ECLI:NL:RBNNE:2017:3018

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
18/730056-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling, mishandeling, vernieling en openlijk geweld

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, mishandeling, vernieling en openlijk geweld. De verdachte is veroordeeld voor zijn rol in een gewelddadig voorval dat plaatsvond in de nacht van 11 op 12 februari 2017, waarbij hij samen met anderen een persoon, [slachtoffer 1], zwaar heeft mishandeld. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer van de verdachte, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij Verslavingszorg Noord Nederland en een opname in het Intramuraal Motivatie Centrum in Beilen. De rechtbank legde ook een schadevergoeding op van € 399,00 aan de benadeelde partij. De verdachte had eerder voorwaarden overtreden tijdens een proeftijd, wat leidde tot de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730056-17
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/730092-17
ter berechting gevoegde parketnummers 18/720175-17 en 18/025539-17
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/207863-15
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 juli 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd in de P.I. Leeuwarden te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 mei 2017 en 23 juni 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Assen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 18/7300056-17, ten laste gelegd dat:

parketnummer 18/730056-17

Primair
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2017 tot en met 12 februari 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
- meermalen, althans eenmaal, met een of meer bierflesje(s) en/of met een krat bier en/of met een bierkrat, althans met een hard voorwerp, in het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of (vervolgens)
- ten val heeft gebracht en/of (vervolgens)
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, (met kracht) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, ten gevolge waarvan, althans mede ten gevolge waarvan, die [slachtoffer 1] enige tijd het bewustzijn is verloren, althans buiten bewustzijn is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2017 tot en met 12 februari 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld,
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
- meermalen, althans eenmaal, met een of meer bierflesje(s) en/of met een krat bier en/of met een bierkrat, althans met een hard voorwerp, in het gezicht, althans op/tegen het hoofd, heeft geslagen en/of (vervolgens)
- ten val heeft gebracht en/of (vervolgens)
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, (met kracht) in het gezicht, althans tegen/op het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt,
ten gevolge waarvan, althans mede ten gevolge waarvan, die [slachtoffer 1] enige tijd het bewustzijn is verloren, althans buiten bewustzijn is geraakt;

parketnummer 18/730092-17

1.
primair
hij op of omstreeks 4 maart 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 2] ), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met) een of meer voorwerp(en) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of heeft gegooid en/of (met kracht) in het gezicht, althans
tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 4 maart 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Ooststellingwerf,
[slachtoffer 2] heeft mishandeld door (met kracht) (met) een of meer voorwerpen tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] te slaan en/of te gooien en/of die [slachtoffer 2] (met kracht) tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen;
2.
hij op of omstreeks 4 maart 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, opzettelijk en wederrechtelijk een hoeveelheid meubilair ((onder meer) een kast en/of een of meer stoel(en) en/of een of meer televisie(s) en/of een flatscreen), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3. parketnummer 18/720175-17
hij op of omstreeks 11 februari 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een hekwerk, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4. parketnummer 18/025539-17
primair
hij op of omstreeks 3 februari 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straatnaam] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) goed(eren) en/of (een) perso(o)n(en), te weten een (bestel)auto (merk: Mercedes Benz,
type Viano Cdi 3.0) en/of (onder meer) [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal,
- slaan met de vuist(en) en/of met (een) houten knuppel(s) en/of met (een) ijzeren stang(en), althans met (een) hard(e) en/of stevig(e) voorwerp(en), tegen een of meer ruit(en) en/of lamp(en) van die (bestel) auto), althans tegen die (bestel)auto en/of
- slaan (met een houten knuppel, althans met een hard voorwerp,) tegen/op het lichaam van die [slachtoffer 3] en/of het bij de hals/keel grijpen van die [slachtoffer 3] ;
subsidiair
A.
hij op of omstreeks 3 februari 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een (bestel)auto (merk Mercedes Benz, type Viano Cdi 3.0), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
en/of
B.
