ECLI:NL:RBNNE:2017:3547

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 september 2017
Publicatiedatum
15 september 2017
Zaaknummer
18/930328-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van feitelijke aanranding en ontucht met minderjarige in openbaar vervoer

Op 15 september 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van feitelijke aanranding van de eerbaarheid en ontucht met een persoon beneden de zestien jaar. De zaak vond plaats in Assen, onder parketnummer 18/930328-16. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, hoewel ongewenst en grensoverschrijdend, niet als strafbare handelingen van seksuele aard konden worden gekwalificeerd. De rechtbank baseerde haar oordeel op de feiten en omstandigheden van de zaak, waarbij de context van de gedragingen van de verdachte en de leeftijd van de aangeefster in overweging werden genomen. De verdachte, een twintigjarige jongen, had in een bus met de dertienjarige aangeefster kennisgemaakt. Ondanks dat de aangeefster de aanrakingen als onprettig ervoer, was dit voor de verdachte niet waarneembaar. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van de verdachte niet in strijd waren met de sociaal-ethische norm, en sprak hem vrij van de tenlastelegging. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren. De zaak werd behandeld op tegenspraak, en de verdachte was bijgestaan door een advocaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930328-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 september 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 september 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Bosma, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 november 2016 in de gemeente Aa en Hunze en/of elders
in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met
geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het
plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, een en ander
hierin bestaande dat verdachte, die naast die [slachtoffer] in een bus zat,
onverwachts
- die [slachtoffer] op een wang heeft gezoend en/of
- een hand van die [slachtoffer] heeft gepakt en/of
- een hand van die [slachtoffer] op zijn been heeft gelegd en/of zijn hand
op haar hand heeft gelegd en/of haar hand heeft gestreeld en/of
- een arm van die [slachtoffer] heeft geaaid en/of
- die [slachtoffer] over haar rug heeft geaaid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 november 2016 in de gemeente Aa en Hunze en/of elders
in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2003, die toen de
leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handelingen heeft gepleegd, een en ander hierin bestaande dat
verdachte, die naast die [slachtoffer] in een bus zat,
- die [slachtoffer] op een wang heeft gezoend en/of
- een hand van die [slachtoffer] heeft gepakt en/of
- een hand van die [slachtoffer] op zijn been heeft gelegd en/of zijn hand
op haar hand heeft gelegd en/of haar hand heeft gestreeld en/of
- een arm van die [slachtoffer] heeft geaaid en/of
- die [slachtoffer] over haar rug heeft geaaid.
Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Hij acht bewezen dat verdachte alle ten laste gelegde handelingen heeft verricht en dat de handelingen, gelet op de context, moeten worden beschouwd als ontuchtig. Ook indien het zoenen op de wang niet bewezen wordt verklaard, acht de officier van justitie de overige ten laste gelegde handelingen ontuchtig. Hij heeft betoogd dat het als een sociaal-ethische norm kan worden beschouwd dat wij in de bus niet wensen te worden aangeraakt, dan wel te worden gezoend. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat er sprake was van dwang.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is, aangezien er alleen de aangifte is en steunbewijs ontbreekt. Tevens heeft hij bepleit dat er noch sprake is van dwang, noch van een ontuchtige handeling.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat een handeling moet worden gekwalificeerd als ontuchtig wanneer het gaat om een handeling van seksuele aard in strijd met de sociaal-ethische norm. Bij de beoordeling van de vraag of de gedragingen van verdachte als zodanig kunnen worden aangemerkt, dient te worden gekeken naar de omstandigheden van het geval. De rechtbank gaat bij die beoordeling uit van de volgende aan wettige bewijsmiddelen ontleende feiten en omstandigheden.
Aangeefster, een dertienjarig meisje, en verdachte, een twintigjarige jongen, hebben met elkaar kennis gemaakt in de bus. In de bus waren ook andere passagiers en de buschauffeur aanwezig. Aangeefster is in de bus uit eigen beweging naast verdachte gaan zitten nadat zij eerder een andere plaats had uitgezocht. Vervolgens hebben zij zich aan elkaar voorgesteld. Ondanks dat ze elkaar wegens een taalbarrière niet altijd goed begrepen, hebben ze met elkaar gepraat, onder meer over waar de reis naartoe ging. Verdachte, die de leeftijd van aangeefster niet wist, vond aangeefster een leuk meisje en heeft om haar nummer gevraagd. Aangeefster heeft vervolgens haar naam en een telefoonnummer in zijn telefoon getoetst. Daarna heeft verdachte de hand van aangeefster gepakt, vastgehouden en gestreeld. Toen aangeefster opstond om de bus te verlaten, heeft verdachte over haar arm en rug geaaid. Dat aangeefster de aanrakingen van verdachte als zeer onprettig heeft ervaren, is voor de verdachte niet waarneembaar geweest.
De rechtbank ziet in die feiten en omstandigheden een situatie tussen een jongen en een meisje – waarbij het leeftijdsverschil niet dusdanig groot is, dat dit per definitie tegen de sociaal-ethische norm indruist en welk leeftijdsverschil bovendien niet bekend was bij verdachte – waarin zij in het openbaar in aanwezigheid van andere mensen met elkaar kennismaken en waarbij verdachte de grenzen van aangeefster aftastte. De voortvarende gedragingen van verdachte passen daarin. Dat verdachte daarbij de grenzen van aangeefster voorbij is gegaan, is echter niet kenbaar geweest voor verdachte.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte weliswaar zijn aan te merken als ongewenst en grensoverschrijdend, maar dat deze binnen de gegeven context niet als strafbare handelingen van seksuele aard in strijd met de sociaal-ethische norm kunnen worden beschouwd.
De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. de Bock, voorzitter, mr. M.A.A. van Capelle en mr. M. van der Veen, rechters, bijgestaan door mr. M.T. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 september 2017.
Mr. M. van der Veen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.