ECLI:NL:RBNNE:2017:3460

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
18/830030-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging en mishandeling

Op 14 augustus 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder bedreiging en mishandeling. De zaak betreft een reeks incidenten waarbij de verdachte, geboren in 1945, betrokken was bij bedreigingen en mishandelingen van verschillende slachtoffers in Winschoten en Veendam. De rechtbank heeft de verdachte in totaal zeven feiten ten laste gelegd, waaronder bedreigingen met een hooivork en mishandelingen met de vuist. Tijdens de zittingen op 29 juli en 1 augustus 2017 zijn de verdachte en zijn advocaat, mr. M.A. Lubbers, verschenen, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. E.R. Jepkema en mr. R. Wildeman. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was voor enkele van de ten laste gelegde feiten, wat leidde tot vrijspraak voor bepaalde beschuldigingen. De rechtbank heeft echter wel bewezen geacht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en mishandeling, maar heeft geoordeeld dat de verdachte niet strafbaar is vanwege volledige ontoerekeningsvatbaarheid. Dit oordeel is gebaseerd op een reclasseringsrapport en psychiatrische bevindingen die de cognitieve beperkingen van de verdachte bevestigen. De rechtbank heeft de verdachte daarom ontslagen van alle rechtsvervolging en de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830030-17
ter terechtzitting gevoegd parketnummers 18/830391-16; 18/830334-16; 18/820294-16 en 18/181224-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 14 augustus 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1945 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans verblijvende in FPA Zuidlaren, afdeling Eikenstein, E 86, 9471 KE Zuidlaren
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
29 juli 2017 en 1 augustus 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.A. Lubbers, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzittingen vertegenwoordigd door respectievelijk mr. E.R. Jepkema en mr. R. Wildeman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

18.181224-15

hij op of omstreeks 30 juli 2015, te Veendam, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
heeft verdachte toen aldaar meermalen opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] bij
haar keel gegrepen en/of vastgepakt en daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1]
gezegd "ik maak je hartstikke dood", in elk geval woorden van
soortgelijke dreigende aard en/of strekking;

18.820294-16

1.
hij op of omstreeks 6 augustus 2016 te Winschoten, gemeente Oldambt,
[slachtoffer 2] en/of de zoon van die [slachtoffer 2] ( [slachtoffer 3] ) heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer 3] gezegd (zulks
terwijl die [slachtoffer 2] daarbij aanwezig was) :"Wat heb je mooie ogen, die staken
we vroeger uit en/of zulke bastaardkinderen staken we vroeger de ogen uit"
en/of waarbij verdachte dreigend met een hooivork in de richting van die
[slachtoffer 3] heeft gewezen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 augustus 2016 tot en met 5 augustus 2016
te Winschoten, gemeente Oldambt, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk en
wederrechtelijk een brievenbus, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, heeft beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij op of omstreeks 2 augustus 2016 te Winschoten, gemeente Oldambt,
[slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 5] dreigend de
woorden toegevoegd :"Ik sla je dood", althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking en/of is verdachte hierbij stampvoetend en dreigend voor die
[slachtoffer 5] gaan staan;

18.830334-16

1.
hij op of omstreeks 12 september 2016 te Winschoten, (althans) in de gemeente
Oldambt, [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- voornoemde [slachtoffer 6] de woorden toegevoegd: "Ik steek je neer" en/of "Zal ik je
darmen perforeren", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking
en/of
- ( daarbij) ten overstaan van die [slachtoffer 6] een hooivork gepakt en/of (een)
stekende beweging(en) met voornoemde hooivork gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 12 september 2016 te Winschoten, (althans) in de gemeente
Oldambt, [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- voornoemde [slachtoffer 7] de woorden toegevoegd: "Ik steek jullie dood", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- ( daarbij) ten overstaan van die [slachtoffer 7] een hooivork gepakt en/of (een)
stekende beweging(en) met voornoemde hooivork gemaakt;

18.830391-16

hij op of omstreeks 29 oktober 2016 te Winschoten, gemeente Oldambt,
[slachtoffer 8] heeft mishandeld door die [slachtoffer 8] meermalen, althans eenmaal, met
gebalde vuist in het gezicht te slaan en/of tegen de benen van die [slachtoffer 8] te
schoppen;