hij op of omstreeks 3 februari 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze (met een (houten/ijzeren) knuppel/stang, althans met een hard en/of stevig voorwerp,) tegen het lichaam te slaan en/of (met kracht) bij de hals/keel vast te pakken/grijpen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
parketnummer 18/730056-17
De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde gevorderd. Hij heeft daartoe aangevoerd dat uit de verklaringen van [slachtoffer 3] en verdachte, zoals afgelegd bij de politie, het volgende naar voren is gekomen. Verdachte heeft [slachtoffer 1] met zijn vuisten op het hoofd en tegen het lichaam geslagen. Vervolgens heeft verdachte [slachtoffer 1] naar buiten gesleept. Door het slepen is [slachtoffer 1] ten val gekomen en is op een bierkrat terecht gekomen. Tot slot heeft verdachte hem met een bierfles op het hoofd geslagen. De verklaring van [slachtoffer 3] wordt ondersteund door de kapotte bierfles en het letsel van [slachtoffer 1] kan, aldus de officier van justitie, niet alleen veroorzaakt zijn door vuistslagen of een val op het bierkrat. Hoewel de medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer 1] ook heeft geslagen, is er naar het oordeel van de officier van justitie geen bewuste en nauwe samenwerking geweest. Van medeplegen is dan ook geen sprake.
parketnummer 18/730092-17
feit 1.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. Het subsidiair ten laste gelegde kan op grond van de aangifte en verdachtes bekennende verklaring wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, aldus de officier van justitie.
feit 2.
Op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd.
feit 3. (parketnummer 18/720175-17)
De officier van justitie heeft betoogd dat nu zowel verdachte als zijn medeverdachte hebben verklaard dat het hek uit de sponning is gehaald en zo teruggezet kan worden en overigens ook niet vastgesteld kan worden dat het hek is vernield, verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
feit 4. (parketnummer 18/025539-17)
De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit het procesdossier blijkt dat [slachtoffer 4] samen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] naar [pleegplaats] is gereden. In de woning van de medeverdachte heeft een gesprek plaatsgevonden. Toen [slachtoffer 4] weg wilde gaan, kwamen verdachte en zijn medeverdachte achter hem aan. Zijn auto werd vernield en [slachtoffer 3] werd geslagen. [slachtoffer 4] heeft bij de politie verklaard dat de man met het grijze haar een knuppel had en de andere man een ijzeren staaf. De man met de ijzeren staaf sloeg een koplamp en een ruit stuk en pakte [slachtoffer 3] bij haar hals vast. De officier van justitie heeft verder aangevoerd dat verdachte aanvankelijk heeft verklaard dat hij een paar ramen uit de auto had geslagen. Ook heeft verdachte bekend dat hij [slachtoffer 3] had geslagen. Nu het geweld plaatsvond aan de openbare weg en in vereniging is gepleegd, kan het primair ten laste gelegde bewezen worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
parketnummer 18/730056-17
De raadsvrouw heeft het volgende aangevoerd.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] kwamen ongevraagd de woning van verdachte binnen. In de woning werd flink gedronken. Daarna vond het geweld plaats. De verklaringen die [slachtoffer 3] heeft afgelegd, moeten door de vele tegenstrijdigheden als volkomen onbetrouwbaar worden gezien. Uit de telefoontaps blijkt dat [slachtoffer 3] bewust gelogen heeft in haar verklaring. Ook heeft ze met [slachtoffer 1] besproken wat zij allemaal bij de politie heeft gezegd, in de hoop hun verklaringen op elkaar af te kunnen stemmen.
Verdachte en zijn medeverdachte zijn stellig geweest dat het gevonden wapen niet van hen was. Bovendien is het wapen gevonden onder de stoel waar [slachtoffer 1] had gezeten. Nu een aantal aanwijzingen de versie van het verhaal van verdachte en zijn medeverdachte ondersteunen, kan worden aangenomen dat [slachtoffer 1] aanvankelijk de agressor was.
