ECLI:NL:RBNNE:2017:3751
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van een ZW-uitkering na beëindiging van een dienstverband en de beoordeling van een mogelijke dienstbetrekking met andere entiteiten
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 8 september 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een Ziektewet (ZW) uitkering. Eiser, die sinds 5 mei 2008 in dienst was bij een BV als financieel manager en later financieel directeur, meldde zich op 12 december 2012 ziek met psychische klachten als gevolg van een burnout. Na een vaststellingsovereenkomst in 2013, waarin het dienstverband per 1 februari 2014 eindigde, ontving eiser een WW-uitkering tot juni 2016. Echter, op 30 maart 2016 besloot het Uwv dat eiser geen recht had op een ZW-uitkering per 3 februari 2014, omdat er geen dienstbetrekking was met andere BV's waar eiser mogelijk recht op had.
Eiser ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoerde dat er wel degelijk een dienstbetrekking bestond met andere entiteiten en dat het Uwv onvoldoende onderzoek had gedaan. De rechtbank oordeelde dat het standpunt van het Uwv, dat er geen dienstbetrekking was met de andere BV's, op een toereikende grondslag berustte. De rechtbank concludeerde dat eiser zijn werkzaamheden had verricht op basis van zijn dienstbetrekking met zijn werkgever en dat er geen aanleiding was om de beslissing van het Uwv te herzien. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, evenals zijn verzoek om schadevergoeding en het opleggen van een dwangsom. De rechtbank benadrukte dat er geen bewijs was voor niet tijdig beslissen door het Uwv.