18.830030-17

1.
hij op of omstreeks 12 januari 2017 te Winschoten, gemeente Oldambt,
[slachtoffer 9] heeft mishandeld door die [slachtoffer 9] met kracht op de grond te
gooien/duwen en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 9] op de grond lag meermalen in
het gezicht en/of het bovenlichaam te slaan/stompen;
2.
hij op of omstreeks 17 maart 2017 te Winschoten, gemeente Oldambt,
[slachtoffer 10] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[slachtoffer 10] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood" en/of "bel de
politie maar, dan maak ik je zeker dood en je kleinkind erbij", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 17 maart 2017 te Winschoten, gemeente Oldambt,
[slachtoffer 8] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 8]
dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood" en/of "Ik maak je af",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
18/181224-15
De officier van justitie is van mening dat de bedreiging van [slachtoffer 1] kan worden bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] .

18.820294-16

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Op grond van de authentieke verklaringen in het dossier van aangever [slachtoffer 2] en de getuigen [slachtoffer 8] en [slachtoffer 10] , kan de bedreiging van [slachtoffer 3] (de zoon van aangever) worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Het onbruikbaar maken van de brievenbus kan worden bewezen op grond van de aangifte van Weersing en de verklaring van getuige [getuige], alsmede op grond van de verklaringen zoals door verdachte bij de politie en de rechter-commissaris afgelegd. Door het handelen van verdachte (hondenpoep in een brievenbus stoppen), is de brievenbus onbruikbaar gemaakt voor zijn bestemming.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De officier van justitie is van mening dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken, nu er geen bewijsmiddelen zijn die de aangifte ondersteunen.

18.830334-16

Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Zowel het onder 1 als 2 ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de aangiftes en de getuigenverklaringen in het dossier.

18.830391-16

De officier van justitie is van mening dat de mishandeling van [slachtoffer 8]
kan worden bewezen op grond van zijn aangifte, de getuigenverklaring van [slachtoffer 9] , alsmede de verklaring van verdachte zelf. De officier van justitie acht het niet aannemelijk dat aangever degene is geweest die de eerste een klap heeft uitgedeeld, zoals door verdachte is verklaard. Het letsel van aangever past ook bij het verhaal van aangever. Er is naar de mening van de officier van justitie dan ook geen sprake geweest van een noodweersituatie.
Daarnaast was verdachte erg boos en is hij in die gemoedstoestand naar aangever toegegaan en heeft zelf de confrontatie opgezocht. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen. Er is naar de mening van de officier van justitie dan ook geen sprake van noodweer.

18.830030-17

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De mishandeling van [slachtoffer 9] kan worden bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer 9] en de getuigenverklaringen van [getuige 3] en [getuige 4] .
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde kan worden bewezen op grond van de aangiftes van [slachtoffer 10] en [slachtoffer 8] , alsmede de getuigenverklaring van deze [slachtoffer 8] en het proces-verbaal van bevindingen.
Standpunt van de verdediging
18/181224-15
De raadsvrouw heeft ten aanzien van dit feit geen verweer gevoerd. Verdachte heeft het ten laste gelegde ter terechtzitting van 1 augustus 2017 ontkend.

18.820294-16

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De raadsvrouw is van mening dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Op grond van de verklaringen in het dossier is het niet duidelijk of de hooivork op [slachtoffer 2] of op [slachtoffer 3] was gericht. Voorts zou [slachtoffer 8] naar eigen zeggen de vermeende bedreigingen hebben gehoord. Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 2] blijkt echter dat zijn vader ( [slachtoffer 8] voornoemd) niet aanwezig was toen de vermeende bedreigingen werden geuit. Daarnaast leveren de woorden die zouden zijn geuit geen bedreiging met de dood op. De raadsvouw is gelet op vorenstaande van mening dat de overtuiging ontbreekt, waardoor het feit niet kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Het onbruikbaar maken dan wel beschadigen van de brievenbus kan niet worden bewezen. Door het handelen van verdachte is de brievenbus niet onbruikbaar gemaakt voor zijn bestemming of beschadigd, nu de brievenbus nadat deze was schoon gemaakt gewoon weer kon worden gebruikt.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De raadsvrouw is met de officier van justitie van mening dat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken, nu er geen bewijsmiddelen zijn die de aangifte ondersteunen.
Het ad informandum gevoegde feit kan worden meegenomen.

