ECLI:NL:RBNNE:2017:3525

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 september 2017
Publicatiedatum
13 september 2017
Zaaknummer
18/930266-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling poging zware mishandeling met geweldsincident in Assen

Op 12 september 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 11 december 2014 in Assen het slachtoffer meermalen in het gezicht gestompt, terwijl hij het slachtoffer in een stoel gedrukt hield. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet aanwezig was tijdens de zitting, maar dat zijn advocaat, mr. R.A.E. Bunge, wel aanwezig was en de verdediging voerde. Het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. B.D. van der Burg.

De tenlastelegging omvatte zowel poging tot zware mishandeling als mishandeling. De officier van justitie vorderde veroordeling voor de poging tot zware mishandeling, onderbouwd door camerabeelden en getuigenverklaringen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, verwijzend naar de letselrapportage die zou aantonen dat het letsel van het slachtoffer meeviel. De rechtbank oordeelde echter dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was, gezien de aard van de geweldshandelingen en de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden.

De rechtbank overwoog dat het stompen in het gezicht, zeker meerdere keren met kracht, een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebrengt. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van vier maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank weegt in haar oordeel mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar houdt ook rekening met het tijdsverloop sinds het delict. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930266-14
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 september 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Ter Apel, Gevangenis, Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 augustus 2017.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. R.A.E. Bunge, advocaat te Heeze, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B.D. van der Burg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 december 2014 te Assen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer] ),
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
(meermalen) in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft gestompt/geslagen
en/of
(vervolgens) (meermalen) met een asbak, althans een hard voorwerp, in het
gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 11 december 2014 te Assen
[slachtoffer] heeft mishandeld door deze (meermalen) in het gezicht, althans
tegen het hoofd te stompen/slaan en/of
(vervolgens) (meermalen) met een asbak, althans een hard voorwerp, in het
gezicht, althans tegen het hoofd te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling) gevorderd. Zij is van mening dat het primaire feit kan worden bewezen, op grond van met name de camerabeelden en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] .
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling). Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de letselrapportage blijkt dat het letsel bij [slachtoffer] wel meeviel en dat uit dat rapport niet kan blijken dat er een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is geweest. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde (mishandeling) heeft de raadsman geen verweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde (poging tot zware mishandeling) wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot de opzet van verdachte overweegt de rechtbank het volgende. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel opzet is voldoende dat verdachte voorwaardelijk opzet had op een bepaald gevolg. De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] – aanwezig is indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Verder is van belang dat naar vaste rechtspraak bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg, dat het niet anders kan dan dat degene die die handelingen heeft verricht, de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard.
De rechtbank is van oordeel dat het stompen in iemands gezicht, zeker wanneer meerdere malen met kracht wordt gestompt, zoals in het onderhavige geval, de aanmerkelijke kans kan opleveren dat zwaar lichamelijk letsel ontstaat. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een essentieel en kwetsbaar onderdeel van het lichaam is. Harde klappen tegen het hoofd of in het gezicht kunnen permanente beschadigingen van de hersenfuncties en van het (aan)gezicht veroorzaken. Verdachte heeft het slachtoffer zes keer voluit en met kracht in zijn gezicht gestompt, terwijl hij het slachtoffer in de stoel gedrukt hield.
De rechtbank is van oordeel dat deze geweldshandelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht zijn op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. Van aanwijzingen voor het tegendeel is de rechtbank niet gebleken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 december 2014, opgenomen op pagina 50 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2014178249 d.d. 18 december 2014, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Op 11 december 2014 was ik in Assen. De man met wie ik ruzie kreeg begon mij met vuisten te slaan. Ik heb op beide zijden van mijn gezicht pijn. Mijn linker en rechter oogkas doen pijn.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 12 december 2014, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Op 11 december 2014 was ik in Assen. Ik heb geslagen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 december 2014, opgenomen op pagina 33 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 3] :
De agressor [de rechtbank begrijpt: verdachte] sloeg [slachtoffer] [de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ] in het gezicht. Volgens mij wel vijf keer. Hij sloeg met zijn vuist in het gezicht van [slachtoffer] . Hij sloeg met zijn vuist. Ik zag dat de agressor met kracht sloeg. Ik zag dat de agressor zijn elleboog van achter zijn lichaam haalde om uit te halen. De agressor hield [slachtoffer] in de stoel gedrukt.
4. Een letselrapportage, op 12 december 2014 opgemaakt en ondertekend door H. Snijders, forensisch arts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Betreft: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 1975. Bij de heer [slachtoffer] zijn zwellingen aan de rechter zijde van het hoofd geconstateerd die zouden kunnen duiden op bloeduitstortingen. Aan de linker zijde van het hoofd ter hoogte van de wenkbrauw zijn twee kleine ontvellingen. Het beeld van de geconstateerde letsels kan goed passen bij het tijdsinterval tussen het aangegeven incident en het door mij uitgevoerde onderzoek. Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 oktober 2016 van Politie Noord-Nederland met proces-verbaalnummer PL0100-2014178249-24, inhoudende als relatering van verbalisant [naam] :
Ik heb de beelden inzake het onderzoek [verdachte] - [slachtoffer] bekeken en zag dat deze gedateerd waren op 11 december 2014. Ik zag dat [verdachte] met een tot vuist gebalde hand meerdere malen insloeg op [slachtoffer] , welke nog steeds op de stoel zat.
6. De eigen waarneming van de rechtbank, gedaan op de terechtzitting van 29 augustus 2017, voor zover van belang inhoudende:
Op de camerabeelden op de cd-rom gevoegd bij voornoemd dossier, ziet de rechtbank dat verdachte degene is die begint met stompen. De rechtbank ziet dat verdachte met zijn ene hand met kracht zes vuistslagen geeft in het gezicht van [slachtoffer] , terwijl verdachte met zijn andere hand die [slachtoffer] in de stoel gedrukt houdt.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 11 december 2014 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen in het gezicht heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair: poging tot zware mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Bij het bepalen van de strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de oriëntatiepunten, de justitiële documentatie van verdachte en in het bijzonder de oudheid van de zaak.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een straf gelijk aan de duur van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, het tijdsverloop en het gegeven dat verdachte ernstig is getroffen door het feit.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit de over hem opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling. Verdachte heeft uit het niets met gebalde vuist meermalen voluit en met kracht in het gezicht van het slachtoffer gestompt, terwijl hij met zijn andere hand het slachtoffer in de stoel gedrukt hield. Het slachtoffer, dat geen kant op kon en zich vanuit de stoel niet of nauwelijks kon verweren, heeft flinke klappen moeten incasseren. Dat geen ernstiger of blijvend letsel is ontstaan, is niet te danken aan het handelen van verdachte. Verdachte heeft aldus op ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Daarnaast brengt het handelen van verdachte gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg, nu het feit ten overstaan van diverse getuigen heeft plaatsgevonden. Het bewezenverklaarde is een ernstig feit waarop in beginsel moet worden gereageerd met oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet geen aanleiding om daar in dit geval van af te wijken. De rechtbank zal verdachte dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte de agressor is geweest en dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank het tijdsverloop in aanmerking genomen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 45, 63, 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. C.M.M. Oostdam en mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. M.T. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 september 2017.
Mrs. Oostdam en Krijger zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.