ECLI:NL:RBNNE:2017:3780

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
18/930228-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging zware mishandeling en veroordeling voor diefstal met geweld in penitentiaire inrichting

Op 3 oktober 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1991 en thans gedetineerd in P.I. Flevoland. De zaak betreft twee parketnummers: 18/930228-16 en 18/930042-17. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat het scherpe voorwerp waarmee was geprikt, een deugdelijk middel was om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Echter, de rechtbank achtte de verdachte wel schuldig aan diefstal met geweld in vereniging, gepleegd op 17 juli 2014 in Veenhuizen, waarbij het slachtoffer, [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel opliep, namelijk gedeeltelijk verlies van het gezichtsvermogen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte het slachtoffer had mishandeld en het horloge van het slachtoffer had weggenomen, waarbij fors geweld werd toegepast.

Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor de mishandeling van [slachtoffer 2] op 15 december 2016, waarbij hij met voorbedachten rade samen met anderen het slachtoffer had mishandeld met een zelfgemaakt steekwapen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 17 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het eerdere strafblad van de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaarde in zijn vordering, maar de vordering van [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 670,- toekende, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930228-16
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/930042-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 oktober 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Flevoland, HvB Lelystad.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.A. Blok, advocaat te Rotterdam.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ter zake van parketnummer 18/930228-16 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2014 te Veenhuizen , gemeente Noordenveld,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader voornoemde [slachtoffer 1] meermalen in/tegen zijn
gezicht en/of zijn zij hebben gestompt/geslagen,
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten
gedeeltelijk verlies van het gezichtsvermogen, heeft bekomen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 juli 2014 te Veenhuizen , gemeente Noordenveld,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] ,
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel (gedeeltelijk verlies van het gezichtsvermogen),
heeft toegebracht,
door deze opzettelijk meermalen tegen zijn rechteroog, in ieder geval in/tegen
zijn gezicht te stompen/slaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 juli 2014 te Veenhuizen , gemeente Noordenveld,
opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] ),
meermalen tegen zijn rechteroog, in ieder geval in/tegen zijn gezicht, heeft
gestompt/geslagen,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (gedeeltelijk verlies van het
gezichtsvermogen), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn
heeft ondervonden.
Aan verdachte is, na mondelinge aanvulling van de tenlastelegging op grond van artikel 312 van het Wetboek van Strafvordering, ter zake van parketnummer 18/930042-17 ten laste gelegd dat:
verdachte op of omstreeks 15 december 2016,
te Veenhuizen , (althans) in de gemeente Noordenveld,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2]
opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
na kalm beraad en rustig overleg,
met zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] hebben opgewacht en/of
(nadat één of meer van zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] had(den) vast- of
beetgepakt), die [slachtoffer 2] met een (zelfgemaakt) steekwapen, in elk geval een
scherp en/of puntig voorwerp, meermalen, in elk geval eenmaal, in een arm
heeft gestoken of geprikt, althans meermalen, in ieder geval eenmaal, op die
heeft ingestoken en/of
waarbij of waarna verdachte of één of meer van zijn mededader(s) die [slachtoffer 2]
vervolgens meermalen, in elk geval eenmaal, tegen het lichaam, althans enig(e)
lichaamsde(e)l(en) heeft/hebben geslagen of gestompt en/of geschopt of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 15 december 2016,
