ECLI:NL:RBNNE:2017:3543

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2017
Publicatiedatum
15 september 2017
Zaaknummer
18/830217-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens diefstal met geweld op de openbare weg met toepassing van jeugdstrafrecht

Op 14 september 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999, die beschuldigd werd van diefstal met geweld. De zaak kwam voort uit een incident op 4 juni 2017 in Delfzijl, waar de verdachte samen met een medeverdachte een slachtoffer heeft beroofd van zijn telefoon en horecamuntjes. De verdachte heeft het slachtoffer bedreigd met geweld en heeft hem achtervolgd, waarna hij het slachtoffer bij de keel heeft gegrepen en zijn bezittingen heeft afgenomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 9 maanden jeugddetentie, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de toepassing van het jeugdstrafrecht gerechtvaardigd, gezien de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het is gepleegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsrapport en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De medeverdachte is vrijgesproken van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een gezamenlijke uitvoering van het delict. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830217-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 september 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te Juvaid locatie Veenhuizen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 augustus 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr E.P. Groot, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 juni 2017, in de gemeente Delfzijl, op of nabij de [straatnaam] , althans op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en/of horecamuntjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Maak je zakken leeg en geef me je telefoon", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- toen die [slachtoffer] wegrende, die [slachtoffer] heeft achtervolgd, en/of
- toen die [slachtoffer] op de grond viel/lag, bovenop die [slachtoffer] is gesprongen, en/of
- die [slachtoffer] bij de keel heeft (vast)gegrepen, en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, de woorden heeft toegevoegd: "Kijk me niet aan!" en/of "Geef me je telefoon" en/of "ik steek je neer als je niet meewerkt", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking,
en/of
hij op of omstreeks 4 juni 2017, in de gemeente Delfzijl, op of nabij de [straatnaam] , althans op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een telefoon en/of horecamuntjes, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Maak je zakken leeg en geef me je telefoon", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- toen die [slachtoffer] wegrende, die [slachtoffer] heeft achtervolgd, en/of
- toen die [slachtoffer] op de grond viel/lag, bovenop die [slachtoffer] is gesprongen, en/of
- die [slachtoffer] bij de keel heeft (vast)gegrepen, en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, de woorden heeft toegevoegd: "Kijk me niet aan!" en/of "Geef me je telefoon" en/of "ik steek je neer als je niet meewerkt", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat er voldoende wettig bewijs is. Hij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de overtuiging.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 juni 2017, opgenomen op pagina 121 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017144067 d.d. 25 juli 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik doe aangifte van straatroof op 4 juni 2017 om 01.47 uur. Dit gebeurde op de [straatnaam] te Delfzijl.
Ik liep daar en hoorde plots uit het niets geschreeuw van achter mij komen. Ik hoorde een mannenstem. Ik hoorde en voelde dat hij dicht bij mij was want ik voelde dat hij mij aanraakte bij mijn rug. Ik was dus nog aan het lopen terwijl dit gebeurde. Ik hoorde dat de man zei: "Maak je zakken leeg en geef me je telefoon!". Ik zag hem niet terwijl ik werd aangesproken. Ik vertrouwde dit helemaal niet. Ik was daar alleen met natuurlijk die manspersoon achter mij. Ik wilde daar weg en zag mijn kans om weg te rennen en dat deed ik ook. Ik hoorde dat die manspersoon ook aan het rennen was achter mij aan. Ik probeerde om te kijken waar die manspersoon was. Ik had ongeveer een tien meter voorsprong en bij het omkijken zag ik dat die manspersoon een capuchon over zijn hoofd heen had. Ongeveer 25 meter nadat ik het elektragebouwtje was gepasseerd raakte ik in onbalans door het slechte en aflopende groenstrookje. Ik viel voorover op mijn rechterknie. Ik voelde dat die manspersoon op mijn borst sprong want door de val was ik op mijn rug gedraaid. Ik zag dat die manspersoon donkere kleding droeg. Ik zag een zwart vest met een capuchon en de capuchon zat over zijn hoofd. Ik zag dat hij met zijn rechterhand de capuchon voor zijn mond hield en met zijn linkerhand hield hij mijn keel vast ter hoogte van mijn strottenhoofd. Ik voelde mij hierdoor ernstig bedreigd. Ik hoorde dat die manspersoon tegen mij zei: "Kijk me niet aan!" Dit schreeuwde hij voortdurend. Ik had mijn portemonnee in mijn linkerbroekzak en mijn telefoon in mijn rechterbroekzak. Ik hoorde die manspersoon zeggen: "Geef me je telefoon!" en direct daarna zei hij: "Geef me je telefoon!" Die manspersoon had constant met zijn linkerhand mijn keel vast. Ik was gelukkig heel rustig ik stribbelde verder niet tegen. Want ik hoorde de manspersoon zeggen/schreeuwen: "Ik steek je neer als je niet meewerkt!". Ik zag dat die manspersoon mijn muntjes pakte, ter waarde van zo'n zestig à zeventig euro. Ik zag ook dat die manspersoon mijn grijze Motorola telefoon pakte.
