ECLI:NL:RBNNE:2017:3211

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2017
Publicatiedatum
21 augustus 2017
Zaaknummer
LEE 17-471
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening en bewijs van verzending van besluit

In deze zaak hebben de erven van eisers beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van de Belastingdienst/Toeslagen inzake zorgtoeslag 2009. Het beroepschrift is op 2 februari 2017 op de post gedaan, maar pas op 6 februari 2017 door de rechtbank ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het beroepschrift op 25 mei 2011 eindigde, waardoor het beroep bijna zes jaar te laat is ingediend. De rechtbank heeft eisers in de gelegenheid gesteld om de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten, waarop eisers op 26 februari 2017 hebben gereageerd.

De Belastingdienst heeft op 3 mei 2017 gereageerd op een verzoek van de rechtbank om de verzendregistratie van het besluit van 13 april 2011 te overleggen. Tijdens de zitting op 20 juni 2017 was de Belastingdienst niet aanwezig, maar eisers waren vertegenwoordigd door hun gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken bedraagt en dat deze termijn begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit op 13 april 2011 is verzonden en dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij het besluit pas op 2 januari 2017 hebben ontvangen.

De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit op de juiste wijze is verzonden en dat eisers de ontvangst van het besluit niet op een geloofwaardige wijze hebben betwist. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 juli 2017 door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 17/471

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2017 in de zaak tussen

de erven van [eisers] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: E.C. de Jonge),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 13 april 2011

zorgtoeslag 2009 beroep ingesteld. Het beroepschrift is op 2 februari 2017 op de post gedaan en is door de rechtbank ontvangen op 6 februari 2017.
Bij schrijven van 21 februari 2017 zijn eisers in de gelegenheid gesteld om de reden van de overschrijding van de beroepstermijn aan te geven.
Eisers hebben op 26 februari 2017 gereageerd.
Op 29 maart 2017 heeft de rechtbank verweerder verzocht de verzendregistratie met betrekking tot onderhavige procedure, dan wel andere informatie aan de hand waarvan de verzenddatum van het besluit van 13 april 2011 kan worden vastgesteld aan de rechtbank te overleggen.
Bij brief van 3 mei 2017 heeft verweerder gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juni 2017. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door dhr. E.C. de Jonge. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

1. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post (PostNL) wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb onder voorwaarden ook tijdig ingediend. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
2. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedagtekend op 13 april 2011. Verweerder heeft het bestreden besluit bekend gemaakt op 13 april 2011 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 25 mei 2011.
3. Eisers hebben het beroepschrift met PostNL verstuurd. Gelet op het poststempel gaat de rechtbank ervan uit dat het beroepschrift op 2 februari 2017 op de post is gedaan. Het beroepschrift is op 6 februari 2017 op de rechtbank ontvangen. Dat is bijna zes jaren na afloop van de beroepstermijn. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
4. Verweerder heeft aangevoerd dat het bestreden besluit van 13 april 2011 een handmatig verzonden beschikking betreft. Verweerder merkt op dat als een beslissing op bezwaar is afgehandeld, deze op dezelfde dag of vlak na deze dag wordt verzonden. Volgens verweerder kan uit de systemen van verweerder op gemaakt worden dat de behandeling van het bezwaar op 13 april 2011 is afgerond. Ter onderbouwing heeft verweerder een schermafdruk van het Workflow management systeem (WFM) overgelegd. Uit het systeem valt volgens verweerder op te maken dat het bestreden besluit is gedagtekend en afgehandeld op 13 april 2011 en waarschijnlijk ook op 13 april 2011, uiterlijk 14 april 2011 is verzonden. Tevens heeft verweerder een uitdraai meegezonden vanuit de gemeentelijke basisadministratie (thans de basisregistratie personen) waaruit blijkt dat dat het bestreden besluit naar het juiste adres: Violenstraat 40-B, 94104 SV te Assen is verzonden. Ook zijn er bij verweerder geen problemen bekend bij het verzenden van besluiten in de periode waarin de beslissing op bezwaar zorgtoeslag 2009 van eisers is verzonden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat aannemelijk is gemaakt dat het bestreden besluit tijdig naar het juiste adres is verzonden.
5. Volgens vaste rechtspraak, is het zo dat, in het geval van niet-aangetekende verzending van een besluit, het bestuursorgaan aannemelijk dient te maken dat het besluit op het adres van de geadresseerde is ontvangen. In eerste instantie kan worden volstaan met het aannemelijk maken van verzending naar het juiste adres. Daartoe is in ieder geval vereist dat het besluit is voorzien van een juiste adressering en een verzenddatum en dat sprake is van een deugdelijke administratie. Voorts dient niet te zijn gebleken van problemen bij de verzending van poststukken in die periode. Indien het bestuursorgaan de verzending van het besluit aannemelijk heeft gemaakt, ligt het vervolgens op de weg van de geadresseerde dit vermoeden te ontzenuwen. Voldoende is dat op grond van hetgeen hij aanvoert de ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld.
6. Gebleken is dat het bestreden besluit is voorzien van de juiste tenaamstelling en adressering in overeenstemming met het GBA-adres. Tevens heeft verweerder een schermafdruk van het WFM Systeem overgelegd waaruit valt op te maken dat het besluit op 13 april 2011 is afgehandeld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aldus aannemelijk gemaakt dat de beslissing op bezwaar van 13 april 2011 aan eisers is verzonden en op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bekendgemaakt. Het ligt vervolgens op de weg van eisers om de ontvangst van het bestreden besluit op voldoende geloofwaardige wijze te ontkennen.
7. Eisers hebben ter zitting aangevoerd dat eisers het besluit van 13 april 2011 pas op
2 januari 2017 hebben ontvangen. Eisers hebben naar aanleiding van een betalingsherinnering van verweerder, huurtoeslag 2009, met dagtekening 28 juli 2016, op
8 augustus 2016 een brief verzonden naar verweerder. Verweerder heeft naar aanleiding van de brief van 8 augustus 2016 gereageerd en heeft bij zijn reactie d.d. 2 januari 2017 een kopie van het besluit gedateerd 13 april 2011 gevoegd. Eisers zijn van mening dat zij pas op 2 januari 2017 geïnformeerd zijn over de beroepsmogelijkheden. Eisers zijn van mening dat zij binnen de beroepstermijn van 6 weken beroep hebben ingesteld bij de rechtbank.
8. Naar aanleiding van het geen verweerder heeft aangevoerd is de rechtbank van oordeel dat het besluit van 13 april 2011 op de juiste wijze bekend is gemaakt en naar het juiste adres is verzonden. Eisers hebben de ontvangst van het bestreden besluit niet op een geloofwaardige wijze betwist. Eisers hebben niet voldoende onderbouwd dat het bestreden besluit hen nimmer heeft bereikt. De stelling dat zij het bestreden besluit pas op 2 januari 2017 hebben ontvangen is onvoldoende om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
9. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Bastin, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.