te Veenhuizen , (althans) in de gemeente Noordenveld,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met voorbedachten rade [slachtoffer 2] heeft mishandeld
door na kalm beraad en rustig overleg
(onder meer) met zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] hebben opgewacht en/of
(nadat één of meer van zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] had(den) vast- of
beetgepakt),
die [slachtoffer 2] met een (zelfgemaakt) steekwapen, in elk geval een scherp en/of
puntig voorwerp, meermalen, in elk geval eenmaal, in een arm heeft gestoken of
geprikt en/of
waarbij of waarna verdachte of één of meer van zijn mededader(s) die [slachtoffer 2]
(vervolgens) meermalen, in elk geval eenmaal, tegen het lichaam, althans
enig(e) lichaamsde(e)l(en) heeft/hebben geslagen of gestompt en/of geschopt of
getrapt.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de primair ten laste gelegde feiten ter zake van beide parketnummers, nu naar zijn mening deze feiten wettig en overtuigend zijn te bewijzen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde bij parketnummer 18/930228-16 (diefstal met geweld in vereniging), aangezien de herkenning van verdachte op een ondeugdelijke wijze heeft plaatsgevonden. De raadsvrouw heeft tevens betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde bij parketnummer 18/930042-17 (medeplegen poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade). Zij heeft daartoe aangevoerd dat een duidelijke omschrijving van het steekwapen en een letselrapportage ontbreken en dat niet kan worden bewezen dat er een begin van uitvoering was.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primaire feit 18/930042-17
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde ter zake van parketnummer 18/930042-17 (medeplegen poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade) niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, nu niet kan worden vastgesteld dat het scherpe voorwerp waarmee is geprikt een deugdelijk middel is om zwaar lichamelijk letsel aan een persoon toe te brengen. Verdachte zal daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Veroordeling primaire feit 18/930228-16 en subsidiaire feit 18/930042-17
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde ter zake van parketnummer 18/930228-16 (diefstal met geweld in vereniging) en het subsidiair ten laste gelegde ter zake van parketnummer 18/930042-17 (medeplegen poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade) wel wettig en overtuigend bewezen.
Betrouwbaarheid van de herkenning 18/930228-16
De rechtbank overweegt met betrekking tot de wijze van herkenning ter zake van parketnummer 18/930228-16 (diefstal met geweld in vereniging) het volgende. De rechtbank acht de herkenning van verdachte en zijn medeverdachte door de aangever en de diverse getuigen voldoende betrouwbaar, mede gelet op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , die beiden verklaren dat zij verdachte en zijn medeverdachte hebben zien wegrennen van afdeling F waarop het slachtoffer verbleef. Dat de fotoconfrontatie – die heeft plaatsgevonden in de penitentiaire inrichting direct na het incident – niet zou voldoen aan de regels in het ‘Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek’ doet daaraan niet af, nu deze regels in het onderhavige geval niet van toepassing zijn en bovendien de herkenning door getuige [getuige 1] en de herkenning door getuige [getuige 2] los van die fotoconfrontatie hebben plaatsgevonden. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer [de rechtbank begrijpt: betrouwbaarheidsverweer] van de raadsvrouw met betrekking tot de herkenning van verdachten.
Bewijsmiddelen 18/930228-16 (diefstal met geweld in vereniging)
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring ter zake van parketnummer 18/930228-16 (diefstal met geweld in vereniging) redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juli 2014, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0300-2014057247 d.d. 24 april 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik doe aangifte van diefstal met geweld en zware mishandeling, gepleegd op 17 juli 2014 in Veenhuizen , gemeente Noordenveld. Op 17 juli 2014 was ik in mijn cel op afdeling F in de penitentiaire inrichting. Op een gegeven moment kwamen er twee mannen mijn cel binnenlopen. Dit bleken later [medeverdachte 1] en [verdachte] te zijn. Ik zag dat de man, die later [verdachte] bleek te zijn, de deur van mijn cel dicht deed. Ik zag dat [medeverdachte 1] op mij af kwam lopen. Ik