Ik zag dat die manspersoon opsprong van mij en mij losliet. Ik zag dat hij richting het elektragebouwtje rende.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 juli 2017, opgenomen op pagina 193 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
O: We tonen verdachte een afdruk van de beelden van [naam bedrijf] aan de [straatnaam] te Delfzijl. Betreft bijlage 5.
V: Wat valt je op aan deze foto?
A: Ik herken de linker figuur op bijlage 5 als [verdachte] . De andere persoon ben ik.
O: Het klopt dus dat jij samen met [verdachte] op de foto van bijlage 5 staat en op het tijdstip wat op de afbeelding van bijlage 5 staat.
A: Zal ik nu het hele verhaal vertellen? Wij liepen daar, [verdachte] zag de jongen lopen. Eerst zouden we in een bosje gaan plassen. We zijn naar de overkant gegaan, ineens zie ik [verdachte] rennen. Toen hoorde ik geschreeuw iets van "ik steek je neer, ga niet naar mijn gezicht kijken". Ik keek toen en ik zag iemand liggen met iemand op hem.
V: Wie zat er bovenop?
A: Dat was [verdachte] , ik zag dat aan de bouw, [verdachte] is best wel lang.
V: Heb je weggenomen telefoon gezien?
A: Ja, nadat hij de jongen had beroofd.
O: Tevens hebben verbalisanten aan verdachte bijlage 6 laten zien.
A: Ik herken [verdachte] .
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juni 2017, opgenomen op pagina 31 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Op zondag 4 juni 2017 omstreeks 02.00 ben ik samen met collega [naam] op zoek gegaan naar de verdachte [verdachte] . Wij hebben de verdachte aangehouden. Hierop heb ik verdachte gefouilleerd. Ik trof in de rechterzak van het zwarte vest met capuchon een zwart/grijze Motorola telefoon aan.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juni 2017, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Wij hebben de camerabeelden bekeken, welke beschikbaar zijn gesteld door [naam bedrijf] , gevestigd aan de [straatnaam] te Delfzijl. Hierop hebben wij het volgende gezien:
Op 4 juni 2017 omstreeks 01:41:22 uur lopen er twee jongens over het trottoir aam de [straatnaam] te Delfzijl. Het trottoir bevindt zich voor [naam bedrijf] . Jongen 1, draagt witte schoenen, een lichtgekleurde broek, een zwarte jas met capuchon en heeft kort donker haar. Beide jongens komen uit de richting van de [straatnaam] / [straatnaam] en lopen in de richting van de [straatnaam].
Vervolgens verdwijnen de jongens om 01:41:27 uur uit beeld. Korte tijd later, 01:42:31 uur zien wij boven in beeld twee personen lopen. Alleen de benen van de twee personen zijn te zien tot aan de knieën. Het schoeisel welke deze twee personen dragen is gelijk aan het schoeisel van de twee jongens welke eerder beschreven zijn. De personen komen uit de richting van de [straatnaam]. Ze lopen over de aldaar aanwezige groenstrook. Deze groenstrook grenst aan een dijk.
Enige tijd later om 01.45:47 zien we de twee eerder omschreven jongens weer lopen. Ze komen wederom uit de richting van de [straatnaam] / [straatnaam] en lopen in de richting van de [straatnaam]. De jongen met de witte schoenen, lichtgekleurde broek, zwart jas met capuchon en kort donker haar heeft op dat moment een mobiele telefoon in zijn rechter hand en kijkt naar de telefoon. Deze jongen draagt dezelfde kleding als de in beslag genomen kleding van aangehouden verdachte [verdachte] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 5 juni 2017, opgenomen op pagina 97 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
Ik stond voor discotheek Tonight aan de [straatnaam] in Delfzijl te praten. Op een gegeven moment kwam er een jongen van rechts aan lopen en hij vroeg of hij met één van onze telefoons mocht bellen. Hij vertelde dat hij net was overvallen. Ik heb geen idee wie deze jongen overvallen heeft. Ik weet alleen dat ik even daarvoor, een paar seconden, een andere jongen over straat zag lopen. Deze jongen ken ik nog van vroeger en hij heet [verdachte] (fonetisch).
