ECLI:NL:RBNNE:2017:3610

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2017
Publicatiedatum
21 september 2017
Zaaknummer
18/730007-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot inbraak en veroordeling voor opzetheling en woninginbraken met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 19 september 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1995, die werd beschuldigd van meerdere misdrijven, waaronder poging tot inbraak, opzetheling en woninginbraken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot inbraak, omdat het bewijs voornamelijk steunde op een getuigenverklaring die niet werd ondersteund door objectieve bewijsmiddelen. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor opzetheling en twee woninginbraken. Bij de woninginbraken heeft de verdachte geweld gebruikt tegen een burger die hem wilde aanhouden, door deze meermalen in het gezicht te stompen. De rechtbank oordeelde dat de feiten in verminderde mate aan de verdachte konden worden toegerekend, gezien zijn psychologische toestand, en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder zijn gebrekkige ontwikkeling en de invloed van een aandachtstekortstoornis. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en deze gedeeltelijk toegewezen, met oplegging van schadevergoedingsmaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730007-17
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/730585-16
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 08/760031-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 19 september 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 05 september 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.C. de Lange, advocaat te Utrecht. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J.G. Brontsema.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
In de zaak met parketnummer 18/730007-17
1. Primair
hij op of omstreeks 11 november 2016 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (perceel [straatnaam] , aldaar) weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met dat opzet en in vereniging met zijn mededader(s) een breekijzer, althans een daarop gelijkend voorwerp, tussen de voordeur en het deurkozijn van die woning heeft gezet/geplaatst en/of (vervolgens) kracht op dat breekijzer/voorwerp heeft uitgeoefend en/of het slot van die voordeur heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 november 2016 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een deurkozijn en/of een slot van de voordeur van een woning (perceel [straatnaam] , aldaar), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 5 oktober 2016 tot en met 30 november 2016 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, in elk geval in Nederland, een laptop/notebook (merk Asus) en/of een fotocamera (merk Olympus) met lens
in een (fotocamera)tas heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
in de zaak met parketnummer 18/730585-16, na nadere omschrijving van de tenlastelegging:
1. A.
De rechtbank leest: 1. primair
hij op of omstreeks 23 december 2016 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (perceel [straatnaam] , aldaar) heeft weggenomen een of meer horloge(s) en/of een of meer gouden siera(ad)d(en) en/of een zwarte (Dell) laptop tas en/of een laptop (merk Packard Bell Easy note), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of dat/ die goed(eren) onder hun/zijn bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer 4] , (meermalen) met een tot vuist gebalde hand in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen;
en/of
B.
De rechtbank leest: 1. subsidiair
hij op of omstreeks 23 december 2016, te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, [slachtoffer 4] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 4] (meermalen) met een tot vuist gebalde hand in het gezicht, althans tegen het hoofd, te stompen en/of te slaan;
2.
hij op of omstreeks 23 december 2016 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (perceel [straatnaam] , aldaar) heeft weggenomen een Sony Playstation 3 en/of twee controllers en/of drie Apple Ipads en/of een of meer gouden siera(a)d(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdacht en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben/heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder hun/zijn bereik hebben/heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
De rechtbank heeft uit het requisitoir van de officier van justitie afgeleid dat zij de bedoeling heeft gehad om het onder 1.A en/of 1.B ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 18/730585-16 ten laste te leggen als een primair/subsidiaire tenlastelegging, met dien verstande dat feit 1.A. wordt gelezen als 1. primair en feit 1.B. wordt gelezen als 1. subsidiair. De rechtbank leest de tenlastelegging dan ook op deze wijze.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/730007-17 onder 1. primair en 2. en het in de zaak met parketnummer 18/730585-16 onder 1. primair en 2. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730007-17 onder 1. primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is op grond van de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige] (hierna: [getuige] ) en het proces-verbaal van bevindingen, opgenomen op pagina 44 van het dossier met nummer Z-16-162-DEFPV-JUS-V001, waarin de verbalisant de persoon op de foto heeft herkend als één van de broers [verdachte] . Uit onderzoek is gebleken dat de broer van verdachte op 11 november 2016 gedetineerd zat en geen verlof had, waardoor het niet anders kan dan dat verdachte degene is geweest die op 11 november 2016 heeft getracht in te breken bij de woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/730007-17 onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde, alsmede van de onder 2. ten laste gelegde opzetheling.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 17/730007-17 onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte degene is geweest die het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Ten aanzien van de in de zaak met parketnummer 18/730007-17 onder 2. ten laste gelegde opzetheling heeft hij daartoe aangevoerd dat verdachte niet wist dat de goederen van misdrijf afkomstig waren.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de in de zaak met parketnummer 18/730585-16 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte ontkent stellig zich schuldig te hebben gemaakt aan het in de zaak met parketnummer 18/730007-17 onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt het volgende.
