ 325,90(zegge: driehonderdvijfentwintig euro en negentig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van
6 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 150,90 aan materiële schade en € 175,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer]daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. de Bock, voorzitter, mr. E. Läkamp en
mr. J.J. Schoemaker, rechters, bijgestaan door mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 oktober 2017.
Mr. J.G. de Bock is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.