ECLI:NL:RBNNE:2017:3035

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 augustus 2017
Publicatiedatum
9 augustus 2017
Zaaknummer
18.920145-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf in plaats van gevangenisstraf na schending van meldplicht en drugsverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in een beschikking betreffende de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. De veroordeelde had zich niet gehouden aan de hem opgelegde meldplicht en de voorwaarde van onthouding van drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde, geboren in 1984, zijn meldplichtafspraken niet goed nakomt en tweemaal positief heeft gescoord op het gebruik van drugs. Ondanks zijn ontkenning van het gebruik van GHB, erkende hij wel amfetamine te hebben gebruikt. De rechtbank heeft in het verleden al driemaal een deel van de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer gelegd, maar de veroordeelde heeft geen nieuwe strafbare feiten gepleegd en heeft zijn drugsverslaving aangepakt. De officier van justitie heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de resterende gevangenisstraf gehandhaafd, maar de raadsvrouw pleitte voor omzetting in een taakstraf. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de resterende gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf van 180 uren, omdat detentie geen meerwaarde zou opleveren gezien het naderende einde van de proeftijd en de positieve ontwikkelingen in het leven van de veroordeelde. De rechtbank heeft wel benadrukt dat de veroordeelde zich moet houden aan de voorwaarden en zich moet melden bij de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.920145-14
Beslissing na voorwaardelijke veroordeling van de meervoudige kamer d.d.
25 juli 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende (volgens het vermelde op de oproeping) te [woonplaats] aan de [straatnaam],
veroordeelde.