Getuige [getuige] heeft het incident waargenomen vanaf een korte afstand. Zij wil geen naam noemen van de persoon die zij zegt te hebben herkend, maar heeft wel een foto van deze persoon aan een verbalisant getoond. Verbalisant [naam] heeft de persoon op de foto die door getuige [getuige] is getoond, herkend als één van de broers [verdachte] . Verdachte erkent dat hij de persoon is die op de foto is weergegeven. Verdachte ontkent echter wel dat hij degene is geweest die aanwezig is geweest bij de woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden op 11 november 2016.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er, nu het bewijs van de betrokkenheid van verdachte in de kern enkel steunt op de getuigenverklaring van [getuige] en niet wordt ondersteund door andere objectieve bewijsmiddelen, onvoldoende overtuigend bewijs is dat verdachte degene is geweest die op 11 november 2016 heeft getracht in te breken bij deze woning. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het in de zaak met parketnummer 18/730007-17 onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730007-17 onder 2. ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten, zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 05 september 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik een fotocamera, merk Olympus, met lens in een tas en een laptop, merk Asus, heb gekocht in een steeg vlakbij mijn huis in Leeuwarden voor 90 euro van een man die ' [naam] ' wordt genoemd. Ik weet niet wat ' [naam] ' doet voor de kost. Ik ken hem niet. Ik vertrouw hem niet. Ik heb de fotocamera en de laptop doorverkocht bij een winkel in de stad. Ik heb 225 euro voor beide goederen gevraagd en ik heb er uiteindelijk 175 euro voor gekregen. Ik heb de goederen maar een paar dagen gehad, nog niet eens een week. In het steegje gebeurt van alles. U vraagt mij wat 'van alles' betekent. Daarmee bedoel ik dingen die niet door de beugel kunnen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 november 2016, opgenomen op pagina 56 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer Z-16-162-DEFPV-JUS-V001 d.d. 23 december 2016, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 7] mede namens benadeelde [slachtoffer 8] :
Ik doe aangifte van diefstal uit onze woning aan de [straatnaam] te Leeuwarden tussen 25 november 2016 te 17.00 uur en 25 november 2016 te 20.30 uur. Ik woon hier samen met [slachtoffer 8] . Voor zover ik kan zien zijn de volgende spullen meegenomen;
- Olympus spiegelreflex camera + geheugenkaart + tas.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 18 oktober 2016, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 9] :
Ik doe aangifte van inbraak in de woning tussen 5 oktober 2016 te 21.00 uur en 5 oktober 2016 te 22.00 uur. Ik zag dat de laptop, een Asus (X205T), serienummer FANLCX255208438 weg was.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 2 december 2016, opgenomen op pagina 69 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 10] :
Op 30 november 2016 heb ik een zwarte notebook van het merk Asus, model X205T met serienummer FANLCX255208438 en een fotocamera van het merk Olympus gekocht. Deze camera zit in een cameratas. In deze tas zat ook nog een cameralens. Na de aankoop heb ik de spullen opgevraagd bij stopheling.nl. Uit die site kwam naar voren dat het gestolen spullen waren.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de goederen die hij verwierf en voorhanden had, van misdrijf afkomstig waren.
Gelet op de lage koopprijs van 90 euro, de vraagprijs van 225 euro die verdachte heeft gehanteerd en de uiteindelijke verkoopprijs van 175 euro, het feit dat hij de goederen heeft gekocht in een steegje waar volgens hem dingen gebeuren die niet door de beugel kunnen, en van een onbekende persoon genaamd ' [naam] ' die verdachte zelf niet vertrouwt, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat de goederen die hij in de periode van 5 oktober 2016 tot en met 30 november 2016 voorhanden heeft gehad, van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht derhalve de opzetheling wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna in de zaak met parketnummer 18/730585-16 onder 1. primair en 2. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 05 september 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 december 2016, opgenomen op pagina 95 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer Z-16-180-DEFPV-JUS-V001 d.d. 17 januari 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] , mede namens [slachtoffer 3] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 december 2016, opgenomen op pagina 124 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] , mede namens [slachtoffer 6] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/730007-17 onder 2. en het in de zaak met parketnummer 18/730585-16 onder 1. primair en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/730007-17
2.
hij in de periode van 5 oktober 2016 tot en met 30 november 2016 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, een laptop/notebook merk Asus en een fotocamera merk Olympus met lens in een (fotocamera)tas heeft verworven, voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
in de zaak met parketnummer 18/730585-16
1. primair
hij op 23 december 2016 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, perceel [straatnaam] , heeft weggenomen horloges en gouden sieraden en een zwarte Dell laptop tas en een laptop, merk Packard Bell Easy Note, toebehorende aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming en welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 4] , gepleegd met het oogmerk bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte die [slachtoffer 4] meermalen met een tot vuist gebalde hand in het gezicht heeft gestompt;
2.