18.830334-16

Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 als 2 ten laste gelegde geen verweer gevoerd. Verdachte heeft deze feiten ter terechtzitting van 1 augustus 2017 ontkend.

18.830391-16

De raadsvrouw is van mening dat verdachte een klap heeft uitgedeeld, maar dat er sprake is geweest van noodweer. Verdachte is weliswaar degene geweest die naar de woning van aangever is gegaan, maar aangever is degene geweest die verdachte toen meteen is aangevallen en als eerste een klap heeft uitgedeeld. Het is niet zo dat verdachte, omdat hij naar aangever is toegegaan er van uit moest gaan dat hij klappen zou krijgen. Er is dan ook geen sprake van culpa in causa. Het letsel dat verdachte heeft opgelopen, alsmede het geringe letsel van aangever, past ook goed bij de verklaring van verdachte. Het handelen van verdachte is niet disproportioneel geweest. Nu er sprake is van noodweer dient verdachte te worden vrijgesproken.

18.830030-17

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde geen verweer gevoerd. Verdachte heeft dit feit ter terechtzitting van 1 augustus 2017 ontkend.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde (de bedreiging van [slachtoffer 10] ) geen verweer gevoerd. De bedreiging van [slachtoffer 2] , zoals onder 3 is ten laste gelegd kan niet worden bewezen, nu de aangifte van [slachtoffer 2] niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde van parketnummer18/820294-16
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen in het dossier elkaar op meerdere punten tegenspreken. Zo heeft getuige [slachtoffer 10] [1] ten aanzien van het punt op wie de hooivork die verdachte bij zich had was gericht, verklaard dat deze was gericht op [slachtoffer 2] . Aangever [2] zelf verklaart echter dat de vork juist was gericht op zijn zoontje.
Tevens is het onduidelijk of [slachtoffer 8] nu wel of niet heeft gezien en gehoord wat verdachte zou hebben gedaan, nu uit de verklaring van [slachtoffer 2] [3] kan worden afgeleid dat
[slachtoffer 8] niets heeft gezien van het gebeuren en [slachtoffer 8] [4] juist verklaart dat hij getuige is geweest van het voorval. De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat er ten aanzien van dit feit weliswaar wettig bewijs aanwezig is, maar dat zij niet de overtuiging heeft bekomen dat verdachte hetgeen aan hem is ten laste gelegd heeft begaan en de rechtbank zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte degene is geweest die de
lossehondenpoep in de brievenbus heeft gegooid, nu niemand dit daadwerkelijk heeft gezien. Wel kan worden bewezen dat verdachte een
enveloppemet hondenpoep in de brievenbus heeft gestopt. De rechtbank is echter van oordeel dat dit handelen van verdachte niet het onbruikbaar maken dan wel beschadigen van de brievenbus oplevert. De rechtbank zal verdachte van dit feit dan ook vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat er geen bewijsmiddelen zijn die de aangifte ondersteunen en de rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
Vrijspraak ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde van parketnummer18/830030-17
Ten aanzien van de bedreiging van [slachtoffer 2] is de rechtbank van oordeel dat, nu de aangifte van [slachtoffer 2] niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.

18.181224-15

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 30 juli 2015, opgenomen op pagina 14 e.v. van dossier PL0100-2015221336 d.d. 15 december 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 30 juli 2015 was ik in Veendam. Voordat ik het wist vloog de oudere man op mij af. Terwijl dat de oudere man op mij af liep hoorde ik dat de man een tirade richting
mij hield. Ik hoorde dat de man schreeuwde dat hij mij hartstikke dood zou maken.
Toen de man vlak voor mij stond zag en voelde ik dat de man mij bij mijn keel greep. Ik zag dat de man mij met zijn rechterhand mijn keel dicht kneep. De oudere man kneep vervolgens nog een keer mijn keel kort dicht.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 30 juli 2015, opgenomen op pagina 17 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1] :
Uit het niets kwam de man vervolgens op de vrouw die naast mij stond, af lopen. Ik
zag dat hij haar twee keer bij de keel greep. Ik hoorde de man tegen haar schreeuwen. Hij heeft tegen haar gezegd: "Ik maak je dood".
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 30 juli 2015, opgenomen op pagina 19 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] :
Ik zag een manspersoon op een vrouw aan komen lopen. Ik zag dat zij door voornoemde man meerdere keren bij de keel gegrepen werd. Ik zag en hoorde dat hij naar de vrouw schreeuwde. Ik hoorde dat hij zei: "Ik maak je hartstikke dood".

