ECLI:NL:RBNNE:2017:3781

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
18/930229-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor vernieling en veroordeling voor diefstal met geweld in penitentiaire inrichting

Op 3 oktober 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal met geweld en vernieling in een cel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de vernieling van goederen in de cel, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte verantwoordelijk was voor de schade. Echter, de rechtbank achtte de diefstal van een horloge, gepleegd op 17 juli 2014 in Veenhuizen, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had samen met een medeverdachte het horloge van het slachtoffer weggenomen, waarbij zij geweld gebruikten dat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer, namelijk gedeeltelijk verlies van het gezichtsvermogen. De rechtbank oordeelde dat de herkenning van de verdachte door getuigen betrouwbaar was, ondanks de verdediging die stelde dat de herkenning niet voldeed aan de wettelijke eisen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 15 maanden op, rekening houdend met de ernst van het delict en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, omdat de rechtbank onvoldoende bewijs had voor de schadeclaims. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten binnen de penitentiaire inrichting en de gevolgen daarvan voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930229-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 oktober 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd te PI Nieuwegein - HvB loc. Nieuwegein.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. de Reus, advocaat te Rotterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 juli 2014 te Veenhuizen, gemeente Noordenveld,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een horloge, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader voornoemde [slachtoffer] meermalen in/tegen zijn
gezicht en/of zijn zij hebben gestompt/geslagen,
tengevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten
gedeeltelijk verlies van zijn gezichtsvermogen, heeft bekomen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 juli 2014 te Veenhuizen, gemeente Noordenveld,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
aan een persoon genaamd [slachtoffer],
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel (gedeeltelijk verlies van het gezichtsvermogen),
heeft toegebracht,
door deze opzettelijk meermalen tegen zijn rechteroog, in ieder geval in/tegen
zijn gezicht te stompen/slaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 juli 2014 te Veenhuizen, gemeente Noordenveld,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]),
meermalen tegen zijn rechteroog, in ieder geval in/tegen zijn gezicht, heeft
gestompt/geslagen,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (gedeeltelijk verlies van het
gezichtsvermogen), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 5 januari 2016 te Arnhem
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk (de inboedel van) een cel, te weten:
- het bed,
- het toilet,
- de radiator,
- het wandmeubel,
- twee (gelaagde) ruiten
- electra,
- schilderwerk,
- het schaamschot met beugel,
- de koelkast,
- de televisie met beugel,
- het prikbord en/of
- het koffie apparaat)
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan de P.I. Arnhem Zuid, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het onder 2 ten laste gelegde, nu hij van mening is dat er voor dat feit onvoldoende bewijs voorhanden is.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 primair ten laste gelegde kan worden bewezen en heeft voor dat feit veroordeling gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Hij heeft ten aanzien van feit 1 aangevoerd dat de gestelde herkenning door [slachtoffer] buiten beschouwing dient te worden gelaten als zijnde onvoldoende betrouwbaar, nu in strijd met de voorschriften omtrent de wijze van herkenning zoals neergelegd in het ‘Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek’ is gehandeld. Subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van het bestanddeel zwaar lichamelijk letsel. Met betrekking tot feit 2 heeft de raadsman betoogd dat er onvoldoende bewijs voor dat feit voorhanden is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank kan namelijk niet vaststellen dat de ten laste gelegde goederen intact waren op het moment dat verdachte de cel binnenging. Bovendien heeft niemand gezien dat verdachte degene is geweest die de ravage in de cel heeft aangericht. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de wijze van herkenning het volgende. De rechtbank acht de herkenning van verdachte en zijn medeverdachte door de aangever en de diverse getuigen voldoende betrouwbaar, mede gelet op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 1], die beiden verklaren dat zij verdachte en zijn medeverdachte hebben zien wegrennen van afdeling F waar het slachtoffer verbleef. Dat de fotoconfrontatie – die heeft plaatsgevonden in de penitentiaire inrichting direct na het incident – niet zou voldoen aan de regels in het ‘Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek’ doet daaraan niet af, nu deze regels in het onderhavige geval niet van toepassing zijn en bovendien de herkenning door getuige [getuige 1] en de herkenning door getuige [getuige 1] los van die fotoconfrontatie hebben plaatsgevonden. De rechtbank verwerpt dan ook het betrouwbaarheidsverweer van de raadsman met betrekking tot de herkenning van verdachten.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juli 2014, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0300-2014057247 d.d. 24 april 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
Ik doe aangifte van diefstal met geweld en zware mishandeling, gepleegd op 17 juli 2014 in Veenhuizen, gemeente Noordenveld. Op 17 juli 2014 was ik in mijn cel op afdeling F in de penitentiaire inrichting. Op een gegeven moment kwamen er twee mannen mijn cel binnenlopen. Dit bleken later [verdachte] en [medeverdachte] te zijn. Ik zag dat de man, die later [medeverdachte] bleek te zijn, de deur van mijn cel dicht deed. Ik zag dat [verdachte] op mij af kwam lopen. Ik voelde dat ik een hele harde klap op mijn rechteroog kreeg. Ik voelde een hevige stekende pijn. Het volgende moment voelde ik meerdere hevige harde klappen om mijn gezicht en in mijn zij. Ik denk dat ik bij elkaar ongeveer 10 tot 12 klappen heb gehad. Ik hoorde een van de mannen, ik denk [verdachte], zeggen: "Geef hier dat horloge!" Dit zei hij tijdens het uitoefenen van het geweld op mij. Ik voelde dat ze het horloge van mijn pols hebben gehaald. Toen ze mijn horloge hadden zijn ze vertrokken. Tijdens de mishandeling was medegedetineerde [getuige 3] ook bij mij in de cel. Hij vertelde mij later dat hij was geschrokken van de kracht waarmee ze op mij insloegen. Hij vertelde mij ook dat zowel [verdachte] als [medeverdachte] mij heeft geslagen. Vlak daarna zag ik medegedetineerde [getuige 1]. Ik hoorde hem zeggen dat hij de jongens had zien wegrennen. Hij noemde toen de namen [verdachte] en [medeverdachte]. [getuige 1], een bewaarder en ik hebben toen een boek met foto's van de gedetineerden bekeken. Daarin hebben we [verdachte] en [medeverdachte] als de personen aangewezen die mij hebben beroofd en mishandeld. Ik had hoofdpijn, stekende pijn rondom het rechteroog, pijn aan de kaak. Tevens had ik last in mijn zij. In het ziekenhuis bleek dat het netvlies van mijn rechteroog is losgelaten. Hiervoor moet ik worden geopereerd. Verder heb ik last van kneuzingen in mijn gezicht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 9 september 2015, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
Ik heb blijvend aangezichtsverlies aan mijn rechteroog overgehouden. Het netvlies op mijn oog heeft losgelaten en hier ben ik aan geopereerd. Mijn zicht is nog maar 60 procent. Dit komt doordat er tijdens de mishandeling zenuwen geraakt zijn in mijn oog. Ik moet nu jaarlijks op controle komen bij de arts in het UMCG.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 april 2015, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3]:
Ik ben getuige geweest van een mishandeling van [slachtoffer] gepleegd door twee mannen in juli 2014 in de PI in Veenhuizen. Ik zag dat de lange man [slachtoffer] bij zijn polsen pakte. Ik zag toen dat de kleine man hem meerdere keren met kracht op zijn gezicht sloeg. Ik zag dat hij dit met zijn vuist deed. Ik zag dat het bloed, afkomstig van [slachtoffer], tegen de muur spatte. Ik zag vervolgens dat de klein man stopte met slaan en het horloge van [slachtoffer] probeerde los te maken. [slachtoffer] had zijn horloge om zijn pols. Ik zag dat iedere keer dat [slachtoffer] bijkwam dat de langere man hem zijn vuist, met kracht, in het gezicht sloeg. Volgens mij heeft de lange man [slachtoffer] minimaal 2 tot 3 keer geslagen, terwijl de kleine man bezig was met horloge. De kleine man had het horloge. Nadat de lange man [slachtoffer] nog een paar klappen had verkocht, zijn zij de cel uitgerend. Het hele gezicht van [slachtoffer] zat onder het bloed.
4. Een op schrift gestelde verklaring, op 24 juli 2014 opgemaakt en ondertekend door [getuige 1], opgenomen op pagina 14 van voornoemd dossier, zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn verklaring:
Ik heb op 17 juli 2014 gezien dat gedetineerde [verdachte] en gedetineerde [medeverdachte] op afdeling F naar binnen zijn gegaan en even later hardhollend de afdeling F uitliepen. Nadat zij waren vertrokken heb ik gezien dat gedetineerde [slachtoffer] van cel F4 een toegetakeld gezicht had.
