ECLI:NL:RBNNE:2017:3754

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
3 oktober 2017
Zaaknummer
18/930027-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in amfetamine en voorhanden hebben van wapens

Op 3 oktober 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1978, die werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen en voorhanden hebben van amfetamine, alsook van het voorhanden hebben van een balletjeswapen en een stroomstootwapen. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2017. De verdachte was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.T.G. van Wandelen, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

De tenlastelegging omvatte drie punten: het opzettelijk verkopen en aanwezig hebben van amfetamine in de periode van 1 maart 2013 tot en met 11 maart 2014, het voorhanden hebben van een stroomstootwapen op 11 maart 2014, en het voorhanden hebben van een balletjeswapen op dezelfde datum. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan alle ten laste gelegde feiten. De verdediging had betoogd dat de verklaringen van de verdachte niet betrouwbaar waren en dat er onvoldoende bewijs was voor de ten laste gelegde feiten, maar de rechtbank verwierp deze argumenten.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van vier maanden op, die voorwaardelijk werd opgelegd met een proeftijd van drie jaar, en daarnaast een taakstraf van 150 uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij sinds de feiten geen nieuwe strafbare feiten had gepleegd. De rechtbank benadrukte dat de handel in harddrugs en het voorhanden hebben van wapens ernstige risico's voor de samenleving met zich meebrengt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930027-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 3 oktober 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1978 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.T.G. van Wandelen, advocaat te Maastricht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de
periode van 1 maart 2013 tot en met 11 maart 2014 in de gemeente Emmen,
althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd
en/of verstrekt en/of vervoerd en/of aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid
amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel in de zin van artikel 1 van
de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van die wet;
2.
hij op of omstreeks 11 maart 2014 in de gemeente Emmen een wapen van categorie
II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot
personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht,
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 11 maart 2014 in de gemeente Emmen een wapen van categorie
I onder 7°, te weten een (plastic) imitatie-/balletjespistool, zijnde een
voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis
vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde gevorderd, met dien verstande dat hij voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde een periode van 11 juli 2013 tot 11 maart 2014 bewezen acht. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 2 en 3 ten laste gelegde opzet op het voorhanden hebben van de wapens kan worden bewezen, gelet op het feit dat de wapens zijn aangetroffen op de bank in de woning van verdachte, op welke bank verdachte zelf op dat moment ook is aangehouden. Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat indien een deel van een wapen defect is, dit niet betekent dat het geen wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie is.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de op schrift gestelde verklaringen van verdachte in het dossier niet betrouwbaar zijn en daarom moeten worden uitgesloten van het bewijs, nu verdachte stellig ontkent dat de handtekeningen onder deze verklaringen door hem zijn gezet. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om een handschriftonderzoek om de betrouwbaarheid van zijn verklaringen te toetsen.
Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat er onvoldoende bewijs voorhanden is voor de gehele ten laste gelegde periode onder 1. De raadsvrouw heeft verder betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 en 3 ten laste gelegde, omdat de vereiste opzet op het voorhanden hebben van de wapens ontbreekt. Voorts heeft de raadsvrouw met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde aangevoerd dat het stroomstootwapen defect was en dat daarmee niet door een elektrische stroomstoot personen weerloos konden worden gemaakt of pijn kon worden toegebracht, zodat verdachte ook op die grond behoort te worden vrijgesproken van dit feit.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank zal de bij de politie afgelegde verklaringen van verdachte niet bezigen voor het bewijs. Gelet hierop heeft verdachte geen belang bij toewijzing van het voorwaardelijke verzoek tot een handschriftonderzoek met betrekking tot de handtekeningen onder die verklaringen. De rechtbank wijst dit verzoek derhalve af.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 maart 2014, opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL032V-2014010468 d.d. 15 mei 2014, inhoudende als relatering van verbalisanten [naam], [naam], [naam], [naam]:
Op 11 maart 2013 waren wij in perceel [straatnaam] te Emmen. Verdachte [verdachte] verklaarde de woning te bewonen. Ik, verbalisant [naam], hoorde verdachte [verdachte] zeggen dat hij wel wat "PEP" in huis had. Mogelijk 90 gram.