Met betrekking tot het bewijs overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid van de gedetailleerde verklaring van aangever te twijfelen. Medeverdachte [medeverdachte] heeft de aangifte op essentiële onderdelen bevestigd. [medeverdachte] heeft bovendien verdachte en zichzelf herkend op de camerabeelden van de openbare weg vlakbij de pleegplaats, waarop de persoon die door hem is herkend als verdachte rond kwart voor twee zichtbaar een telefoon in zijn hand heeft. De telefoon van aangever is kort na dit tijdstip bij verdachte aangetroffen. Bovendien vindt de aangifte steun in de verklaring van getuige [getuige] , waaruit blijkt dat aangever een telefoon wilde gebruiken om te bellen, terwijl zij verdachte kort daarvoor voorbij heeft zien lopen.
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank derhalve van oordeel dat het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde (diefstal met geweld) wettig en overtuigend is bewezen. Uit de aangifte blijkt dat verdachte, terwijl hij aangever bij zijn keel vasthield, in de broekzakken van aangever heeft gezocht naar geschikte goederen om weg te nemen en dat hij vervolgens de horecamunten en de telefoon van aangever zelf heeft gepakt. Gelet op alle omstandigheden kwalificeert de rechtbank deze handeling van verdachte als ‘wegnemen’. De rechtbank acht het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde (afpersing) derhalve niet bewezen en spreekt verdachte van dat onderdeel vrij.
Op grond van de stukken in het dossier is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en de bijdrage van medeverdachte [medeverdachte] aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van onvoldoende gewicht. Er is immers niets vast komen te staan over de rol van medeverdachte in de voorbereiding, over afspraken die vooraf zijn gemaakt noch over het verdelen van de buit. Het enkele feit dat medeverdachte samen met verdachte wegloopt zodra het delict is voltooid terwijl verdachte tegen medeverdachte zegt: “het is gelukt, we moeten er vandoor”, acht de rechtbank onvoldoende. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 4 juni 2017, in de gemeente Delfzijl, op of nabij de [straatnaam] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon en horecamuntjes, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte:
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Maak je zakken leeg en geef me je telefoon", en
- toen die [slachtoffer] wegrende, die [slachtoffer] heeft achtervolgd, en
- toen die [slachtoffer] op de grond viel/lag, bovenop die [slachtoffer] is gesprongen, en
- die [slachtoffer] bij de keel heeft (vast)gegrepen, en
- die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "Kijk me niet aan!" en "Geef me je telefoon" en "ik steek je neer als je niet meewerkt".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het jeugdstrafrecht wordt toegepast en dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde een meldplicht en toezicht door de volwassenenreclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij de vordering van de officier van justitie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met gebruikmaking van geweld en bedreiging met geweld een telefoon en horecamunten gestolen van het slachtoffer [slachtoffer] . Verdachte heeft het slachtoffer achtervolgd toen deze weg probeerde te rennen en hij is vervolgens op het slachtoffer gesprongen. Vervolgens heeft verdachte verbale bedreigingen geuit en het slachtoffer bij de keel gegrepen. Dit alles vond plaats op de openbare weg in de nachtelijke uren, waar ook andere mensen vlakbij aanwezig waren.
Een dergelijke straatroof is niet alleen bedreigend en angstaanjagend voor het slachtoffer, maar kan ook langdurige psychische klachten voor het slachtoffer met zich brengen. Bovendien veroorzaakt zo’n straatroof gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft daar kennelijk niet bij stil gestaan, maar heeft enkel financieel gewin voor ogen gehad.
De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen het rapport van Reclassering Nederland d.d. 21 augustus 2017, waarin wordt geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen en een (gedeeltelijk) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, het vinden en behouden van passende dagbesteding en het hiertoe meewerken aan begeleiding/coaching van een externe begeleider.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, een zogeheten “first offender” is.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de persoonlijkheid van verdachte en de omstandigheden waaronder het feit is begaan aanleiding geven om met betrekking tot de op te leggen sanctie recht te doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77hh van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank ziet aanleiding, gelet op het voorgaande, een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen van na te noemen duur.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14d, 77a, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 9 maanden.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
5 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
a. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
b. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
c. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen van deze instelling;
2. dat de veroordeelde zich inzet om een passende dagbesteding te vinden en te behouden;
3. dat de veroordeelde meewerkt aan begeleiding/coaching door een externe begeleider indien nodig ten behoeve van het vinden van passende dagbesteding.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan de duur van de aan verdachte onvoorwaardelijk opgelegde jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Janssen, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en mr. O.J. Bosker, rechters, bijgestaan door B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 september 2017.
Mr. Smeets is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.