In deze zaak heeft verzoekster, aangeduid als [A], op 13 maart 2017 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. P.G. Wijtsma, rechter in de afdeling bestuursrecht van de Rechtbank Noord-Nederland. Dit verzoek was gerelateerd aan de procedure met zaaknummer LEE 16/4063, waarin verzoekster als partij betrokken was. De rechter heeft op 17 maart 2017 laten weten niet in de wraking te berusten. Het verzoek tot wraking is vervolgens behandeld door de wrakingskamer op 6 april 2017, waarbij verzoekster en de rechter niet aanwezig waren. Namens het Centrum Indicatiestelling Zorg, de andere partij in de hoofdzaak, waren wel vertegenwoordigers aanwezig.
De rechtbank heeft het wrakingsverzoek van verzoekster beoordeeld aan de hand van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 8:15, dat stelt dat een partij een rechter kan wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Verzoekster heeft in haar brief van 13 maart 2017 verschillende punten aangevoerd die volgens haar zouden wijzen op partijdigheid van de rechter. Echter, de rechtbank concludeert dat verzoekster geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de veronderstelling van onpartijdigheid zouden rechtvaardigen. De rechtbank benadrukt dat het aan de verzoekster is om bijzondere omstandigheden aan te tonen die een uitzondering op de veronderstelling van onpartijdigheid rechtvaardigen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank op 14 april 2017 besloten het wrakingsverzoek af te wijzen. De rechtbank oordeelt dat niet aannemelijk is geworden dat er bijzondere omstandigheden zijn die de partijdigheid van de rechter in de procedure LEE 16/4063 zouden kunnen rechtvaardigen. De procedure in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.