18.830334-16

Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 12 september 2016, opgenomen op pagina 34 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016261789 d.d. 14 september 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 6] :
Op maandag 12 september 2016 omstreeks 16.20 uur liep ik in Winschoten. Ter hoogte van de [straatnaam] zat de bewoner buiten. Op het moment dat ik hem aansprak had hij een hooivork vast. Ik hoorde dat hij zei: "Ik steek je neer". Op een gegeven moment draaide hij de hooivork richting mij en maakte een steekbeweging richting mij. Hij zei nog:
"Zal ik je darmen perforeren. Toen kwam mijn vriendin en zij werd toen bedreigd door hem met de hooivork.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 12 september 2016, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 7] :
Vandaag maandag 12 september 2016 omstreeks 16.20 uur liep ik langs de [straatnaam] . Ik hoorde dat de bewoner tegen mijn vriend schreeuwde: Ik steek je neer! Ik steek je
neer! Ik zag dat hij bij het uiten van deze woorden een hooivork in zijn handen had, ik zag dat hij stekende bewegingen naar mijn vriend en naar mij maakte met deze hooivork. Ik hoorde de man schreeuwen: "Ik steek jullie dood!
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 13 september 2016, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd, inhoudende de verklaring van [getuige 3] :
Ik hoorde dat [slachtoffer 6] en zijn meisje woorden hadden met [verdachte] . [verdachte] stond in de tuin en [slachtoffer 6] en zijn vriendin stonden tegenover de straat. Ik zag, dat [verdachte] een soort hooivork in zijn handen had. Ik zag dat [verdachte] een vork voor zich hield en hiermee stekende bewegingen maakte richting [slachtoffer 6] en zijn vriendin. Ik hoorde [verdachte] nog iets roepen van: "Ik steek je neer."

18.830391-16

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 29 oktober 2016, opgenomen op pagina 8 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2016308815 d.d. 31 oktober 2016, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 8] :
Vandaag, zaterdag 29 oktober 2016, omstreeks 20.55 uur, was ik in mijn woning aan de [straatnaam] te Winschoten. Ik zag en voelde ik dat [verdachte] mij met zijn vuist tegen mijn gezicht sloeg. [verdachte] zag nog kans om mij tegen mijn benen te schoppen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 30 oktober 2016, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 9] :
Op 29 oktober 2016 hoorde ik de bel gaan van de voordeur. Mijn man liep naar de voordeur en ik hoorde opeens veel geschreeuw. Ik herkende de stem van onze overbuurman [verdachte] . Ik zag dat ze allebei over en weer aan het slaan waren. Ik zag toen dat [verdachte] mijn man nog een trap tegen het linkerscheenbeen gaf.

18.830030-17

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 12 januari 2017 van dossier PL0100-2017011862-10 d.d. 13 januari 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 9] :
Vandaag, 12 januari 2017 stond ik op de oprit van mijn woning aan de [straatnaam] in Winschoten. Plots zag ik de overbuurman op mij aflopen. Hij smeet mij in de voortuin. Hierna zag en voelde ik dat hij met zijn beide handen mij klappen gaf. Hij deed dit volgens mij met beide handen en volgens mij met geopende hand. Ik voelde dat hij mij op mijn bovenlichaam en mijn gezicht raakte. Ik voelde direct pijn aan mijn bovenlichaam en mijn gezicht. Hij sloeg vaak en heel erg hard.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige Politie Noord-Nederland d.d. 12 januari 2017 van voornoemd dossier inhoudende de verklaring van [getuige 3] :
Op donderdag 12 januari 2017 hoorde ik aan de [straatnaam] een hoop geschreeuw en zag hierna dat een manspersoon op deze vrouw lag. Ik zag dat deze manspersoon de voor mij bekende [verdachte] is. Bij deze manspersoon aangekomen zag ik dat [verdachte] haar sloeg met zijn vuisten.

Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde

1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 18 maart 2017, pagina 5 e.v. van dossier PL0100-2017069437 d.d. 27 maart 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 10] :
Vandaag 17 maart 2017 was ik in mijn woning aan de [straatnaam] . Ik zag dat [verdachte] naar mijn woning liep. Ik hoorde dat hij riep: "Ik maak je dood." [verdachte] schreeuwde ook:" Bel de politie maar, dan maak ik je zeker dood en je kleinkind erbij."
2.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van Politie Noord-Nederland d.d. 17 maart 2017, pagina 7 e.v.. van dossier voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 8] :
Vandaag 17 maart 2017 zag ik dat [verdachte] naar de woning van [slachtoffer 10] liep. Ik
hoorde [verdachte] zeggen, ik maak je dood en je kind erbij.
De rechtbank acht gelet op voornoemde bewijsmiddelen het feit onder parketnummer 18/181224-15, de feiten 1 en 2 van parketnummer 18/830334-16, het feit onder
18/830391-16 en de feiten 1 en 2 van parketnummer 18/830030-17 wettig en overtuigend bewezen. Het ad informandum gevoegde feit zoals vermeld op de dagvaarding met parketnummer 18/820294-16 is door de rechtbank meegenomen.
Met betrekking tot het feit onder 18/830391-16 overweegt de rechtbank dat verdachte degene is geweest die naar het huis van [slachtoffer 8] is toegegaan. Aangever [slachtoffer 2] verklaart dat hij, toen hij de deur van zijn woning open deed, als eerste een klap van verdachte kreeg. Verdachte verklaart daarentegen dat hij als eerste een klap van [slachtoffer 2] kreeg. Vervolgens is er een vechtpartij ontstaan. De rechtbank acht het, uitgaande van de lezing van verdachte, niet onaannemelijk dat verdachte de hem verweten gedraging (het geven van een klap) heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn eigen lijf, tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Ook is het op grond van de verklaring van verdachte niet onaannemelijk dat de situatie zodanig is geweest dat de gedraging van de verdachte ( het geven van een klap) geboden was ter noodzakelijke verdediging. Verdachte heeft echter toen het gevecht al was beëindigd aan [slachtoffer 8] nog een schop gegeven. De rechtbank is van oordeel dat er ten tijde van het geven van deze schop geen sprake meer was van noodweersituatie en de rechtbank acht dan ook bewezen dat verdachte [slachtoffer 8] heeft mishandeld door hem een schop te geven.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder het feit onder parketnummer 18/181224-15, de feiten 1 en 2 van parketnummer 18/830334-16, het feit onder 18/830391-16 en de feiten 1 en 2 van parketnummer 18/830030-17 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
18/181224-15
hij op 30 juli 2015, te Veendam, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte toen aldaar meermalen opzettelijk dreigend die [slachtoffer 1] bij haar keel gegrepen en vastgepakt en daarbij op dreigende toon tegen die [slachtoffer 1] gezegd "Ik maak je hartstikke dood";
18/830334-16
1.
hij op 12 september 2016 te Winschoten, [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- voornoemde [slachtoffer 6] de woorden toegevoegd: "Ik steek je neer" en "Zal ik je
darmen perforeren", en
- ( daarbij) ten overstaan van die [slachtoffer 6] een hooivork gepakt en een stekende beweging met voornoemde hooivork gemaakt;
2.
hij 12 september 2016 te Winschoten, [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- voornoemde [slachtoffer 7] de woorden toegevoegd: "Ik steek jullie dood",
en
- ( daarbij) ten overstaan van die [slachtoffer 7] een hooivork gepakt en/of een
stekende beweging met voornoemde hooivork gemaakt;
18/830391-16
hij op of omstreeks 29 oktober 2016 te Winschoten, gemeente Oldambt,
[slachtoffer 8] heeft mishandeld door tegen de benen van die [slachtoffer 2] te
schoppen;
18/830030-17
1.
hij op 12 januari 2017 te Winschoten, gemeente Oldambt,
[slachtoffer 9] heeft mishandeld door die [slachtoffer 9] met kracht op de grond te
gooien/duwen en vervolgens terwijl die [slachtoffer 9] op de grond lag meermalen in
het gezicht en het bovenlichaam te slaan;
2.
hij op of omstreeks 17 maart 2017 te Winschoten, gemeente Oldambt,
[slachtoffer 10] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 10] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je dood" en/of "bel de politie maar, dan maak ik je zeker dood en je kleinkind erbij".
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
18/181224-15
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
18/830334-16
1. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
18/830391-16
Mishandeling;
18/830030-17
1. Mishandeling
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is gelet op het reclasseringsadvies d.d. 25 juli 2017, opgemaakt door mevrouw [naam] , reclasseringswerkster, en haar toelichting op dit rapport ter terechtzitting, alsmede op grond van de email d.d. 25 juli 2017 van S. ten Heuvel, psychiater FPA Zuidlaren, van mening dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard en dat verdachte om die reden dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw deelt het standpunt van de officier van justitie ten aanzien van de volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte. Ook zij is van mening dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de stafbaarheid gelet op het reclasseringsadvies
