ECLI:NL:RBNNE:2017:3710

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
28 september 2017
Zaaknummer
18/630354-05
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van een veroordeelde met een jaar na beoordeling van de geestelijke gesteldheid en risico-inschatting

Op 30 augustus 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die ter beschikking was gesteld na veroordeling voor twee keer doodslag en een poging tot doodslag. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met een jaar verlengd op verzoek van de officier van justitie. De behandeling vond plaats op 16 augustus 2017, waarbij de veroordeelde, zijn raadsvrouw, de officier van justitie en een deskundige aanwezig waren. De rechtbank heeft de stukken bestudeerd, waaronder een rapport van de behandelinstelling, waarin werd geadviseerd de termijn te verlengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde sinds zijn terbeschikkingstelling in 2015 abstinent is van middelen, maar dat er nog steeds een risico op gewelddadig gedrag bestaat bij hergebruik van middelen. De deskundige bevestigde dat de kliniek de samenwerking met de veroordeelde goed ervaart, maar dat er aandachtspunten zijn, zoals de narcistische dynamiek van de veroordeelde. De rechtbank heeft de verzoeken van de raadsvrouw om de terbeschikkingstelling niet te verlengen en om onafhankelijk onderzoek te laten verrichten afgewezen, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen een verlenging vereisen. De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht en heeft de termijn van terbeschikkingstelling met een jaar verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/630354-05
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 30 augustus 2017 op een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende FPC van der Hoeven kliniek te Utrecht.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op. 23 juni 2017 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van de veroordeelde zal verlengen met 1 jaar.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 16 augustus 2017, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, de officier van justitie en M. van den Bremer als deskundige.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting, drs. P.M. Helmerhorst ondertekende rapport met advies d.d. 1 juni 2017 (het verlengingsadvies) van het behandelteam van de instelling waar de veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij arrest van 17 februari 2010 heeft het (voormalig) gerechtshof te Leeuwarden veroordeelde wegens tweemaal doodslag en eenmaal poging tot doodslag ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 31 juli 2015.
Het advies van de instelling
In het voormeld verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met 1 jaar. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Ten tijde van de door veroordeelde gepleegde delicten was sprake van een amfetaminepsychose. Uit psychodiagnostisch onderzoek uitgevoerd in de Van der Hoeven kliniek wordt geconcludeerd dat veroordeelde niet voldoet aan de criteria van een narcistische en/of andere persoonlijkheidsstoornis. Voorts blijkt uit de testresultaten dat, zonder het gebruik van middelen, er geen sprake is van een structurele psychotische kwetsbaarheid. Wel is er sprake van een narcistische dynamiek. De behandelactiviteiten zijn gericht op het handhaven van abstinentie en het opbouwen/ontwikkelen van een zinvolle dagbesteding. Veroordeelde is reeds twaalf jaar abstinent van middelen gedurende institutionalisering en ook bij het uitbreiden van vrijheden (begeleid en onbegeleid verlof) handhaaft hij het voornemen tot abstinentie.
Het risico op gewelddadig gedrag wordt bij onbegeleid verlof ingeschat als laag. Zonder het kader van de terbeschikkingstelling wordt het risico als matig ingeschat. De inschatting is dat wanneer veroordeelde opnieuw middelen gebruikt hij opnieuw gewelddadig kan worden, aangezien de kans op psychotische ontregeling dan aanzienlijk toeneemt.
Respectievelijk sinds juni 2016 en maart 2017 beschikt veroordeelde over begeleid en onbegeleid verlof. Het is van belang dat getoetst kan worden of veroordeelde bij verdere afname van toezicht en structuur zijn goede voornemen tot abstinentie handhaaft. Naar alle waarschijnlijkheid zal in de aanloop van de eerstvolgende zitting contact met de reclassering worden opgestart, zodat dan een maatregelrapport overlegd kan worden voor een eventuele voorwaardelijke beëindiging van de verpleging.
De deskundige heeft ter terechtzitting het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
De kliniek heeft besloten om in plaats van de transmurale fase te koersen op het proefverlof. Hierbij zal de reclassering betrokken worden. De kliniek blijft op de achtergrond, maar is wel een actieve partner. De samenwerking tussen de kliniek en veroordeelde is goed, hoewel er nog stevige discussies kunnen ontstaan. Het dwingende in veroordeeldes persoonlijkheid blijft een terugkerend punt dat de aandacht behoeft. Door de transmurale fase over te slaan wordt voorkomen meermalen van samenwerkingsverband te wisselen.
Er is in 2016 een nieuw persoonlijkheidsonderzoek gedaan en daaruit volgt dat er geen persoonlijkheidsstoornis kan worden vastgesteld. In de dagelijkse omgang met veroordeelde wordt een narcistische dynamiek gezien, maar aan de criteria om tot een narcistische persoonlijkheidsstoornis te kunnen concluderen wordt niet voldaan.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft mede op grond van het arrest van het voormalig Gerechtshof Leeuwarden d.d. 17 februari 2010, waarin werd uitgegaan van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bij veroordeelde in de vorm van een amfetamineverslaving en een narcistische persoonlijkheidsstoornis, gepersisteerd bij haar vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met een jaar.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsvrouw
De raadsvrouw heeft primair verzocht de maatregel terbeschikkingstelling met een jaar te verlengen en de dwangverpleging voorwaardelijk te beëindigen met slechts twee voorwaarden, te weten reclasseringstoezicht en meewerken aan identiteitsbepaling.