voelde dat ik een hele harde klap op mijn rechteroog kreeg. Ik voelde een hevige stekende pijn. Het volgende moment voelde ik meerdere hevige harde klappen om mijn gezicht en in mijn zij. Ik denk dat ik bij elkaar ongeveer 10 tot 12 klappen heb gehad. Ik hoorde een van de mannen, ik denk [medeverdachte 1] , zeggen: "Geef hier dat horloge!" Dit zei hij tijdens het uitoefenen van het geweld op mij. Ik voelde dat ze het horloge van mijn pols hebben gehaald. Toen ze mijn horloge hadden zijn ze vertrokken. Tijdens de mishandeling was medegedetineerde [getuige 3] ook bij mij in de cel. Hij vertelde mij later dat hij was geschrokken van de kracht waarmee ze op mij insloegen. Hij vertelde mij ook dat zowel [medeverdachte 1] als [verdachte] mij heeft geslagen. Vlak daarna zag ik medegedetineerde [getuige 1] . Ik hoorde hem zeggen dat hij de jongens had zien wegrennen. Hij noemde toen de namen [medeverdachte 1] en [verdachte] . [getuige 1] , een bewaarder en ik hebben toen een boek met foto's van de gedetineerden bekeken. Daarin hebben we [medeverdachte 1] en [verdachte] als de personen aangewezen die mij hebben beroofd en mishandeld. Ik had hoofdpijn, stekende pijn rondom het rechteroog, pijn aan de kaak. Tevens had ik last in mijn zij. In het ziekenhuis bleek dat het netvlies van mijn rechteroog is losgelaten. Hiervoor moet ik worden geopereerd. Verder heb ik last van kneuzingen in mijn gezicht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 9 september 2015, opgenomen op pagina 8 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik heb blijvend aangezichtsverlies aan mijn rechteroog overgehouden. Het netvlies op mijn oog heeft losgelaten en hier ben ik aan geopereerd. Mijn zicht is nog maar 60 procent. Dit komt doordat er tijdens de mishandeling zenuwen geraakt zijn in mijn oog. Ik moet nu jaarlijks op controle komen bij de arts in het UMCG.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 april 2015, opgenomen op pagina 30 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
Ik ben getuige geweest van een mishandeling van [slachtoffer 1] gepleegd door twee mannen in juli 2014 in de PI in Veenhuizen . Ik zag dat de lange man [slachtoffer 1] bij zijn polsen pakte. Ik zag toen dat de kleine man hem meerdere keren met kracht op zijn gezicht sloeg. Ik zag dat hij dit met zijn vuist deed. Ik zag dat het bloed, afkomstig van [slachtoffer 1] , tegen de muur spatte. Ik zag vervolgens dat de klein man stopte met slaan en het horloge van [slachtoffer 1] probeerde los te maken. [slachtoffer 1] had zijn horloge om zijn pols. Ik zag dat iedere keer dat [slachtoffer 1] bijkwam dat de langere man hem zijn vuist, met kracht, in het gezicht sloeg. Volgens mij heeft de lange man [slachtoffer 1] minimaal 2 tot 3 keer geslagen, terwijl de kleine man bezig was met horloge. De kleine man had het horloge. Nadat de lange man [slachtoffer 1] nog een paar klappen had verkocht, zijn zij de cel uitgerend. Het hele gezicht van [slachtoffer 1] zat onder het bloed.
4. Een op schrift gestelde verklaring, op 24 juli 2014 opgemaakt en ondertekend door [getuige 1] , opgenomen op pagina 14 van voornoemd dossier, zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn verklaring:
Ik heb op 17 juli 2014 gezien dat gedetineerde [medeverdachte 1] en gedetineerde [verdachte] op afdeling F naar binnen zijn gegaan en even later hardhollend de afdeling F uitliepen. Nadat zij waren vertrokken heb ik gezien dat gedetineerde [slachtoffer 1] van cel F4 een toegetakeld gezicht had.
5. Een op schrift gestelde verklaring, op 24 juli 2014 opgemaakt en ondertekend door [getuige 2] , opgenomen op pagina 15 van voornoemd dossier, zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn verklaring:
Op 17 juli 2014 zat voor afdeling F. Op een gegeven moment zag ik twee gedetineerden, hard hollend op afdeling F naar buiten rennen. Dit waren gedetineerde [medeverdachte 1] en gedetineerde [verdachte] . Ik weet dit met zekerheid, omdat beiden op de aankomstenafdeling verbleven hebben en ik daar de kamerwacht ben.
6. Een geneeskundige verklaring, op 7 augustus 2014 opgemaakt en ondertekend door J. Stoopendaal, arts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende [slachtoffer 1] . Uitwendig waargenomen letsel: forse zwelling rechter oog/jukbeen, bloeduitstorting rechter oog, wondjes in de mond/wang. Er is sprake van gering bloedverlies. Letsel aan rechter oog, mogelijk als gevolg van klap. Oogoperatie een week na incident.