Het geweld moet, aldus de raadsvrouw, uit elkaar gehaald worden. Er was sprake van geweld in de woning en daarbuiten. Ten aanzien van het geweld in de woning is sprake geweest van noodweer. Verdachte heeft [slachtoffer 1] pas geslagen nadat [slachtoffer 1] hem had bedreigd en de indruk wekte dat hij een pistool in zijn zak had. Verdachte heeft vervolgens samen met zijn medeverdachte, [slachtoffer 1] naar buiten geduwd. Daarbij is [slachtoffer 1] gestruikeld en heeft hij met zijn hoofd een bierkrat geraakt.
Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat voor een poging zware mishandeling verdachte de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel moet hebben aanvaard. Nu niet vastgesteld kan worden dat de bewusteloosheid van [slachtoffer 1] het gevolg van de mishandeling is geweest, staat de causaliteit niet vast. Ten aanzien van het toegepaste geweld heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer 1] met een bierfles heeft geschampt. In diezelfde beweging heeft hij de fles tegen het bierkrat kapot geslagen. De fles ging dus niet kapot door het slaan op het hoofd van [slachtoffer 1] . Het letsel van [slachtoffer 1] is volkomen onduidelijk door het ontbreken van een medische verklaring en dus kan niet vastgesteld worden dat door het gedrag van verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel is ontstaan. Verdachte dient daarom vrijgesproken te worden van de primair ten laste gelegde poging zware mishandeling. De subsidiair ten laste gelegde mishandeling kan wel bewezen verklaard worden.
parketnummer 18/730092-17
feit 1.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het onduidelijk is waarmee en hoe verdachte heeft geslagen. De verwondingen vallen relatief mee. Nu niet vastgesteld kan worden dat sprake was van een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel, dient verdachte van het primair ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken. Voor de subsidiair ten laste gelegde mishandeling kan een bewezenverklaring volgen.
feit 2.
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van dit feit.
feit 3. (parketnummer 18/720175-17)
Nu geen sprake is van het beschadigen dan wel onbruikbaar maken van het hek, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
feit 4. (parketnummer 18/025539/17)
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat nadat ruzie tussen verdachte en zijn medeverdachte enerzijds en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] anderzijds is ontstaan, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] van het erf van de medeverdachte zijn gejaagd. Dat ging hardhandig waarbij de medeverdachte met een stok de ruiten van de auto van [slachtoffer 4] heeft ingeslagen en verdachte [slachtoffer 3] heeft geslagen. Nu de geweldpleging plaatsvond op het erf van de medeverdachte, te weten in diens tuin, was sprake van een besloten plaats. Het was donker en het geweld was niet voor derden zichtbaar. Gelet daarop is geen sprake van openlijke geweldpleging en verdachte dient dan ook van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de vernieling. De mishandeling kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
parketnummer 18/730056-17
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de feitelijke gang van zaken de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] als uitgangspunt genomen. De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat er enerzijds sprake is van enige verschillen en tegenstrijdigheden in deze verklaringen en anderzijds dat uit telefoontaps kan worden afgeleid dat zij mogelijk hebben geprobeerd hun verklaringen op elkaar af te stemmen. De rechtbank ziet daarin echter geen aanleiding de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] als onbetrouwbaar aan te merken, nu de verklaringen op essentiële onderdelen overeenkomen en bovendien ondersteuning vinden in de verklaringen van verdachte en de medeverdachte.
Uit het dossier en hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard, kan niet zonder meer worden afgeleid dat verdachte de bedoeling heeft gehad om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daarom moet worden beoordeeld of verdachte voorwaardelijk opzet had op dit gevolg.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in dit geval het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel - is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Of in een concreet geval sprake is van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van verdachte en/of eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven over wat ten tijde van de gedraging in verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval, waarbij de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang zijn.
Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
Uit de hieronder genoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte [slachtoffer 1] met kracht met een bierfles tegen zijn hoofd heeft geslagen. Naar algemene ervaringsregels roept het met een bierfles tegen het hoofd slaan de aanmerkelijke kans in het leven dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Het hoofd is een kwetsbaar en vitaal onderdeel van het lichaam en een verwonding daaraan kan gemakkelijk tot zwaar lichamelijk letsel leiden. Verdachte moet zich daarvan bewust zijn geweest.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij [slachtoffer 1] slechts heeft geschampt met de fles, acht de rechtbank niet aannemelijk nu verdachte op 13 februari 2017 bij de politie heeft verklaard dat hij buiten een leeg flesje bier pakte, met die fles op het krat heeft geslagen en daarna met die fles [slachtoffer 1] op zijn gezicht heeft geslagen. Met deze gedraging heeft verdachte de aanmerkelijke kans dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou bekomen op de koop toe genomen. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank is niet gebleken van contra-indicaties waaruit het tegendeel volgt.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] door het geweld dat verdachte op hem heeft uitgeoefend zwaar lichamelijk letsel zou oplopen en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden dat verdachte zich tezamen en in vereniging met de medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 18/730056-17 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 23 juni 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb [slachtoffer 1] op 12 februari 2017 in [pleegplaats] in mijn woning vastgepakt en meermalen geslagen. Daarna heb ik hem de woning uitgeduwd of gesleept. Toen [slachtoffer 1] op de grond lag, heb ik hem met mijn vuisten geslagen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 28 februari 2017, opgenomen op pagina 53 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017038338 d.d. 23 maart 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 12 februari 2017 zijn we naar de woning van [verdachte] te [pleegplaats] gegaan.
Terwijl ik de serre uitliep naar buiten, voelde ik een enorme klap op mijn achterhoofd. Ik voelde direct een hevige pijn. Ik ben door mijn knieën gegaan en viel op de grond. Terwijl ik op de grond lag zag en voelde ik dat [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) en [verdachte] mij op diverse plaatsen op mijn lichaam schopten en sloegen. Ik voelde hevige pijn op de plaatsen waar ik geraakt werd. Ik heb mijn hoofd afgedekt met mijn handen om mijzelf te beschermen.
2.1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 17 februari 2017, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Als eerste ging [medeverdachte] naar buiten, toen [slachtoffer 1] , daarna [verdachte] en als laatste ikzelf. Ik zag toen dat [verdachte] een fles bier pakte en daarmee sloeg op het achterhoofd van [slachtoffer 1] . Ik zag dat [slachtoffer 1] voorover viel in de steeg. Uiteindelijk sloegen beiden op enig moment in op [slachtoffer 1] . Ik heb hen beiden ook zien schoppen.
2.2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2017, opgenomen op pagina 160 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
A: We zaten met zijn vieren in de woning van [verdachte] .
V: Wat gebeurde er verder?
A: Op enig moment grepen [verdachte] en [slachtoffer 1] elkaar. [verdachte] greep [slachtoffer 1] beet en trok hem naar buiten, in de steeg tussen de schuur en de serre.
2.3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 februari 2017, opgenomen op pagina 164 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
A: Ik was bij [verdachte] thuis en we zaten aan de tafel in de bijkeuken. [verdachte] kreeg ruzie met [slachtoffer 1] . Ik zag dat [verdachte] opstond en [slachtoffer 1] een klap in het gezicht gaf.
V: Wie is begonnen met slaan?
A: [verdachte] .
2.4.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 februari 2017, opgenomen op pagina 172 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
A: Op 12 februari 2017 was [medeverdachte] de gehele avond bij mij en [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) kwam samen met [slachtoffer 1] . We hadden allen behoorlijk gedronken.
V: Wat is er verder voor gevallen in de woning?