Voor een verlenging van de maatregel terbeschikkingstelling is een vereiste dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling dan wel ziekelijke stoornis. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat hiervan geen sprake meer is. Er is duidelijkheid gekomen qua diagnostiek door het onderzoek van de Van der Hoevenkliniek in 2016. Bij veroordeelde is geen sprake van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Dat er sprake is van een narcistische dynamiek is geen risicofactor en maakt dit niet anders. De raadsvrouw is van mening dat er ten aanzien van veroordeeldes amfetamine afhankelijkheid geen sprake is van een stoornis nu deze volledig in remissie is. Veroordeelde is intern gemotiveerd tot abstinentie en heeft ruimschoots bewezen dat de drugsverslaving geen rol meer speelt.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de maatregel terbeschikkingstelling te verlengen met een jaar, maar de beslissing omtrent de voorwaardelijke beëindiging aan te houden en de reclassering de opdracht te geven de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging te onderzoeken. Er is een afname in de stoornis, zodat een mindere maatregel kan volstaan. De risicotaxatie bij volledige beëindiging is slechts matig en de kliniek heeft aangegeven dat zij zich op basis hiervan kan voorstellen dat de rechtbank tot onderzoek naar de voorwaardelijke beëindiging overgaat. De enige risicofactor is volgens de kliniek gelegen in het middelengebruik, die gemonitord kan worden binnen de voorwaarden van een voorwaardelijke beëindiging. De reclassering heeft genoeg tijd en mogelijkheden om in te grijpen voordat er gevaar voor de maatschappij ontstaat. Veroordeelde heeft de wens om de mogelijkheden voor voorwaardelijke beëindiging nu reeds te laten onderzoeken en de reclassering een maatregelrapport op te laten stellen. Daarbij heeft de raadsvrouw opgemerkt dat veroordeelde na zijn terbeschikkingstelling wil emigreren naar Israël en hij in het kader van de voorwaardelijke beëindiging uiteindelijk geen woning op naam nodig zal hebben.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de zaak aan te houden en onafhankelijke deskundigen in te schakelen van het NIFP om te rapporteren in deze zaak.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de strafmotivering in het onderliggende arrest vast dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Op grond van de inhoud van voormeld advies, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de duur van de verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling het volgende. Het verlengingsadvies van de inrichting alsmede de uitleg van de deskundige ter terechtzitting is duidelijk met betrekking tot de vaststelling dat bij veroordeelde geen sprake is van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Het indexdelict is gepleegd onder invloed van een amfetaminepsychose. Momenteel is bij veroordeelde sprake van amfetamine afhankelijkheid in remissie. De inschatting is dat wanneer veroordeelde opnieuw middelen gebruikt hij opnieuw gewelddadig kan worden, aangezien de kans op psychotische ontregeling dan aanzienlijk toeneemt. Uit het verlengingsadvies blijkt dat van belang is dat getoetst kan worden of veroordeelde bij verdere afname van toezicht en structuur zijn goede voornemen tot abstinentie handhaaft. De rechtbank constateert dat de stoornis van amfetamine afhankelijkheid nog steeds aanwezig is, ondanks dat veroordeelde sinds enige tijd abstinent is. De rechtbank is van oordeel dat is voldaan aan het vereiste van de gebrekkige ontwikkeling dan wel ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Zij wijst het primaire verzoek van de raadsvrouw om die reden af, als ook het meer subsidiair gedane verzoek om veroordeelde door onafhankelijke deskundigen nader te laten onderzoeken.
Voorts blijkt uit het verlengingsadvies, alsmede uit de toelichting van de deskundige ter terechtzitting, dat hoewel niet de diagnose gesteld kan worden van een narcistische persoonlijkheidsstoornis er wel sprake is van een narcistische dynamiek bij veroordeelde in de dagelijkse omgang. De rechtbank constateert dat deze dynamiek een groot aandachtspunt is met betrekking tot het goed kunnen laten verlopen van de samenwerking met veroordeelde en dat zulks ook het geval zal zijn bij overdracht aan en begeleiding door de reclassering. De rechtbank acht het dan ook van belang dat voldoende tijd wordt genomen voor overdracht van de begeleiding van veroordeelde aan de reclassering naast verdere monitoring van handhaving door veroordeelde van zijn voornemen tot abstinentie bij verdere uitbreiding van vrijheden.
Naar het oordeel van de rechtbank is het daarom niet opportuun thans reeds binnen een termijn van 3 maanden de reclassering onderzoek te laten verrichten naar de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging. Wel is het aangewezen dat de kliniek, zoals zij zelf ook heeft aangegeven, in de toeloop naar de volgende verlengingszitting contact met de reclassering opstart en bewerkstelligt dat vóór die verlengingszitting een maatregelrapport kan worden overgelegd.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van veroordeelde met 1 jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mr. F.J. Agema en mr. P.H.M. Smeets, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2017.
mr. Agema is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.