7. Een geneeskundige verklaring, op 28 oktober 2014 opgemaakt en ondertekend door G. Postma, oogarts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Betreft: [slachtoffer 1] . Patiënt zagen wij voor de eerste maal op 22 juli 2014 vanwege een
netvliesloslating van het rechteroog met afliggende macula. Anamnestisch is er sprake van een klap op het rechteroog met nadien gezichtsvelduitval passend bij ablatio retinae. Op 30 juli 2014 werd patiënt geopereerd, er werd een vitrectomie verricht.
Bewijsmiddelen 18/930042-17 (medeplegen mishandeling met voorbedachten rade)
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring ter zake van de parketnummer 18/930042-17 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 23 januari 2017, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016363811 d.d. 1 februari 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 15 december 2016 in Veenhuizen , de gemeente Noordenveldwerd, werd ik door drie mannen gepakt. Eén man was voor mij en twee mannen waren achter mij. Ik werd van achteren beetgepakt en geslagen. Voor mij zag ik iemand stekende bewegingen maken in mijn richting. Ik ken ze wel. U laat mij foto’s zien van de drie verdachten zien. De persoon of foto 1 ( [medeverdachte 2] ) was de persoon met het mes. Hij maakte stekende bewegingen in mijn richting en raakte mij een keer op mijn arm. De persoon op foto 2 ( [verdachte] ) was ook bij de vechtpartij. Hij was achter mij en schopte mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 19 januari 2017, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Ik heb een rapport gemaakt waaruit blijkt dat betrokkene [slachtoffer 2] op 15 december 2014 in Veenhuizen was aangevallen door verdachten [medeverdachte 2] , [verdachte] en [medeverdachte 3] . Verdachte [medeverdachte 2] maakte stekende bewegingen naar betrokkene [slachtoffer 2] met een zelfgemaakt steekwapen en de verdachten [medeverdachte 3] en [verdachte] sloegen en schopten de betrokkene. Op de bij dit verhoor gevoegde foto is het steekwapen te zien. Het is gemaakt van een stukje wasrek met tape er om heen. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] liepen met z'n drieën richting [slachtoffer 2] . [medeverdachte 2] begon direct te steken en [medeverdachte 3] en [verdachte] begonnen direct te schoppen en te slaan.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal bevindingen d.d. 18 januari 2017, opgenomen op pagina 4 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van [naam] :
Op 15 december 2016 werd er een rapportage gemaakt door rapporteur dhr. [getuige 4] . Deze rapportage is gevoegd bij dit proces-verbaal en onderdeel van het onderzoek.
Op 15 december 2016 zag ondergetekende [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] via de centrale hal richting de afdeling lopen. Gedetineerden stelden zich tegenover de uitgang van de afdeling op en stonden duidelijk te wachten op iemand. Op het moment dat gedetineerde [slachtoffer 2] van de afdeling de centrale hal in kwam lopen, stapten [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [verdachte] op gedetineerde [slachtoffer 2] af. Kort hierop zag ondergetekende [slachtoffer 2] achteruit lopen door de deur richting de binnenplaats. Gedetineerde [medeverdachte 3] en [verdachte] pakten gedetineerde [slachtoffer 2] vast waarbij gedetineerde [medeverdachte 2] op gedetineerde [slachtoffer 2] met een zelfgemaakt steekwapen instak. Gedetineerde [medeverdachte 2] bleef op gedetineerde [slachtoffer 2] insteken terwijl gedetineerden [medeverdachte 3] en [verdachte] op gedetineerde [slachtoffer 2] insloegen en schopten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bij parketnummer 18/930228-16 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 17 juli 2014 te Veenhuizen , gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge toebehorende aan [slachtoffer 1] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en zijn mededader voornoemde [slachtoffer 1] meermalen tegen zijn gezicht en zijn zij hebben gestompt, ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel, te weten gedeeltelijk verlies van het gezichtsvermogen, heeft bekomen.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bij parketnummer 18/930042-17 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
verdachte op 15 december 2016, te Veenhuizen , in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met anderen, met voorbedachten rade [slachtoffer 2] heeft mishandeld door na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer 2] met een zelfgemaakt scherp voorwerp, in een arm te prikken en die [slachtoffer 2] tegen het lichaam te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
18/930228-16 primair: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft;