d.d. 25 juli 2017, opgemaakt door mevrouw [naam] .
In dit advies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
“Volgens de NIFP onderzoeker (december 2016) is er sprake van een disharmonisch
intelligentieprofiel. Verbaal is verdachte heel sterk, zijn performale intelligentie scoort
lager. Het handelend vermogen van verdachte is beperkter dan je op grond van
zijn verbale IQ zou verwachten. Dat houdt het risico in dat hij zich laat overvragen.
Daarbij is hij impulsief in denken en doen. Er is door het NIFP (waarbij de rapportrice is uitgegaan van slechts 2 parketnummers) vastgesteld dat er sprake is van narcistische trekken in het gedrag van verdachte.
Verdachte verblijft sinds 7 april 2017 in het kader van een bijzondere voorwaarde bij geschorste preventieve hechtenis voor observatie en diagnostiek in de FPA Eikenstein (Lentis Zuidlaren). Uit de klinische observatie en het neuropsychologisch onderzoek komt een andere conclusie voort dan uit de NIFP rapportage. In tegenstelling tot de situatie ten tijde van de NIFP rapportage is verdachte in Zuidlaren langer en intensiever geobserveerd, zonder dat hij medicatie gebruikte en/of alcohol nam en zijn tijdens zijn verblijf in Zuidlaren bij het onderzoek alle parketnummers betrokken.
Er is in Zuidlaren Neuropsychologisch onderzoek uitgevoerd. In dit laatste reclasseringsrapport wordt weergegeven dat dat heeft opgeleverd dat er een aantal problemen zijn vastgesteld:
• Behoorlijke geheugenproblemen;
• Problemen ten aanzien van executief functioneren; flexibel schakelen, het
strategisch aanpakken van een situatie;
• In enige mate last van verhoogde afleidbaarheid als het gaat om zijn aandacht
te richten en te houden.
De vermoedens dat er sprake is van cognitieve tekortkomingen zijn met de resultaten
van dit onderzoek geobjectiveerd. De specifieke afwijkingen verklaren waarom verdachte zo in de problemen is gekomen, dan wel deze heeft gemaakt. Mogelijk is er sprake van een voorstadium van dementie. Mogelijk is de schade (deels) ontstaan als gevolg van alcoholgebruik en vermoedelijk hebben de benzodiazepinen (medicatie) een negatieve uitwerking op het cognitief functioneren van verdachte.
Andere mogelijke oorzaken voor de cognitieve stoornissen zijn zoveel mogelijk uitgesloten.
De laatste jaren is de draagkracht van verdachte fors afgenomen, door problemen in zijn huwelijk (de zorg voor en om zijn vrouw), maar ook door eigen problemen. Op grond van de vastgestelde problematiek weten we dat verdachte geen controle heeft over zijn impulsen. Verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag. Hij schrijft anderen kwade motieven toe en bagatelliseert of ontkent eigen gedrag. Na intensieve observatie binnen de psychiatrie weten we dat zijn houding niet primair pro-crimineel is, maar eerder een gevolg van het wegvallen van grenzen (decorumverlies).
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Een klinische behandeling van verdachte is voorlopig geïndiceerd om risico’s te ondervangen en om te waarborgen dat hij de zorg krijgt die hij nodig heeft. Er wordt gedacht aan de mogelijkheid hem over te plaatsen naar een gespecialiseerde afdeling voor ouderenpsychiatrie.
Vanwege het risico dat verdachte naar huis wil gaan, is een RM (rechterlijke machtiging) aangevraagd.
Ondanks aangerichte schade en leed voor de aangevers, komen we tot het advies om verdachte geen straf op te leggen. Het delictgedrag kan hem, op grond van
uitvoerig diagnostisch onderzoek binnen de psychiatrie, niet worden aangerekend.
Reclasseringswerkster Veenstra heeft dit rapport tijdens de terechtzittingen van 29 juli 2017 en 1 augustus 2017 bevestigd en toegelicht. Zij heeft onder meer aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat in het contact met verdachte werd gemerkt dat er veel sprake was van grensoverschrijdend gedrag.
Ten aanzien van de conflicten met de buren is verdachte niet in staat om te schakelen en er is op die momenten geen bijsturing mogelijk. Het gedrag van verdachte is grillig en onvoorspelbaar en onveilig voor de buurt.
Tijdens zijn verblijf in Zuidlaren gebruikte verdachte geen medicatie en alcohol. Ook zonder medicatie en alcohol werd de in het rapport genoemde problematiek bij verdachte geconstateerd. De rechterlijke machtiging is inmiddels uitgesproken.
De deskundigen die verdachte in Zuidlaren hebben onderzocht hebben per email d.d. 25 juli 2017 bevestigd dat verdachte op basis van de diagnostische bevindingen als niet toerekeningsvatbaar beschouwd moet worden voor zijn gedrag.
De rechtbank constateert dat de volledige ontoerekeningsvatbaarheid niet door middel van een psychiatrische en psychologische onderzoeksrapportage wordt onderbouwd. De rechtbank is echter van oordeel dat op grond van de inhoud van het reclasseringsrapport, welk rapport tot stand is gekomen in nauw overleg met de deskundigen in de FPA Zuidlaren, de toelichting op dat rapport ter zitting door mevrouw Veenstra, alsmede de email van de psychiater van de FPA Zuidlaren, de volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte voldoende is beschreven en onderbouwd. De rechtbank kan zich dan ook met deze conclusie verenigen, neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezen verklaarde aan verdachte niet kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