A: Ik kreeg toen woorden met [slachtoffer 1] . Ik ben toen opgestaan en dreigde tegen hem. Ik sloeg hem tegen zijn gezicht. Hij bleef toen zitten en ik zag dat [medeverdachte] hem ook een aantal keren sloeg. Hierna sleurde ik die [slachtoffer 1] uit de kamer waar we zaten. Ik sleurde hem door de serre heen. Ik heb toen buiten een flesje bier gepakt, een leeg flesje en sloeg met deze fles eerst op het krat zelf en later sloeg ik met deze fles op zijn gezicht. Ik heb hem buiten met de vuist ook nog een aantal keren geslagen, terwijl hij op de grond lag.
parketnummer 18/730092-17
feit 1.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte van het primair ten laste vrijgesproken dient te worden. Voorts is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat op grond van de stukken en de bekennende verklaring van verdachte het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna in de zaak met parketnummer 18/730092-17 onder feit 1. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 juni 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 maart 2017, opgenomen op pagina 22 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017056810 d.d. 23 maart 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
feit 2.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat op grond van de stukken en de bekennende verklaring van verdachte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna in de zaak met parketnummer 18/730092-17 onder 2. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 juni 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 4 maart 2017, opgenomen op pagina 19 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017056810 d.d. 23 maart 2017, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] .
feit 3. (parketnummer 18/720175-17)
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte van het ten laste vrijgesproken dient te worden nu zowel verdachte als zijn medeverdachte hebben verklaard dat zij het hek slechts uit de sponning hebben gehaald. De rechtbank kan ook uit de overige stukken niet vaststellen dat het hek is vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt.
feit 4. (parketnummer 18/025539-17)
De raadsvrouw heeft -zakelijk weergegeven- betoogd dat het geweld niet op de openbare weg heeft plaatsgevonden. De rechtbank is het volgende van oordeel. Uit onderstaande bewijsmiddelen blijkt dat aangever heeft verklaard dat hij zijn auto voor het hek van de woning heeft geparkeerd. Voorts is uit de foto's op pagina 41 en 42 van het proces-verbaal van politie gebleken dat zowel op de oprit als op het fietspad glasscherven liggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het geweld tegen de auto en [slachtoffer 3] plaatsgevonden op en aan de openbare weg. Het feit dat het op dat moment donker was, doet daaraan niets af. Bovendien gaat het bij openlijk geweld zoals tenlastegelegd om geweld dat voor derden zichtbaar had kunnen zijn. Niet is vereist dat publiek aanwezig was bij of dat vrij zicht bestond op de geweldpleging.
De raadsvrouw heeft zich voorts gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vernieling. Op grond van onderstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen die jegens [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] zijn verricht kunnen worden gezien als een aaneengesloten samenstel van gedragingen waaraan verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte en heeft verdachte zich daarmee schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 7 februari 2017, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
V: Kun je mij vertellen hoe de avond is verlopen?
A: Hoe ging dat? Ik was gewoon thuis en [verdachte] was bij me. Toen kwamen die anderen eraan. [slachtoffer 3] en die vechterbaas uit [pleegplaats] . En nog een maar die ken ik niet van naam.
V: Er is aangifte gedaan van vernieling van de bus waar die mensen mee kwamen. Wat is
jouw rol hierin?
A: Daar zijn een paar ramen uitgeslagen.
V: Door wie?
A: Ik heb er ook twee uuthouwd.
V: Waarmee heb je dat gedaan?
A: Er lag nog een dikke houten stok.
V: Heeft [verdachte] ook op de bus ingeslagen?
A: Ja, het ging allemaal zo vlug. Ik weet het niet meer hoor.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 februari 2017, opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017030438 d.d. 17 februari 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik rijd in een auto, een Mercedes Benz bestelauto, type Viano Cdi 3.0.
Gisteren, donderdag 2 februari 2017 omstreeks 23:00 uur ben ik met [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 3] in mijn auto naar [pleegplaats] gereden. Ik parkeerde mijn Mercedes voor het hekwerk van de woning waar wij moesten zijn. Ik parkeerde mijn auto daar geheel onbeschadigd.