5. Een op schrift gestelde verklaring, op 24 juli 2014 opgemaakt en ondertekend door [getuige 2], opgenomen op pagina 15 van voornoemd dossier, zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn verklaring:
Op 17 juli 2014 zat voor afdeling F. Op een gegeven moment zag ik twee gedetineerden, hard hollend op afdeling F naar buiten rennen. Dit waren gedetineerde [verdachte] en gedetineerde [medeverdachte]. Ik weet dit met zekerheid, omdat beiden op de aankomstenafdeling verbleven hebben en ik daar de kamerwacht ben.
6. Een geneeskundige verklaring, op 7 augustus 2014 opgemaakt en ondertekend door J. Stoopendaal, arts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer]. Uitwendig waargenomen letsel: forse zwelling rechter oog/jukbeen, bloeduitstorting rechter oog, wondjes in de mond/wang. Er is sprake van gering bloedverlies. Letsel aan rechter oog, mogelijk als gevolg van klap. Oogoperatie een week na incident.
7. Een geneeskundige verklaring, op 28 oktober 2014 opgemaakt en ondertekend door G. Postma, oogarts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Betreft: [slachtoffer]. Patiënt zagen wij voor de eerste maal op 22 juli 2014 vanwege een
netvliesloslating van het rechteroog met afliggende macula. Anamnestisch is er sprake van een klap op het rechteroog met nadien gezichtsvelduitval passend bij ablatio retinae. Op 30 juli 2014 werd patiënt geopereerd, er werd een vitrectomie verricht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 juli 2014 te Veenhuizen, gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededader voornoemde [slachtoffer] meermalen tegen zijn gezicht en zijn zij hebben gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten gedeeltelijk verlies van het gezichtsvermogen, heeft bekomen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1 primair: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat er sprake is een schending van de redelijke termijn en verzocht dit te verdisconteren in de op te leggen straf, indien de rechtbank tot een veroordeling komt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte in de penitentiaire inrichting schuldig gemaakt aan – kort gezegd – diefstal van een horloge van een medegedetineerde, waarbij zij zodanig fors geweld hebben toegepast dat dit heeft geresulteerd in zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Verdachte en zijn medeverdachte hebben het gebruik van fors geweld niet geschuwd, enkel voor hun eigen (financiële) gewin. De beroving heeft bij het slachtoffer gevoelens van onveiligheid veroorzaakt en in het gevangeniswezen grote onrust teweeggebracht.
Op dit bijzonder ernstige feit dient in beginsel te worden gereageerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dit geldt te meer nu verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie reeds eerder is veroordeeld ter zake van onder meer doodslag en een gewelddadig vermogensdelict, waarvoor verdachte ten tijde van het plegen van het onderhavige delict was gedetineerd. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf zal de rechtbank ten voordele van verdachte rekening houden met het tijdsverloop.
Al het voorgaande overwegende acht de rechtbank oplegging van na te noemen gevangenisstraf passend en geboden.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer] (18/930228-16), tot een bedrag van € 50.000,-ter vergoeding van immateriële dan wel materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. Penitentiaire Inrichting Arnhem Zuid, tot een bedrag van € 4.943,87 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] kan worden toegekend, nu blijkt dat hij ernstig letsel heeft opgelopen door het ten laste gelegde feit. Naar zijn oordeel is een bedrag van € 1.500,- op zijn plaats. Daarbij vordert hij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel in de zin van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij Penitentiaire Inrichting Arnhem Zuid in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de gevorderde vrijspraak voor het aan die vordering ten grondslag liggende feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair betoogd dat beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, nu hij heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van de aan de vorderingen ten grondslag liggende feiten. Ten aanzien van de benadeelde partij Penitentiaire Inrichting Arnhem Zuid heeft hij subsidiair verzocht die partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing van de vordering. Voorts heeft hij verzocht niet de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Uit het door benadeelde partij [slachtoffer] ingebrachte schadeformulier volgt niet dat [slachtoffer] en zo ja voor welk bedrag hij schade heeft geleden. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij Penitentiaire Inrichting Arnhem Zuid zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel gold ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair is ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Ten aanzien van 18/930229-16, feit 1:
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer]in de vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van 18/930229-16, feit 2:
Bepaalt dat de benadeelde partij
Penitentiaire Inrichting Arnhem Zuidin de vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C.M. Wolfert, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. M.T. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2017.
Mr. M.A.A. van Capelle en mr. J.N.M. Blom zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.