18/930042-17 subsidiair: medeplegen van mishandeling gepleegd met voorbedachten rade.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor beide primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij het eventueel bepalen van de straf ook de straffen die de medeverdachten in het feit met parketnummer 18/930042-17 opgelegd hebben gekregen in aanmerking te nemen. Zij heeft aangevoerd dat voor zover verdachte een aandeel in dat feit had, zijn aandeel het kleinst was.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal feiten, beide gepleegd in de penitentiaire inrichting. Ten eerste heeft verdachte zich samen met zijn medeverdachte in de penitentiaire inrichting schuldig gemaakt aan – kort gezegd – diefstal van een horloge van een medegedetineerde, waarbij zij zodanig fors geweld hebben toegepast dat dit heeft geresulteerd in zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Verdachte en zijn medeverdachte hebben het gebruik van fors geweld niet geschuwd, enkel voor hun eigen (financiële) gewin. De beroving heeft bij het slachtoffer gevoelens van onveiligheid veroorzaakt en in het gevangeniswezen grote onrust teweeggebracht. Ten tweede heeft verdachte zich samen met twee medeverdachten in de penitentiaire inrichting schuldig gemaakt aan een mishandeling met voorbedachten rade. Zij hebben met zijn drieën een medegedetineerde opgewacht, hem vervolgens vastgepakt en mishandeld door hem onder meer met een zelfgemaakt scherp voorwerp te prikken en te slaan en/of te schoppen. Dat het incident van korte duur is geweest, is niet te danken aan verdachte of zijn medeverdachten, maar aan het assertieve handelen van bewaarders.
Op deze ernstige feiten, in het bijzonder het eerstgenoemde feit, dient in beginsel te worden gereageerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Dit geldt te meer nu verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie reeds eerder is veroordeeld ter zake van een geweldsdelict te weten: doodslag, waarvoor verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige delicten was gedetineerd. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf zal de rechtbank ten voordele van verdachte rekening houden met het tijdsverloop.
Al het voorgaande overwegende acht de rechtbank oplegging van na te noemen gevangenisstraf passend en geboden.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] (18/930228-16), tot een bedrag van € 50.000,-ter vergoeding van immateriële dan wel materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] (18/930042-17), tot een bedrag van € 170,- ter vergoeding van materiële schade en € 3959,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te kennen, nu blijkt dat hij ernstig letsel heeft opgelopen door het ten laste gelegde feit. Naar zijn oordeel is een bedrag van € 1.500,- op zijn plaats. Daarbij vordert hij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel in de zin van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te kennen tot een bedrag € 100,- voor de materiële schade en een bedrag van € 1.500,- voor immateriële schade. Hij is daarnaast van oordeel dat de proceskosten à € 907,50 ook kunnen worden toegekend aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] .
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] , alsmede de benadeelde partij [slachtoffer 1] in hun vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Uit het door benadeelde partij [slachtoffer 1] ingebrachte schadeformulier volgt niet dat [slachtoffer 1] en zo ja voor welk bedrag hij schade heeft geleden. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het subsidiair bewezen verklaarde ter zake van parketnummer 18/930042-17. Bij het vaststellen van de hoogte van de schade maakt de rechtbank gebruik van haar schattingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank schat de hoogte van de materiële schade op € 170,- en de hoogte van de immateriële schade op € 500,-. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen en het overige gedeelte van de vordering afwijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op € 907,50, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu vast staat dat verdachte en zijn mededaders tot het hiervoor genoemde bedrag hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed. Bij het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel zal ook worden bepaald dat indien verdachte – al dan niet samen met zijn mededader(s) – aan de benadeelde partij een bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 47, 301 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte ter zake van 18/930042-17 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair ten laste gelegde ter zake van 18/930228-16 en het subsidiair ten laste gelegde ter zake van 18/930042-17 bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden.

Ten aanzien van 18/930228-16:
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]in de vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van 18/930042-17, subsidiair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 670,-(zegge: zeshonderdzeventig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2015, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige in de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op € 907,50.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 670,- (zegge: zeshonderdzeventig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 december 2015, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 170,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] , daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en
omgekeerd, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededader(s) - aan de benadeelde partij een bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen. Dit bedrag bestaat uit € 170,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.C.M. Wolfert, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. M.T. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2017.
Mr. J.N.M. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.