hij op 23 december 2016 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, perceel [straatnaam] , heeft weggenomen een Sony Playstation 3 en twee controllers en drie Apple Ipads en meer gouden sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/730007-17
2. opzetheling
in de zaak met parketnummer 18/730585-16
1. primair diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het in de zaak met parketnummer 18/730007-17 onder 1. primair en 2. en het in de zaak met parketnummer 18/730585-16 onder 1. primair en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd in het voortgangsverslag van de reclassering, d.d. 31 augustus 2017.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden die zijn geadviseerd door de reclassering in haar voortgangsverslag.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de rapportages van Reclassering Nederland, d.d. 31 augustus 2017 en 10 april 2017 en het rapport van psycholoog van M.J.E. van Kempen, gezondheidspsycholoog, d.d. 25 mei 2017, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verschillende vermogensfeiten. Hij heeft een fotocamera en een laptop voorhanden gekregen, waarvan hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. Toch heeft dit hem er niet van weerhouden de goederen voor een laag bedrag te kopen en door te verkopen voor een hoger bedrag. Verdachte was slechts uit op geldelijk gewin. Daarnaast heeft verdachte, samen met een ander, twee woninginbraken gepleegd waarbij goederen zijn gestolen. Hierbij heeft verdachte een burger die hem wilde aanhouden, meermalen in het gezicht gestompt om zijn eigen vlucht mogelijk te maken. Woninginbraken zijn een ergerlijke vorm van criminaliteit die veel schade, hinder en overlast opleveren en waarbij een zeer ernstige inbreuk wordt gemaakt op het eigendomsrecht en de privacy van bewoners. Daarnaast kan een gevoel van onveiligheid ontstaan bij de bewoners. Eén van de benadeelde partijen ervoer zelfs een dusdanig gevoel van onveiligheid in zijn eigen woning, dat hij is verhuisd.
Volgens het rapport van de psycholoog is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van zwakbegaafdheid en een aandachttekortstoornis met hyperactiviteit. Verdachte kan situaties en gevolgen slechts beperkt overzien, er is sprake van een gebrekkige gewetensontwikkeling, egocentrisch perspectief, streven naar onmiddellijke behoeftebevrediging, een tekortschietende impulscontrole en beïnvloedbaarheid. Ten tijde van de feiten was sprake van een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van de geestvermogens, die het gedrag van verdachte beïnvloedde. Geadviseerd wordt om het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico op geweld wordt ingeschat als laag en het risico op ernstig lichamelijk letsel als laag tot matig. Het risico op andere grensoverschrijdende delicten, zoals vermogensdelicten, wordt matig geacht, maar is sterk afhankelijk van de mate van steun en begrenzing uit de omgeving. Geadviseerd wordt om bijzondere voorwaarden op te leggen, in de vorm van woonbegeleiding en ambulante behandeling vanuit een forensische polikliniek.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie en het advies van de psycholoog. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Volgens het voortgangsverslag van de reclassering is de intake bij de AFPN afgerond. Er is sprake van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Verdachte heeft een nonchalante houding laten zien op het werk door zich af en toe ziek te melden en door niet op te komen dagen zonder zich af te melden. Verdachte is dan ook niet bereikbaar. Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een reclasseringstoezicht met meldplicht, dagbesteding, voortzetting van de behandeling bij de AFPN, en woonbegeleiding waarbij verdachte wordt verplicht om ’s nachts op zijn adres te verblijven. Elektronische controle (EC) wordt geadviseerd als controlemiddel. Verdachte is bereid zich hieraan te houden, ook ten aanzien van de elektronische controle.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte recent is veroordeeld tot een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf voor soortgelijke feiten. Deze voorwaardelijke straf heeft hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank neemt de landelijke oriëntatiepunten voor woninginbraak tot uitgangspunt. Per woninginbraak is het uitgangspunt, rekening houdend met recidive, vijf maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij een van de twee inbraken heeft verdachte een burger die hem wilde aanhouden, in het gezicht gestompt. Daarnaast heeft verdachte opzettelijk gestolen goederen geheeld. Het uitgangspunt is daarmee veertien maanden gevangenisstraf. Gelet op de leeftijd van verdachte zal de rechtbank dit matigen tot gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest.
