ECLI:NL:RBNNE:2017:3740
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- F. de Jong
- F.J. Agema
- E.C.M. Wolfert
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 na verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 augustus 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval op 17 juni 2016 te Groningen. De verdachte, bestuurder van een motorfiets, heeft tijdens het inhalen van een vrachtauto een aanrijding veroorzaakt met een tegemoetkomende personenauto, bestuurd door [slachtoffer 1]. Bij deze aanrijding raakte [slachtoffer 2], een inzittende van de personenauto, zwaar lichamelijk gewond. De officier van justitie eiste veroordeling van de verdachte op basis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, stellende dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen.
De verdediging betoogde echter dat de verdachte goed zicht had op de weg en dat hij pas is gaan inhalen nadat hij had geverifieerd dat er geen tegenliggers naderden. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsstukken, waaronder foto's en een proces-verbaal van de VerkeersOngevallenAnalyse, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte niet als zeer onvoorzichtig of onoplettend konden worden gekwalificeerd, en sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde. Wel werd het subsidiair ten laste gelegde, de overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet, bewezen verklaard.
De rechtbank legde een taakstraf op van 20 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de gevolgen voor het slachtoffer, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het feit dat hij niet eerder voor strafbare feiten was veroordeeld. De rechtbank besloot geen voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen op te leggen, zoals door de officier van justitie was gevorderd.