ECLI:NL:RBNNE:2017:3731

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
29 september 2017
Zaaknummer
5896901 AR VERZ 17-34 (1)
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbindingsverzoek arbeidsovereenkomst tussen Kunststoffabriek Coevorden B.V. en werknemer na incident op de werkvloer

In deze zaak heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kunststoffabriek Coevorden B.V. (hierna: KFC) een verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden. Het verzoek is ingediend op 13 april 2017, na een incident op de werkvloer op 28 november 2016, waarbij [verweerder] een ongepaste opmerking heeft gemaakt tegen een collega. Na een schorsing en een onderzoek heeft KFC besloten tot disciplinaire maatregelen, waaronder een waarschuwing en een tijdelijke ontheffing van de functie van ploegbaas. [verweerder] heeft het ontslag betwist en verzocht om het verzoek tot ontbinding af te wijzen, daarbij stellende dat de opmerking een metafoor was en dat hij nooit eerder op deze manier is aangesproken.

De kantonrechter heeft de zaak aangehouden voor overleg tussen partijen, maar partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken. De kantonrechter heeft vervolgens besloten om een nieuwe mondelinge behandeling te plannen. In de beslissing heeft de kantonrechter bepaald dat partijen uiterlijk 15 augustus 2017 verhinderdata moeten opgeven voor een periode van zes weken, waarna een datum voor de mondelinge behandeling zal worden vastgesteld. De verdere beslissing is aangehouden, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer.: 5896901 AR VERZ 17-34
beschikking van de kantonrechter ex artikel 7:671 lid 1 BW d.d. 1 augustus 2017
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Kunststoffabriek Coevorden B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Coevorden,
verzoekende partij in de zaak van het verzoek, verwerende partij in de zaak van het tegenverzoek,
hierna te noemen: KFC,
gemachtigde: mr. M.J.J.M. van Roosmalen,
tegen
[verweerder],
wonende te Coevorden,
verwerende partij in de zaak van het verzoek, verzoekende partij in de zaak van het tegenverzoek,
hierna te noemen [verweerder] ,
gemachtigde: mr. G.H. Thasing.

1.Het procesverloop

in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
1.1.
KFC heeft een verzoek gedaan om de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, ingekomen ter griffie op 13 april 2017. [verweerder] heeft op 15 mei 2017 een verweerschrift en een (subsidiair) tegenverzoek ingediend en tevens een aanvullend verweerschrift.
1.2.
Op 24 mei 2017 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.3.
De zaak is aangehouden voor overleg tussen partijen over de mogelijkheid van het treffen van een regeling. Bij brief d.d. 17 juli 2017 heeft mr. Van Roosmalen meegedeeld dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt.
1.4.
Hierop is de beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

in de zaak van het verzoek en het tegenverzoek
2.1.
[verweerder] , geboren 1 juli 1961, is op 23 juli 2002 in dienst getreden bij KFC. Daaraan voorafgaand heeft [verweerder] van 8 mei 2000 tot aan de zomer 2002 bij KFC gewerkt. De laatste functie die [verweerder] vervulde, is die van productiemedewerker, met een salaris van € 1.870,00 exclusief toeslagen.
2.2.
Op 28 november 2016 heeft zich een incident voorgedaan op de werkvloer. [verweerder] , die werkzaam was als ploegbaas, heeft daarbij met een andere werknemer, dhr. [XX] (hierna: [XX] ), onenigheid gehad over de remote van een kraan. [verweerder] heeft daarbij gezegd:
"Jij bent een lastige jongen, ik zou jouw piemel eraf moeten snijden, dan kan je die als remote gebruiken.".
2.3.
[XX] is een gezinslid van de heer [ZZ] , directeur van KFC.
2.4.
[verweerder] is daarop geschorst. Op 1 december 2016 heeft een onderzoek/ ondervraging plaatsgevonden, waarbij aanwezig waren: [verweerder] , de heer [ZZ] en de heer [YY] , bedrijfsleider en vertrouwenspersoon werknemer/werkgever. Van het onderzoek is een verslag opgemaakt.
2.5.
[verweerder] heeft een brief uitgereikt gekregen met onder meer de volgende inhoud:
"Wij hebben als werkgever besloten tot het nemen van de volgende disciplinaire maatregelen:
- Wij berispen u hierbij nadrukkelijk en leggen u een schadevergoeding op van € 250,00 te betalen
aan [XX] , die vervolgens aan Stichting ROBOMA zal worden gedoneerd;
- Voorts dient u met gepast respect met gezinsleden van de eigenaar/directeur om te gaan.
- Enige nieuwe misdraging zal leiden tot ontslag op staande voet;
- U wordt tot nader order, maar voor een periode van minimaal 6 maanden ontheven van uw
functie als Ploegbaas; Per 02-12-2016 geven wij u een kans om als Assistent-Ploegbaas van
[WW] te functioneren;
- U moet binnen genoemde periode een cursus of training (conflicthantering of gesprekstechniek)
volgen, waarvan het resultaat naar onze goedkeuring moet zijn.
Wij zijn ervan overtuigd dat u door genoemde maatregelen een eerlijke kans krijgt om zich te rehabiliteren en
de mogelijkheid hebt om weer te kunnen instromen in de functie van Ploegbaas. Ter bevestiging van deze
afspraken dient u deze brief voor gezien en akkoord te ondertekenen.
Voor het geval dat u deze brief niet wenst te ondertekenen en derhalve niet akkoord bent met onze
disciplinaire maatregelen, dan beschouwen wij dat er met u een onoplosbaar arbeidsconflict zal zijn ontstaan.
U blijft alsdan geschorst totdat wij, met behoud van al onze rechten, ontbinding van uw arbeidscontract (lees;
ontslag) hebben onderzocht.".
2.6.
[verweerder] heeft hierop per brief d.d. 3 december 2016 gereageerd en verzocht het ontslag binnen zeven dagen in te trekken.
2.7.
De directie van KFC heeft na deze brief een op schrift gesteld standpunt ingenomen.

