ECLI:NL:RBNNE:2017:3643

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
25 september 2017
Zaaknummer
5316878 \ CV EXPL 16-6770
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bewijskracht van verklaringen van partijgetuigen in een civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, heeft de kantonrechter op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiser] en [gedaagde]. De zaak betreft een geschil over de koop van sperma van de hengst [QQ]. De eiser, vertegenwoordigd door mr. M. Eikelboom, heeft gesteld dat de gedaagde sperma van de hengst heeft gekocht en heeft bewijs geleverd door middel van getuigenverklaringen. De gedaagde heeft geen getuigen laten horen en heeft slechts één productie ingebracht als tegenbewijs.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de verklaringen van de getuigen gewogen. De eiser heeft verklaard dat hij telefonisch een koopovereenkomst heeft gesloten met de gedaagde en dat hij het sperma heeft geleverd. Een getuige, [XX], heeft bevestigd dat zij van de eiser heeft gehoord over de levering van het sperma en dat dit in haar agenda is genoteerd. Een andere getuige, de dierenarts van de gedaagde, heeft zich beroepen op zijn verschoningsrecht. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser voldoende aanvullend bewijs heeft geleverd om zijn verklaring geloofwaardig te maken, ondanks dat hij als partijgetuige onder de beperking van artikel 164 lid 2 Rv valt.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde in het ongelijk is gesteld en heeft hem veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.609,04 aan de eiser, vermeerderd met wettelijke handelsrente. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op een totaal van € 730,75. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 5316878 \ CV EXPL 16-6770

vonnis van de kantonrechter van 10 oktober 2017

in de zaak van

[eiser]

hierna te noemen: [eiser] ,
wonende en zaakdoende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M. Eikelboom,
tegen

[gedaagde] ,

hierna te noemen: [gedaagde] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

De procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 28 maart 2017, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 18 juli 2017;
- het antwoord op Proces-verbaal van de zijde van [gedaagde] van 26 juli 2017;
- de antwoordakte van de zijde van [eiser] van 12 september 2017.
1.2
Ten slotte is bepaald dat de kantonrechter vonnis zal wijzen.

De verdere beoordeling

2.1
In voornoemd tussenvonnis heeft de kantonrechter [eiser] toegelaten tot het bewijs van zijn stelling dat [gedaagde] van [eiser] semen van de hengst [QQ] heeft gekocht. [eiser] heeft drie getuigen laten horen. [gedaagde] heeft geen gebruik gemaakt van het aangeboden tegenverhoor en heeft dus geen getuigen laten horen. [gedaagde] heeft in zijn antwoordakte verweer gevoerd. Behalve één productie heeft [gedaagde] geen tegenbewijs ingebracht. De kantonrechter overweegt het navolgende.
2.2
De getuige [eiser] heeft verklaard dat telefonisch met [gedaagde] de koopovereenkomst is gesloten en dat hij zelf die middag de merrie heeft geïnsemineerd. Hij is naar [gedaagde] toegegaan en heeft het zaad meegebracht. Tevens heeft hij een uitleg gegeven over hoe het komt dat de inseminatieovereenkomst niet is ondertekend door [gedaagde] , namelijk omdat hij op dat moment nog niet over de gegevens beschikte. Dat verklaart, aldus [eiser] , dat hij naderhand per e-mail om de gegevens heeft gevraagd, zoals blijkt uit de stukken.
2.3
De getuige [XX] heeft verklaard dat zij van haar echtgenoot [eiser] heeft gehoord dat hij sperma heeft geleverd bij [gedaagde] ; dat is onderling besproken en het staat ook in haar agenda. Daarbij heeft zij als bijzonderheid vermeld dat het zaad om 2 uur
's middags moest worden geleverd, wat merkwaardig was. Zij kan zich dat nog goed herinneren. Naar aanleiding van een telefoontje van [gedaagde] op 13 juli heeft
[XX] in haar agenda genoteerd dat [gedaagde] op 14 juli langs zou komen om het zaad op te halen omdat de merrie niet drachtig was. Op 14 juli is een persoon langsgekomen die heeft gezegd dat hij 'het sperma voor [gedaagde] kwam ophalen', aldus de getuige.
2.4
De getuige [ZZ] , de dierenarts van [gedaagde] , heeft een beroep gedaan op zijn verschoningsrecht dat, gelet op de omstandigheden van het geval, vooralsnog is gehonoreerd.
2.5
Aldus is door [eiser] bewijs geleverd van zijn stelling, waartegen [gedaagde] geen ter zake doend tegenbewijs heeft ingebracht.
2.6
[eiser] is partijgetuige voor wie de beperking van artikel 164 lid 2 Rv van toepassing is. De door hem als getuige afgelegde verklaring kan daarom alleen bewijs in zijn voordeel opleveren, indien aanvullend bewijs voorhanden is dat zodanig sterk is en zulke essentiële punten betreft dat het zijn verklaring voldoende geloofwaardig maakt. Dergelijk aanvullend bewijs is naar het oordeel van de kantonrechter voorhanden. In de e-mail van [eiser] aan [gedaagde] van 6 juli 2015 vraagt hij om de gegevens van de merrie 'geinsemineerd van [QQ] '. Op 10 juli 2015 krijgt hij in antwoord daarop die gegevens door [gedaagde] toegestuurd. Dit sluit aan bij de verklaring van [eiser] dat hij na de eerste inseminatie om de gegevens heeft gevraagd. Bij e-mail van 21 juli 2016 (productie 19 dagvaarding) bevestigt [YY] namens KWPN dat de onderhavige inseminatie bij de KWPN is geregistreerd en dat [gedaagde] de factuur voor die registratie heeft betaald. [gedaagde] ' verweer, dat hij de registratie van de inseminatie per abuis zou hebben betaald, acht de kantonrechter
- in het licht van voornoemde e-mailwisseling - niet overtuigend. Deze schriftelijke bewijzen bevestigen de verklaringen van de getuigen, betreffen essentiële punten en maken deze voldoende geloofwaardig. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat [gedaagde] geen tegenbewijs heeft bijgebracht. Aldus is [eiser] in het te leveren bewijs geslaagd. Dit leidt tot toewijzing van de vordering.
2.7
Tegen de gevorderde wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten is geen afzonderlijk verweer gevoerd zodat de kantonrechter deze zal toewijzen.
2.8
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld. De kantonrechter zal [gedaagde] dan ook veroordelen in de kosten van de procedure, waaronder ook de kosten van de getuigen voor zover zij daarop aanspraak hebben gemaakt, zoals hierna bij de beslissing is vermeld. De kantonrechter rekent vier punten à € 100,00. Over de proceskosten is geen wettelijke handelsrente verschuldigd.

De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de somma van € 1.609,04, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 1.332,42 vanaf 22 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] gevallen, welke kosten worden begroot op € 77,75 voor de dagvaarding, € 233,00 voor het griffierecht, € 400,00 voor het salaris van de gemachtigde van [eiser] en € 20,00 voor de kosten van de getuige [ZZ] , te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede voor nakosten met een bedrag van € 100,00 conform het liquidatietarief kanton;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2017
typ/conc: 552 / GJJS
coll: