ECLI:NL:RBNNE:2017:3534

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2017
Publicatiedatum
14 september 2017
Zaaknummer
18/830056-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en terbeschikkingstelling voor poging tot brandstichting, bedreiging van hulpverleners en diefstal met geweld

Op 13 september 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1959, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot brandstichting, bedreiging van hulpverleners en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en terbeschikkingstelling met voorwaarden. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting in een GGZ-instelling, waarbij zij met een aansteker een deken in brand probeerde te steken. Daarnaast heeft zij hulpverleners en politieagenten bedreigd met een mes en is zij veroordeeld voor diefstal van medicijnen uit een huisartsenpraktijk, waarbij geweld is gebruikt tegen de assistentes. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de geestelijke toestand van de verdachte, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis, en heeft besloten tot terbeschikkingstelling om de veiligheid van anderen te waarborgen. De rechtbank heeft de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd, waarbij de verdachte zich moet houden aan richtlijnen van de reclassering en moet deelnemen aan een behandeling in een forensische instelling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830056-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 september 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 september 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 26 januari 2017 te [pleegplaats] , gemeente Eemsmond, opzettelijk [slachtoffer 1] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij Lentis, zijnde een medewerker met een publieke taak tijdens de uitoefening van die publieke taak, wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft zij, verdachte, een mes gepakt en/of dat mes dreigend aan die [slachtoffer 1] getoond en/of (daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer 1] gezegd: "Je komt niet weg, ik wil dat je blijft." en/of "Je mag niet weg. Als je weg gaat steek ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (vervolgens) met dat mes stekende/prikkende bewegingen in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt, en/of (aldus) een voor die [slachtoffer 1] (zodanig) dreigende situatie heeft geschapen dat hij niet weg durfde te gaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 26 januari 2017 te [pleegplaats] , gemeente Eemsmond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij Lentis, zijnde een medewerker met een publieke taak tijdens de uitoefening van die publieke taak, wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, een mes heeft gepakt en/of dat mes dreigend aan die [slachtoffer 1] getoond en/of
(daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer 1] gezegd: "Je komt niet weg, ik wil dat je blijft." en/of "Je mag niet weg. Als je weg gaat steek ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of (vervolgens) met dat mes stekende/prikkende bewegingen in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gemaakt, en/of (aldus) een voor die [slachtoffer 1] (zodanig) dreigende situatie heeft geschapen dat hij niet weg durfde te gaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 26 januari 2017 te [pleegplaats] , gemeente Eemsmond, [slachtoffer 1] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij Lentis, zijnde een medewerker met een publieke taak tijdens de uitoefening van die publieke taak, heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat, met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door opzettelijk dreigend een mes te pakken en/of dat mes aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of (daarbij) dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "Je komt niet weg, ik wil dat je blijft." en/of "Je mag niet weg. Als je weg gaat steek ik je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of
(vervolgens) met dat mes stekende/prikkende bewegingen in de richting van die [slachtoffer 1] te maken, en/of (aldus) een voor die [slachtoffer 1] (zodanig) dreigende situatie te scheppen waardoor hij niet weg durfde te gaan;
2. ( gevoegd parketnr. 18-830415-16)
zij op of omstreeks 10 november 2016 te [pleegplaats] , gemeente Eemsmond, [slachtoffer 2] , hoofdagent van politie, en/of [slachtoffer 3] , brigadier van politie, gedurende de uitoefening van zijn/hun functie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] getoond en/of in zijn/hun richting gehouden en/of (vervolgens)
daarmee in zijn/hun richting is gaan lopen;
3. ( gevoegd parketnr. 18-830057-17)
zij op of omstreeks 02 november 2016 te [pleegplaats] , gemeente Eemsmond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een papieren zak met medicijnen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan apotheekhoudende huisartsenpraktijk [naam praktijk] en/of [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen een of meer dokters/apothekers-assistentes, onder meer [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte na door die asstistentes, onder meer [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , te zijn aangesproken en/of tegengehouden, wild om zich heen heeft geslagen en/of die assistentes, onder meer [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , heeft (weg)geduwd en/of (aldus) een voor die assistentes, onder meer [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] een dreigende situatie heeft geschapen;
4. ( gevoegd parketnr. 18-207959-16)
zij op of omstreeks 18 april 2016 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in (separeerruimte) GGZ-instelling Lentis, met dat opzet met een aansteker heeft getracht een deken (in die
separeerruimte) aan te steken, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met een deken, althans met een brandbare stof, en daarvan gemeen gevaar voor (een of meer ruimtes in) die GGZ-instelling, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of levensgevaar voor in die GGZ-instelling verblijvende personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor die/dat
perso(o)n(en, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
zij op of omstreeks 18 april 2016 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo opzettelijk en wederrechtelijk een deken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan GGZ instelling Lentis, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5.
zij op of omstreeks 26 februari 2016, te [pleegplaats] , in elk geval in de gemeente Eemsmond,
[slachtoffer 7] , psychiater Lentis (zijnde een persoon met een publieke taak), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- een mes aan die [slachtoffer 7] getoond, en/of
- ( vervolgens) met dit mes een of meerdere stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer 7] .

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en veroordeling voor het onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde. Hij heeft zich daarbij mede gebaseerd op de bekennende verklaring van verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair en 3 ten laste gelegde. Hij heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat het wegnemen van de medicijnen wederrechtelijk was, omdat de medicijnen voor verdachte bestemd waren. Gelet daarop kan evenmin worden bewezen dat verdachte het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening heeft gehad; zij verkeerde immers in de veronderstelling dat het haar medicijnen waren. Het duwen tegen personen kan niet worden bewezen nu alleen verdachte hierover ter terechtzitting desgevraagd een bevestigend antwoord heeft gegeven. Met betrekking tot de vraag of het duwen tegen de deur in de gegeven omstandigheden kan worden aangemerkt als geweld als bedoeld in artikel 312 van Wetboek van Strafrecht heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsman het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1 meer subsidiair, 2, 4 en 5 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgaven luiden als volgt:
Ten aanzien van feit 1, meer subsidiair
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 januari 2017, opgenomen op pagina 30 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017023424 d.d. 31 januari 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] .
Ten aanzien van feit 2:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 10 november 2016, opgenomen in het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016319995 d.d. 11 november 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
Ten aanzien van feit 4 primair:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 mei 2016, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016121618 d.d. 31 mei 2016, inhoudende de verklaring van [getuige] , namens GGZ Zuidlaren.
Ten aanzien van feit 5:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 september 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 26 februari 2016, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016090647d.d. 31 maart 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7] .
De rechtbank past ten aanzien van het hierna onder 3 bewezen verklaarde de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 15 november 2016, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016324866 d.d. 20 januari 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 5] (namens [slachtoffer 4] ):
Ik doe aangifte van diefstal, gepleegd op 2 november 2016 te [pleegplaats] . Hetgeen is weggenomen behoort toe aan de heer [slachtoffer 4] , apotheekhoudend huisarts.
(p. 9) Ik zag dat, toen ze (de rechtbank begrijpt: verdachte) in de apotheek was, een grote witte papieren zak pakte met daarin de medicatie die voor haar bestemd is. Dit was een voorraad van, denk ik, meer dan een week. Hier heeft mevrouw [verdachte] geen recht op.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 januari 2017, opgenomen op pagina 12 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 6] :
Ik zag dat mevrouw [verdachte] de medicijnen met beide armen van het aanrecht griste, waarbij zij haar armen kruiste. De hoeveelheid die zij meenam was een hele weekvoorraad. Ik zag dat zij weer door de deur naar de hal wilde. Ik wilde haar vervolgens tegen
houden. Dit lukte mij echter niet. Ik probeerde haar tegen te houden door voor haar
te gaan staan. Ze rende direct weer om mij heen naar de volgende deur. Daar stond op
dat moment al mijn andere collega, genaamd [naam].
(p. 13) We hebben met z'n beiden geprobeerd de deur dicht te houden echter is mevrouw [verdachte] zo krachtig dat dit ons niet lukte.
3. De door verdachte op de terechtzitting van 11 september 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
De verklaring die ik bij de politie heb afgelegd is juist.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 12 januari 2017, opgenomen op pagina 14 e.v. van laatstgenoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte (in vraag- en antwoordstijl):
(p. 15) A: Ik liep rechtstreeks naar de plaats waar mijn medicijnen altijd staan. Die staan namelijk altijd op dezelfde plek. Dit omdat ik per dag mijn medicijnen krijg.
V: Waarom krijgt u per dag de medicijnen?
A: Omdat ze anders bang zijn dat ik te veel medicijnen in neem.
A: Ik heb mijn armen en handen er omheen geslagen en alles in een keer meegenomen.
A: De vrouw wilde mij wel tegen houden maar ik heb haar gewoon opzij geduwd en ben door de deur weer naar buiten gegaan. Ze wilde de deur tegen houden.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de toe-eigening door verdachte van de medicijnen wederrechtelijk was. De medicijnen die aan verdachte per dag werden verstrekt behoorden haar op dat moment nog niet toe. Uit de verklaring van verdachte leidt de rechtbank af dat zij ook wist dat zij -voor haar eigen veiligheid- haar medicijnen per dag kreeg verstrekt en dat de zak met een weekvoorraad aan medicijnen, die zij heeft weggenomen haar daarom nog niet toebehoorden. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte het oogmerk op de wederrechtelijke toe-eigening had.
Tevens acht de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 6] aan de kant heeft geduwd, hetgeen onder de gegeven omstandigheden kan worden aangemerkt als geweld als bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1, meer subsidiair
zij op 26 januari 2017 te [pleegplaats] , gemeente Eemsmond, [slachtoffer 1] , sociaal psychiatrisch verpleegkundige bij Lentis, zijnde een medewerker met een publieke taak tijdens de uitoefening van die publieke taak, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door opzettelijk dreigend een mes te pakken en dat mes aan die [slachtoffer 1] te tonen en daarbij dreigend tegen die [slachtoffer 1] te zeggen: "Als je weg gaat steek ik je dood", en
vervolgens met dat mes stekende/prikkende bewegingen in de richting van die [slachtoffer 1] te maken;
2.
zij op 10 november 2016 te [pleegplaats] , gemeente Eemsmond, [slachtoffer 2] , hoofdagent van politie, en [slachtoffer 3] , brigadier van politie, gedurende de uitoefening van hun functie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes aan die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] getoond en in hun richting gehouden en vervolgens daarmee in hun richting is gaan lopen;
3.
zij op 2 november 2016 te [pleegplaats] , gemeente Eemsmond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een papieren zak met medicijnen, toebehorende aan apotheekhoudende huisartsenpraktijk [naam praktijk] en/of [slachtoffer 4] , welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen een dokters/apothekers-assistente, [slachtoffer 6] , gepleegd met het oogmerk om aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte [slachtoffer 6] heeft (weg)geduwd;
4, primair
zij op 18 april 2016 te Zuidlaren, gemeente Tynaarlo, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in (separeerruimte) GGZ-instelling Lentis, met dat opzet met een aansteker heeft getracht een deken in die separeerruimte aan te steken, en waarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor in die GGZ-instelling verblijvende personen, te duchten was terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
zij op 26 februari 2016 te [pleegplaats] , [slachtoffer 7] , psychiater Lentis (zijnde een persoon met een publieke taak), heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- een mes aan die [slachtoffer 7] getoond, en
- vervolgens met dit mes stekende bewegingen gemaakt in de richting van die [slachtoffer 7] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1, meer subsidiair Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
3. Diefstal gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren.
4, primair Poging tot opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is.
5. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Motivering straf en/of maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot;
- een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, met aftrek van voorarrest;
- een terbeschikkingstelling met de voorwaarden als genoemd in het terzake opgemaakte maatregelrapport en dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet tegen de vordering van de officier van justitie verzet. De raadsman heeft daarbij verzocht om niet de voorwaarde op te nemen, inhoudende dat verdachte zich begeleidbaar dient op te stellen.
Oordeel van de rechtbank
In haar afweging of een straf en/of maatregel dient te worden afgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportages, het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het tweede door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit (onder parketnummer 18/207929-16), zoals dit op de dagvaarding is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich viermaal schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van hulpverleners en/of politie-agenten, diefstal met geweld in een huisartsenpraktijk en een poging tot brandstichting in een separeercel in een GGZ-kliniek. Ten aanzien van de poging tot brandstichting geldt dat, indien het handelen van verdachte niet tijdig zou zijn opgemerkt, gevaar voor goederen en personen te duchten zou zijn geweest.
Gelet op deze combinatie van feiten acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Daarnaast heeft de rechtbank bij het opleggen van de straf gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 3 juni 2017, opgemaakt door R. Ladee, psychiater en H. Chidley-Özgen, arts in opleiding tot psychiater, en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 3 juni 2017, opgemaakt door H.K. Meijer, GZ-psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat er bij verdachte sprake is
van een ziekelijke stoornis van haar geestvermogens in de vorm van een posttraumatische stressstoornis en een gebrekkige ontwikkeling van haar geestvermogens in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis en een onder gemiddelde intelligentie. Vanwege haar persoonlijkheidsstoornis zijn de feiten haar in verminderde mate toe te rekenen.
Op grond van het bovenstaande en gelet op de hierna te noemen maatregel die de rechtbank aan verdachte zal opleggen, is de rechtbank van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest moet worden opgelegd.
Motivering van de maatregel
De rechtbank zal aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling opleggen.
Blijkens de hiervoor al genoemde psychiatrische en psychologische rapportages bestond bij verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van haar geestvermogens. De door verdachte onder 3 en 4 primair begane feiten zijn misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Het gaat bovendien om misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Verder eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de oplegging van die maatregel.
