ECLI:NL:RBNNE:2017:3540

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 september 2017
Publicatiedatum
15 september 2017
Zaaknummer
18/820149-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders na meerdere winkeldiefstallen

Op 14 september 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere winkeldiefstallen. De verdachte, geboren in 1970 en thans gedetineerd in PI Leeuwarden, werd bijgestaan door advocaat mr. R.F.M. Mullaart. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. Janssens. De rechtbank behandelde twee parketnummers: 18/820149-17 en 18/820328-17, waarbij de verdachte op 22 maart 2017 in Winschoten en op 18 juli 2017 in Veendam goederen had weggenomen uit winkels. De tenlastelegging omvatte diefstal met een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, waarbij de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.

Tijdens de zitting op 31 augustus 2017 heeft de verdachte zijn schuld bekend, wat leidde tot een bewijsbeslissing van de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De rechtbank heeft de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) opgelegd voor de duur van twee jaren, gezien de herhaalde veroordelingen van de verdachte en het risico op recidive. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, inclusief zijn verslavingsproblematiek. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij mr. P.H.M. Smeets als voorzitter fungeerde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820149-17
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/820328-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 september 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1970 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
31 augustus 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.F.M. Mullaart, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Janssens. J. Kuitert is verschenen namens Reclassering Nederland.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/820149-17
hij op of omstreeks 22 maart 2017, te Winschoten, in de gemeente Oldambt, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in of uit een winkel, gelegen aan of bij de [straatnaam] , vier rollades en/of vier blokken kaas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [naam bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 22 maart 2017, te Winschoten, in de gemeente Oldambt, opzettelijk vier rollades en/of vier blokken kaas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [naam bedrijf 1] (gevestigd aan of bij de [straatnaam] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk goed verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat goed anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
in de zaak met parketnummer 18/820328-17
1.
hij op of omstreeks 18 juli 2017, te Veendam, in de gemeente Veendam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in of uit of bij een winkel, gelegen aan of bij de [straatnaam] , (onder meer) negen flessen wasmiddel (merk Robijn) en/of vier blikken bier (merk Pitt, 0,5 cl), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [naam bedrijf 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan,
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 juli 2017, te Veendam, in de gemeente Veendam, opzettelijk (onder meer) negen flessen wasmiddel (merk Robijn) en/of vier blikken bier (merk Pitt, 0,5 cl.), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [naam bedrijf 1] (gevestigd aan of bij de [straatnaam] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk goed verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat goed anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op of omstreeks 18 juli 2017, te Wildervank, (althans) in de gemeente Veendam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in of uit of bij een winkel, (onder meer) zestien flessen wasmiddel (merk Robijn) en/of vier verpakkingen vlees (spareribs), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [naam bedrijf 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het onder parketnummer 18/820149-17 primair en onder parketnummer 18/820328-17 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder parketnummer 18/820149-17 primair en onder parketnummer 18/820328-17 onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
ten aanzien van parketnummer 18/820149-17, primair
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 augustus 2017;
2. een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 22 maart 2017, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017073642 d.d. 23 maart 2017, ondertekend door [naam], [naam] en verbalisant [naam];
ten aanzien van parketnummer 18/820328-17, feit 1 primair
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 augustus 2017;
2. een schriftelijk bescheid, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal d.d. 18 juli 2017, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017189882 d.d. 20 juli 2017, ondertekend door [naam] en [naam] en verbalisant [naam] ;
3. een uittreksel uit de op naam van verdachte opgemaakte justitiële documentatie, voor zover inhoudende dat verdachte op 9 december 2015 ter zake diefstal bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis veroordeeld is tot een gevangenisstraf.
ten aanzien van parketnummer 18/820328-17, feit 2
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 31 augustus 2017;
2. een schriftelijk bescheid, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van aangifte d.d. 20 juli 2017, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017189882 d.d. 20 juli 2017, inhoudende de verklaring van [naam] ;
3. een uittreksel uit de op naam van verdachte opgemaakte justitiële documentatie, voor zover inhoudende dat verdachte op 9 december 2015 ter zake diefstal bij inmiddels onherroepelijk geworden vonnis veroordeeld is tot een gevangenisstraf.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstallen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in parketnummer 18/820149-17 primair en in parketnummer 18/820328-17 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/820149-17
hij op 22 maart 2017 te Winschoten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een winkel vier rollades en vier blokken kaas toebehorende aan het winkelbedrijf [naam bedrijf 1] ;
in de zaak met parketnummer 18/820328-17
1.
hij op 18 juli 2017 te Veendam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een winkel, gelegen aan of bij de [straatnaam] , negen flessen wasmiddel (merk Robijn) en vier blikken bier (merk Pitt), toebehorende aan het winkelbedrijf [naam bedrijf 1] , zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op 18 juli 2017 te Wildervank met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een winkel, zestien flessen wasmiddel (merk Robijn) en vier verpakkingen vlees (spareribs) toebehorende aan het winkelbedrijf [naam bedrijf 2] , zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/820149-17
1. primair diefstal;
parketnummer 18/820328-17
1. primair diefstal, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens diefstal opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan;
2. diefstal, terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens diefstal opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat ter zake van het in parketnummer 18/820149-17 primair en in parketnummer 18/820328-17 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) wordt opgelegd voor de duur van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel. Subsidiair heeft de raadsman aftrek van de voorlopige hechtenis verzocht.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere winkeldiefstallen. Hij heeft hiermee geen respect getoond voor andermans eigendommen en de betreffende winkeliers overlast en schade bezorgd.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 31 juli 2017 blijkt dat verdachte herhaaldelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten.