Tijdens de doorzoeking in de woning werd door ons op de kamer van verdachte [verdachte] het volgende aangetroffen:
  • een gripzak met daarin een witte kleverige substantie mogelijk "speed";
  • een zogenaamde taser/stroomstootwapen;
  • een vuurwapen gelijkend voorwerp, geschikt voor afdreiging, mogelijk een "balletjespistool";
  • meerdere gripzakjes met daarin wit poeder;
  • tientallen verdeelzakjes en een aantal verdeelzakjes met daarin wit poeder;
  • een weegschaaltje.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 maart 2014, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende relatering van verbalisant [naam]:
Nadat ik de verdachte op 11 maart 2014 had aangezegd dat hij was aangehouden en dat hij op moest opstaan van de zitbank waar hij op dat moment op zat, zag ik direct nadat hij opstond dat op die bank een op een echt vuurwapen gelijkend pistool lag. Ik zag direct daarnaast, op die bank, een stroomstootwapen liggen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 maart 2014, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende verklaring van [getuige 1]:
Sinds een paar maanden woont mijn zoon [verdachte] in mijn woning aan de [straatnaam] in Emmen. Ik ben denk ik al zeker acht maanden geleden voor het laatst in de woning ben geweest.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 maart 2014, opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende verklaring van [getuige 2]:
Vandaag was ik in Emmen bij [verdachte] om speed te kopen. Ik kom daar gemiddeld drie keer per week. Ik koop sinds twee à drie maanden bij hem. Hij heeft vaak wel speed voor mij op voorraad.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 maart 2014, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende verklaring van [getuige 3]:
Ik was vandaag met een vriendin mee. Zij ging speed halen bij [verdachte] aan de [straatnaam] in Emmen. Ik koop al een half jaar speed bij hem. Per gram betaal ik soms tien euro, soms vijf euro.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 maart 2014, opgenomen op pagina 10 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende relatering van [naam]:
Inbeslagneming in Emmen op 11 maart 2014. Beslagene: [getuige 2].
Goednummer: PL032V-2014010468-279552. Een zakje wit, circa 1 gram, mogelijk speed.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 12 maart 2014, opgenomen op pagina 90 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende relatering van verbalisanten [naam] en [naam]:
Goednummer: PL032V-2014010468-279552. Netto: 0,982 gram. SIN: AAGP4869NL.
8. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2014.05.06.020 (aanvraag 002), d.d. 29 januari 2015 opgemaakt door Ing. [naam], op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Kenmerk: AAGP4869NL. Omschrijving: volgens opgave 0,982 gram, crèmekleurige brokjes in een gripzakje. Conclusie: bevat amfetamine.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneming d.d. 12 maart 2014, opgenomen op pagina 14 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende relatering van [naam]:
Inbeslagneming aan de [straatnaam] te Emmen op 12 maart 2014.
Goednummer: PL032V-2014010468-279540. Twee zakjes (97,9 gram en 4,7 gram) beige/witte substantie, vermoedelijk speed. Eigenaar: [verdachte].
Goednummer: PL032V-2014010468-279546. Twee gripzakjes met elk 1 gram wit poeder, vermoedelijk speed. Eigenaar: [verdachte].
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 12 maart 2014, opgenomen op pagina 92 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende relatering van verbalisanten [naam] en [naam]:
Goednummer: PL032V-2014010468-279540. SIN: AAGP0183NL.
Twee gripzakjes, beiden met een crèmekleurige vochtige substantie. A- Groot gripzakje. Netto: 3,187 gram. Positief op amfetamine.
Goednummer: PL032V-2014010468-279546. SIN: AAGP4798NL. SIN: AAGP4796NL.