3.Het verzoek

3.1.
KFC verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onderdeel g BW.
3.2.
Aan dit verzoek legt KFC ten grondslag dat sprake is van – kort gezegd – een verstoorde arbeidsverhouding die zodanig is dat van haar redelijkerwijs niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ter onderbouwing daarvan heeft KFC het volgende naar voren gebracht. Uit genoemd onderzoek is gebleken dat [verweerder] een oneigenlijke en onredelijke druk op [XX] heeft uitgeoefend. Daarbij zijn dubbelzinnige opmerkingen/gebaren richting [XX] gemaakt die kunnen worden benoemd als seksuele intimidatie en of ongewenste omgangsvormen. Ook is gebleken, dat er sprake is van een dominante wijze van leidinggeven met een onredelijke en agressieve communicatie. KFC is van mening dat in de gegeven situatie niet van haar kan worden gevergd een verbetertraject op te zetten. [verweerder] ziet de impact van zijn gedrag jegens [XX] niet in. KFC was bereid [verweerder] een kans te geven, maar [verweerder] wilde het voorstel in de brief niet lezen en heeft ook niet met de voorwaarden ingestemd. Uit de inhoud van de brief van [XX] d.d. 3 december 2016 bleek geen respect voor [XX] . Blijkens de overgelegde verklaringen van andere werknemers van KFC is er geen draagvlak meer voor [verweerder] in de organisatie.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
[verweerder] verweert zich tegen het verzoek en stelt dat de verzochte ontbinding moet worden afgewezen. Hij voert daartoe – samengevat – het volgende aan. [verweerder] maakt bezwaar tegen de letterlijke tekst van de zogenaamde bedreiging in het opgenomen citaat. Hij bediende zich van een metafoor in zijn moedertaal (Arabisch) en vertaalde die in het Nederlands. Het Arabisch is rijkelijk voorzien van verwijzingen naar het circumcisiegebod van joden en moslims. [verweerder] ontkent dat hij obscene of dubbelzinnige gebaren richting [XX] heeft gemaakt. Dat is hem ook nooit eerder verweten. [verweerder] betwist eveneens, dat er sprake was van een dominante wijze van leidinggeven met een onredelijke en agressieve communicatie. [verweerder] begreep de inhoud van de hem overhandigde brief niet, zodat hij deze niet kon ondertekenen. [verweerder] heeft zijn werkzaamheden de afgelopen zeventien jaar tot tevredenheid verricht. Het conflict heeft niet te maken met de hem opgedragen werkzaamheden, maar met de bejegening van een tot het gezin van de directeur van KFC behorende collega. Die gezinsband dient buiten beschouwing te blijven. De ploegentoeslag ad 14 % van het overeengekomen salaris is sinds 1 december 2016 niet doorbetaald. Met betrekking tot de overgelegde verklaringen merkt [verweerder] op, dat deze ongedateerd, dan wel eerst eind februari/ half maart 2017 zijn afgelegd en dat te betwijfelen valt of deze in alle onbevangenheid zijn afgelegd.
4.2.
Voor zover de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] (subsidiair) bij wijze van tegenverzoek om toekenning van een transitievergoeding. KFC heeft daartegen verweer gevoerd.
4.3.
In de zaak van het tegenverzoek wordt door [verweerder] ook verzocht om het vergoeden van de kosten van rechtsbijstand. KFC heeft ook daartegen verweer gevoerd.

5.De beoordeling

5.1.
De zaak is aangehouden voor overleg tussen partijen over de mogelijkheid van het treffen van een regeling. Daarbij zouden partijen onder meer bezien of het mogelijk zou zijn dat [verweerder] via contacten van KFC of outplacement elders zou gaan werken. Partijen hebben geen overeenstemming kunnen bereiken. De kantenrechter ziet in de omstandigheden van deze zaak aanleiding om wederom een mondelinge behandeling te bepalen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
bepaalt dat partijen uiterlijk 15 augustus 2017 verhinderdata opgeven voor een periode van 6 weken van henzelf en hun gemachtigden, waarna een dag voor de mondelinge behandeling zal worden vastgesteld;
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gegeven te Assen en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2017 door
mr. G.J.J. Smits, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
c: AWH/599