Motivering van de maatregel

De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen. Verdachte voldoet aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel, zoals gesteld in artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht. De door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan dit misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld en het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan en eist de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel.
De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder in aanmerking genomen het advies dat is uitgebracht door Reclassering Nederland (de reclassering) in het voorlichtingsrapport d.d. 14 augustus 2017 en de toelichting van de deskundige ter terechtzitting, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Er is sprake van een veelheid van ernstig criminogene factoren. Uit het onderzoek is gebleken dat de leefgebieden wonen, financiën, vrienden, familie, dagbesteding, emotioneel welzijn en denkpatronen allen risicofactoren vormen en de verslaving aan opiaten lijkt de leidende rode draad voor verdachte. Dit heeft geleid tot een langdurig ingesleten gedragspatroon en een lange delictgeschiedenis. Verdachte is niet bij machte gebleken recidive te voorkomen. De reclassering stelt dat dit met name te maken heeft met een zeer geringe mate van responsiviteit in de vorm van een zeer gebrekkige motivatie ten aanzien van
gedragsverandering en weinig probleembesef en -inzicht. De reclassering sluit niet uit dat er sprake is van een laag verstandelijke beperking, al dan niet ten gevolge van het jarenlange middelengebruik. Het recidiverisico en het risico dat verdachte zich onttrekt aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
De meest recente toezichthouder van verdachte heeft overleg gehad met de arts van de heroïnebehandelunit. Deze had geconcludeerd dat verdachte dient te verhuizen naar Groningen, indien hij in het programma opgenomen wil worden. Nu er sprake is van een eventuele ISD-maatregel, lijkt verdachte bereid te zijn voor deze behandeling te verhuizen. De arts had de indruk dat een ambulant traject in combinatie met de heroïnebehandeling wellicht moeilijk haalbaar zou zijn voor verdachte. Ook de reclassering acht de slagingskans van zo’n traject klein, mede gelet op het feit dat eerdere pogingen om verdachte in een beschermde woonvorm te plaatsen zijn mislukt door het niet nakomen van afspraken van zijn kant. Verdachte maakt op dit moment geen gebruik van de methadonverstrekking in Stadskanaal. De deskundige ziet dit als een indicatie dat verdachte niet zeer gemotiveerd is voor de behandeling.
Gelet op de reclasseringstoezichten, behandelingen en opnames die aan verdachte in de afgelopen jaren zijn opgelegd maar niet van de grond zijn gekomen, ziet de reclassering geen mogelijkheden voor gedragsverandering op korte termijn. Geadviseerd wordt de oplegging van de ISD-maatregel, waarna (of waarbinnen) de motivatie voor voornoemde behandeling kan worden onderzocht. Daarnaast dient er diagnostiek en begeleiding op andere criminogene gebieden plaats te vinden onder toezicht van de reclassering om de kans op recidive te verlagen.
Gelet op een en ander acht de rechtbank onvoorwaardelijke oplegging van de maatregel geboden ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte. De rechtbank merkt daarbij op dat de maatregel er mede toe strekt een bijdrage te leveren aan het oplossen van de verslavingsproblematiek van verdachte.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 43a, 43b, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/820149-17 primair en onder parketnummer 18/820328-17 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Smeets, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. O.J. Bosker, rechters, bijgestaan door B.E. Oosterhout, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 september 2017.
Mr. Smeets is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.