A - 1 gripzakje met crèmekleurige brokjes en poeder. Netto: 0,674 gram.
B - 1 gripzakje met wit brokkelig poeder. Netto: 0,667 gram.
Beide positief op amfetamine.
11. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2015.01.21.005 (aanvraag 001), d.d. 29 januari 2015 opgemaakt door Ing. [naam], op de door hem/haar afgelegde algemene belofte als vast gerechtelijk deskundige, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Kenmerk: AAGP4798NL. Omschrijving: volgens opgave 0,674 gram, crèmekleurig poeder en brokjes in een gripzakje. Conclusie: bevat amfetamine.
Kenmerk: AAGP4796NL. Omschrijving: volgens opgave 0,674 gram, crèmekleurig poeder en brokjes in een gripzakje. Conclusie: bevat amfetamine.
Kenmerk: AAGP0183NL. Omschrijving: volgens opgave 3,187 gram, crèmekleurig poeder en brokjes in een gripzakje. Conclusie: bevat amfetamine.
Met betrekking tot het hiervoor weergegeven standpunt van de raadsvrouw ten aanzien van het defecte stroomstootwapen overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat het stroomstootwapen defect was, niet afdoet aan de bewezenverklaring, omdat de in de tenlastelegging gebruikte bewoordingen "waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht" een algemene omschrijving van het type wapen geven. Er wil niet (mede) mee gezegd zijn dat het aldus omschreven wapen ook correct functioneert. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen, in de periode van 11 juli 2013 tot en met 11 maart 2014 in de gemeente Emmen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid amfetamine, zijnde amfetamine telkens een middel in de zin van artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I dan wel
aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, van die wet;
2.
hij op 11 maart 2014 in de gemeente Emmen een wapen van categorie II onder 5°, te weten een voorwerp waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 11 maart 2014 in de gemeente Emmen een wapen van categorie I onder 7°, te weten een balletjespistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit
begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
3. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht en reclasseringstoezicht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit verdachte niet een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar een taakstraf en een voorwaardelijke straf op te leggen, indien een veroordeling volgt.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het procesdossier en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende acht maanden schuldig gemaakt aan - kort gezegd - handel in amfetamine (ook wel bekend als: speed), door vanuit zijn woning aan diverse zogenoemde “kennissen en vrienden” speed te verkopen. Harddrugs, waaronder speed, vormen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid en het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, onder andere vanwege de daarmee gepaard gaande door verslaafden gepleegde criminaliteit. De handel in harddrugs dient dan ook krachtig te worden bestreden.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een balletjeswapen dat sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen en het voorhanden hebben van een stroomstootwapen. Het voorhanden hebben van verboden wapens veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving en onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen. In beginsel rechtvaardigt de ernst van de feiten, in ogenschouw genomen de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting, de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft echter ook in aanmerking genomen dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte sinds de onderhavige feiten in positieve zin zijn veranderd. Blijkens het reclasseringsrapport krijgt verdachte zijn leven in toenemende mate op de rails sinds hij ambulante begeleiding van MartiniZorg ontvangt. Het voorgaande wordt bevestigd door het verdachte betreffende uittreksel van de justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte sindsdien niet meer met justitie in aanraking is geweest. Voorts heeft de rechtbank ten voordele van verdachte rekening gehouden met het lange tijdsverloop.
De rechtbank acht, alles overziend, de oplegging van een onvoorwaardelijke werkstraf, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur gedurende de komende drie jaren passend en geboden. De rechtbank ziet geen toegevoegde waarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden, aangezien het reeds ingezette ambulante traject van MartiniZorg voldoende ondersteuning biedt aan verdachte om recidive te voorkomen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf (
groot 4 maanden), niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.

een taakstraf voor de duur van 150 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 2 maanden en 15 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.A. van Capelle, voorzitter, mr. E.C.M. Wolfert en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. M.T. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 oktober 2017.
Mr. J.N.M. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.