Dit betekent dat de rechtbank een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal opleggen dan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank heeft hierbij, naast de ernst van de feiten, in aanmerking genomen dat uit het voortgangsverslag van de reclassering blijkt dat verdachte zich onvoldoende heeft ingezet om te voldoen aan zijn schorsingsvoorwaarden, zodat van een positieve wending in zijn leven onvoldoende is gebleken.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd en de raadsman heeft bepleit, legt de rechtbank de bijzondere voorwaarden niet in de hoofdzaak op. De rechtbank acht het niet wenselijk dat verdachte in verschillende proeftijden met verschillende bijzondere voorwaarden loopt. Daarom zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden aanvullen bij de voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 08/760031-16.

Benadeelde partijen

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing gevorderd van de vordering in de zaak met parketnummer 18/730007-17 van [slachtoffer 1] , alsmede toewijzing van de vorderingen in de zaak met parketnummer 18/730585-16 van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] , met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de vordering in de zaak met parketnummer 17/730007-17 van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te verklaren, in verband met de door hem bepleite vrijspraak. De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vorderingen in de zaak met parketnummer 18/730585-16 van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5] .
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting gevoegd als benadeelde partij in de zaak met parketnummer 18/730007-17 onder 1., door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade.
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 2]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/730585-16 onder 1. primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/730585-16 onder 1. primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte en diens raadsman is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2016.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
[slachtoffer 5]heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 18/730585-16 onder 2. ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/730585-16 onder 1. primair bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte en diens raadsman is betwist, zal daarom worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2016.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 12 april 2016, gewezen door de meervoudige strafkamer in de rechtbank Overijssel te Zwolle, is verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een gevangenisstraf voor de duur van 420 dagen, waarvan 343 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 27 april 2016.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 10 augustus 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij dit vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. De bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gepersisteerd bij haar vordering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling dient te worden afgewezen, subsidiair dat de proeftijd moet worden verlengd en meer subsidiair dat de vordering kan worden toegewezen met gedeeltelijke omzetting naar een taakstraf.
Oordeel van de rechtbank
Nu veroordeelde de in dit vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, kan de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de bij dit vonnis voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf. Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld, acht de rechtbank termen aanwezig slechts van een deel van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf de tenuitvoerlegging te gelasten in plaats van een last tot gehele tenuitvoerlegging te geven. De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van 143 dagen gevangenisstraf gelasten.
De rechtbank acht het wenselijk dat verdachte voor het overige deel van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten de resterende 200 dagen, in een proeftijd blijft lopen. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarden zodanig aanpassen, dat deze gelijk zullen zijn aan de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Dit betekent dat als bijzondere voorwaarden aan verdachte worden opgelegd een meldplicht bij de reclassering, de verplichting mee te werken aan dagbesteding indien verdachte geen reguliere baan of scholing heeft, de verplichting zijn medewerking te verlenen aan begeleid wonen, waarbij hij in de nachtelijke uren wordt verplicht op zijn woonadres te verblijven, hetgeen wordt gecontroleerd middels een elektronisch controlemiddel.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14g, 36f, 57, 311, 312, 416
van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/730007-17 onder 1. primair en 1. subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/730007-17 onder 2. en het in de zaak met parketnummer 18/730585-16 onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730007-17 onder 1. ten laste gelegde:
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730585-16 onder 1. primair ten laste gelegde:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 391,65(zegge: driehonderdeenennegentig euro en vijfenzestig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 391,65 (zegge: driehonderdeenennegentig euro en vijfenzestig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van zeven dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 7,65 aan materiële schade en € 384,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730585-16 onder 2. ten laste gelegde:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 500,00(zegge: vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 december 2016.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] te betalen een bedrag van € 500,00 (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van tien dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 500,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

08/760031-16:
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer te Rechtbank Overijssel, locatie Zwolle d.d. 12 april 2016, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van 143 dagen.
De rechtbank beveelt ten aanzien van de resterende 200 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf die bij voornoemd vonnis zijn opgelegd het volgende:
De algemene voorwaarden van het vonnis van 12 april 2016 blijven gelijkluidend.
De rechtbank wijzigt de bijzondere voorwaarden, zodat zij thans komen te luiden als volgt:
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op de detentie meldt bij de Reclassering op het volgende adres: Zoutbranderij 1, 8933 AJ te Leeuwarden. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden dan wel meewerken aan huisbezoeken zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde meewerkt aan dagbesteding indien er geen sprake is van een reguliere baan of scholing;
3. dat de veroordeelde meewerkt aan de voortzetting van de behandeling bij de AFPN van de GGZ of een soortgelijke instelling;
4. dat de veroordeelde meewerkt aan woonbegeleiding;
5. dat de veroordeelde tijdens de nachtelijke uren op zijn woonadres verblijft, waarbij dit locatiegebod wordt gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel, waarbij na zes maanden een evaluatie plaatsvindt.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Post, voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en mr. C.H. Beuker, rechters, bijgestaan door C. Veenstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 september 2017.