Benadeelde partijen

De benadeelde [slachtoffer 1] (parketnummer 18/181224-15) en [slachtoffer 2] (feit 1 van parketnummer 18/820294-16) hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding.
Nu de rechtbank verdachte geen straf of maatregel zal opleggen en evenmin schuldig zal verklaren zonder oplegging van straf of maatregel, zullen de benadeelde partijen niet ontvankelijk worden verklaard in de vorderingen. De vorderingen kunnen slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 en 3 van parketnummer 18/820294-16 is ten laste gelegd en hetgeen verdachte onder 3 van parketnummer 18/830030-17 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/181224-15, het onder 1 en 2 van parketnummer 18/830334-16, het onder parketnummer 18/830391-16 en het onder 1 en 2 van parketnummer 18/830030-17 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld, maar verdachte daarvoor niet strafbaar.
Ontslaat verdachte ter zake van deze feiten van alle rechtsvervolging.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] (parketnummer 18/181224-15) in haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 1 van parketnummer 18/820294-16) in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Agema, voorzitter, mr. M.W. de Jonge en
mr. M.J.B. Holsink, rechters, bijgestaan door mr. E.A.B. de Jong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 augustus 2017.

Voetnoten

1.Zie pgn 47 e.v. van dossier PL0100-2016234512 d.d. 16 augustus 2016
2.Zie pgn 41 e.v. van voornoemd dossier
3.Zie pgn 41 e.v. van voornoemd dossier
4.Zie pgn 45 e.v. van voornoemd dossier