De rechtbank heeft haar oordeel gegrond op het adviezen van voornoemde gedragsdeskundigen.
Het advies van R. Ladee, psychiater en H. Chidley-Özgen, arts in opleiding tot psychiater, houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Zonder behandeling achten onderzoekers de kans op een gewelddadige recidive groot. Een langdurige behandeling in een forensisch kader waardoor men het gedrag van verdachte in voldoende mate kan beheersen en de veiligheid van anderen, met name gezagsdragers en hulpverleners, voldoende gewaarborgd kan worden, is naar de mening van de onderzoekers de beste optie.
De behandeling zal binnen een gedwongen strafrechtelijke kader geboden dienen te worden. Verdachte is vermoedelijk erg wisselend en ambivalent in haar hulpvraag en zal waarschijnlijk vroegtijdig willen stoppen, omdat een passende behandeling gepaard zal gaan met het oplopen van spanning en frustratie. Het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt door onderzoekers, gezien de ernst van de ten laste gelegde feiten en de mogelijkheden die een dergelijke maatregel biedt om verdachte daarvoor langjarig te kunnen behandelen, als meest passend advies beschouwd.
Het advies van H.K. Meijer, GZ-psycholoog, houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Gezien de stoornissen en onderliggende trauma’s zal de kans op recidive hoog blijven.
Vanuit de stoornissen kan overspoeling optreden waardoor een impulsief ontremd
handelen, een roekeloos woedend grensoverschrijdend gedrag optreedt. De dreigingen
veroorzaakt door ‘stemmen’ komen voort uit identiteitsdiffusie en een niet werkend
‘observing ego’, waardoor zelfbegrenzing onvoldoende tot stand komt.
Open en/of gesloten opnames die niet in een forensisch kader hebben plaatsgevonden hebben niet gewerkt.
Verdachte loopt stelselmatig weg uit klinieken en recidiveert; een maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden kan voor een stringenter kader gaan zorgen en zorgen voor de mogelijkheid dat verdachte passend behandeld kan worden.
De rechtbank kan zich met de inhoud en de conclusies van de adviezen verenigen en neemt deze over.
In het maatregelrapport van de Reclassering Nederland d.d. 24 juli 2017 wordt geadviseerd om verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden, zoals genoemd in het rapport, op te leggen, waarbij een behandeling in de Woenselse Poort wordt geadviseerd.
Uit een email van de Reclassering Nederland d.d. 30 augustus 2017, blijkt dat verdachte op 14 september 2017 in de Woenselse Poort kan worden opgenomen.
De rechtbank zal de maatregel opleggen onder de voorwaarden genoemd in het maatregelrapport, met uitzondering van de voorwaarde dat verdachte zich begeleidbaar moet opstellen, aangezien deze voorwaarde inherent is aan de voorwaarden dat zij zich dient te houden aan de richtlijnen en aanwijzingen van de reclassering, alsmede de behandelvoorschriften dient op te volgen.
Verdachte heeft ter zitting te kennen gegeven in te stemmen met de geadviseerde voorwaarden.
Om de behandeling in de Woenselse Poort op 14 september 2017 mogelijk te maken zal de rechtbank op de voet van artikel 38 lid 6 Sr bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 38, 38a, 45, 57, 157, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 62 dagen.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

gelast dat de veroordeelde ter beschikking wordt gesteld.

Stelt de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
stelt als algemene voorwaarden:
 dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat de veroordeelde contact onderhoudt met de reclassering in een door de reclassering te bepalen frequentie en zich houdt aan de richtlijnen en aanwijzingen van de reclassering;
 dat de veroordeelde zal meewerken aan een behandeling in De Woenselse Poort of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan de behandelvoorschriften, ook wat betreft de medicatie. Na het klinisch traject zal zij meewerken mee aan een ambulante behandeling bij de AFPN of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering;
 dat de veroordeelde - indien geïndiceerd - zal deelnemen aan een vorm van beschermd wonen;
 dat de veroordeelde na de klinische behandeling zal meewerken aan een zinvolle dagbesteding;
 dat de veroordeelde op indicatie zal meewerken aan een time out-opname, zodra de klinische fase is overgegaan in een ambulant traject;
 dat de veroordeelde toestemming geeft aan de reclassering voor het onderling uitwisselen van informatie tussen trajectrelevante instellingen en personen.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. F. de Jong en mr. A.S. Venema-Dietvorst, rechters, bijgestaan door W. Brandsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 september 2017.
Mr. Venema-Dietvorst is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.