1.Gang van zaken

De officier van justitie heeft op 22 juni 2017 een vordering ingediend en daarbij
gevorderd dat de rechtbank de tenuitvoerlegging zal gelasten van de (resterende) voorwaardelijke gevangenisstraf (ter hoogte van 61 dagen), die deze rechtbank bij vonnis van 28 oktober 2014 aan veroordeelde heeft opgelegd.
De rechtbank heeft in voormeld vonnis onder meer als bijzondere voorwaarden gesteld:
- dat verdachte zich binnen 14 dagen nadat het vonnis onherroepelijk is geworden zal melden bij de reclassering Verslavingszorg Noord Nederland te Hoogeveen en zich zal houden aan alle hem door de reclassering te geven aanwijzingen, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde, en zich gedurende door de reclasseringsorganisatie bepaalde perioden zal blijven melden zo frequent als de reclassering deze perioden nodig acht;
- zich volledig zal onthouden van het gebruik van drugs en alcoholhoudende drank.
De proeftijd is ingegaan op 12 november 2014 en zal eindigen op 11 november 2017.
De rechtbank stelt vast dat de bij voornoemd vonnis van 28 oktober 2014 voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf driemaal eerder door deze rechtbank gedeeltelijk ten uitvoer is gelegd en wel bij beslissing van:
  • 24 november 2015 voor de duur van 23 dagen;
  • 24 mei 2016 voor de duur van 36 dagen;
  • 27 september 2016 voor de duur van 60 dagen, omgezet in een taakstraf voor de duur van 160 uur;
zodat thans resteert een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 61 dagen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder het advies tenuitvoerlegging
van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 16 juni 2017.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 25 juli 2017 alwaar zijn gehoord:
- veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen,
- mw. [naam], reclasseringswerker,
- de officier van justitie, mr. P.M. van der Spek.
2.
Motivering
Uit de rapportage van Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 16 juni 2017 blijkt dat veroordeelde zijn meldplichtafspraken niet goed nakomt en tweemaal positief heeft gescoord op het gebruik van drugs (eenmaal GHB en eenmaal amfetamine).
Ter zitting heeft veroordeelde het gebruik van GHB ontkend, maar het gebruik van amfetamine erkend en kenbaar gemaakt dat het voor hem lastig is te voldoen aan de meldplicht gelet op zijn baan als restaurateur (van gevels etc.). De werkzaamheden worden op verschillende plaatsen in het land uitgevoerd waarbij veroordeelde doorgaans vroeg van huis is en laat weer thuis komt. Daarnaast beschikt veroordeelde niet over zelfstandig vervoer en is hij afhankelijk van anderen waardoor het vaak lastig is binnen kantoortijden met de reclassering af te spreken. Ten aanzien van het gebruik van drugs en alcoholhoudende drank benoemt veroordeelde dat hij slechts recreatief, in geringe mate en buiten werktijd drugs en alcohol gebruikt. Veroordeelde zegt dat hij zijn drugs- en alcoholgebruik onder controle heeft en dat hij recreatief zal blijven gebruiken. Veroordeelde vreest dat hij zijn baan zal verliezen in het geval hij een gevangenisstraf voor de duur van 61 dagen moet ondergaan. Voor veroordeelde is het het belangrijkst dat hij werk heeft en dat zijn relatie goed is. Dan redt hij het verder wel, aldus veroordeelde.
De deskundige mw. [naam] heeft ter zitting het reclasseringsadvies bevestigd.
De officier van justitie heeft ter zitting de vordering tot tenuitvoerlegging van de resterende gevangenisstraf (voor de duur van 61 dagen) gehandhaafd. Veroordeelde heeft meer dan genoeg kansen gehad, maar blijft hardnekkig in het zich niet houden aan de voorwaarden.
De raadsvrouw acht een toewijzing van de vordering voorstelbaar, maar heeft in dat geval gepleit voor omzetting in een taakstraf. Zij voert daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende aan. Dat in het verleden driemaal eerder een deel van de voorwaardelijke opgelegde straf ten uitvoer is gelegd dient in de context van de toenmalige omstandigheden te worden geplaatst. Sinds de veroordeling in 2014 heeft veroordeelde zijn (GHB)drugsverslaving aangepakt hetgeen erin heeft geresulteerd dat hij geen GHB meer gebruikt, fulltime werk heeft gevonden en een bestendige relatie heeft met zijn vriendin. Hij heeft zijn leven op de rit. Veroordeelde heeft gedurende de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten gepleegd en hij spant zich in om te voldoen aan de meldplicht. Gelet op zijn werkverplichtingen en het feit dat hij geen zelfstandig vervoer heeft, is het voor hem niet makkelijk om aan de meldplicht te voldoen. In het geval van een tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van 61 dagen zal het leven van veroordeelde weer volledig op de schop gaan, hetgeen niet in verhouding staat tot het doel van de voorwaarden en het feit dat de proeftijd bijna is afgelopen.
De rechtbank stelt vast dat veroordeelde zich niet gehouden heeft aan de hem opgelegde meldplicht en aan de voorwaarde van onthouding van drugs. De rechtbank concludeert dat – mede in de context van de drie voorgaande beslissingen tot gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf – het reclasseringstoezicht duidelijk niet verloopt zoals had gemoeten en wenselijk was geweest. Veroordeelde wekt de indruk prioriteit te geven aan zijn arbeidsverplichtingen en privéleven boven het gevolg geven aan de bijzondere voorwaarden zoals door de rechtbank aan hem zijn opgelegd. Daarnaast blijft sprake van (recreatief) gebruik van drugs en kennelijk ook alcohol; een gegeven waarin veroordeelde geen verandering wenst aan te brengen. Deze omstandigheden rechtvaardigen zonder meer de gevorderde tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf.
Anderzijds constateert de rechtbank dat veroordeelde het op veel terreinen goed lijkt te doen en in de tussentijd niet heeft gerecidiveerd.
De rechtbank ziet daarin aanleiding om in plaats van het ondergaan van een gevangenisstraf van 61 dagen te bepalen dat veroordeelde een taakstraf zal verrichten. De rechtbank overweegt daarbij dat het ondergaan van detentie geen meerwaarde zal opleveren gelet op het naderende einde van de proeftijd en de houding van veroordeelde. Het ondergaan van detentie zal mogelijk verlies van betaalde arbeid voor veroordeelde met zich mee brengen, hetgeen grote nadelige effecten teweeg kan brengen in de positieve lijn in zijn leven, waarbij tevens de vrees gerechtvaardigd is voor een (grote) terugval in drugsgebruik met het risico op recidive. De rechtbank acht zulks vanuit maatschappelijk oogpunt onwenselijk. Veroordeelde dient zich er wel van bewust te zijn dat zijn keuze om de rechterlijke beslissingen keer op keer niet na te leven, consequenties heeft.
Gelet op de persoon van veroordeelde en hetgeen hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat veroordeelde 180 uren taakstraf zal verrichten.

3.Beslissing

De rechtbank:
- gelast het verrichten van een taakstraf voor de duur van 180 uren, in plaats van de last tot tenuitvoerlegging van de resterende gevangenisstraf voor de duur van 61 dagen, oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, d.d. 28 oktober 2014;
- beveelt voor het geval de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren zal verrichten, vervangende hechtenis voor de duur van 61 dagen zal worden toegepast.
Aldus gegeven door mr. R. Depping, voorzitter, mrs. C.M.M. Oostdam en S. Zwarts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Broeks, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van de rechtbank op 25 juli 2017.