Ik liep naar buiten en ben in de auto achter het stuur gaan zitten. [slachtoffer 1] ging met mij mee en ging achterin zitten. Dit was toen inmiddels vrijdag 3 februari 2017 omstreeks 02:00 uur. [slachtoffer 3] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) kwam als laatste achter ons aan. Ik zag dat de beide voor mij onbekende mannen achter [slachtoffer 3] aanliepen. De man met het grijze haar had een soort knuppel in de hand. De andere man had iets van ijzer in zijn hand.
Ik zag dat de man met de ijzeren staaf toen kennelijk opzettelijk de rechterkoplamp met die ijzeren staaf kapot sloeg. Op nagenoeg hetzelfde moment zie ik dat de man met het grijze haar met zijn knuppel de rechter voorruit kennelijk opzettelijk kapot slaat. [slachtoffer 3] ziet wel kans om in de auto te stappen. Ik probeer op dat moment al achteruit te rijden om daar zo snel mogelijk weg te kunnen zijn. Ik zag toen dat die man met de ijzeren staaf naar de zijkant van de auto ging en dat hij wederom kennelijk opzettelijk de ruit in de zijdeur kapot sloeg. Ik zag dat die man zijn hoofd door het vernielde ruit naar binnen stak. Ik zag ook dat hij kans zag om [slachtoffer 3] om de hals beet te pakken.
Ik reed op dat moment nog steeds langzaam achteruit.
De man met het grijze haar probeerde ons als het ware tegen te houden. Ik zag dat hij achter de auto stond. Ik zag dat hij kennelijk opzettelijk de achterruit van mijn auto er uit sloeg.
2.1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 februari 2017, opgenomen op pagina 31 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017030438 d.d. 17 februari 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik wens aangifte te doen van eenvoudige mishandeling en bedreiging tegen mij op vrijdag 3 februari 2017, gepleegd tussen 02:00 uur en 03:00 uur. Het vond plaats op het erf c.q. openbare weg ter hoogte van perceel [straatnaam] , gelegen buiten de bebouwde kom van [pleegplaats] in de gemeente Ooststellingwerf Fr.
Ten gevolge van deze mishandeling heb ik letsel opgelopen rechtsachter op mijn rug. Ik ben daar beurs geslagen met een honkbalknuppel. [slachtoffer 1] stapte rechtsvoor in de auto. Ik en [slachtoffer 4] liepen nog naar de auto toe. Ik zag dat [medeverdachte] en [verdachte] beide een zogenaamde honkbalknuppel vasthielden. Ik zag, dat [medeverdachte] op mij afkwam en enige malen met de knuppel op mij insloeg. Of [verdachte] of [medeverdachte] mij raakte, weet ik niet, want op dat moment dook ik aan de bijrijderskant achterin de auto. Ik werd rechtsachter op mijn rug geraakt. Wij zaten op een gegeven moment met zijn drieën in de auto. [slachtoffer 4] zat achter het stuur en startte met moeite de auto en reed achteruit. Tijdens deze handelingen werd er door [medeverdachte] en [verdachte] vol met de honkbalknuppels op de Mercedes ingeslagen. Van de Mercedes zag ik, dat een koplamp en een achterlicht kapot was geslagen c.q. vernield. De achterruit en twee zijruiten waren ook vernield.
2.2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 februari 2017, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam]:
Op 3 februari 2017 zagen wij dat mevrouw [slachtoffer 3] een behoorlijke blauwe plek had in haar hals. Wij zagen dat de blauwe plek in haar hals ook behoorlijk was gezwollen.
Bijlage: 4 foto’s (p. 41 en 42) met onderschrift: 1) Oprit [medeverdachte] [straatnaam] te [pleegplaats] . Glasscherven rechts op de oprit en op fietspad. 2) Glasscherven op fietspad voor de woning van [medeverdachte] . 3) Witte en zwarte glasscherven op de oprit. 4) Witte en zwarte glasscherven op de oprit.
2.3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 7 februari 2017, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: We heeft die bus vernield?
A: [medeverdachte] had een knuppel in de hand. Misschien heb ik er ook wel een paar uitgeslagen.
A: Ik heb door het raam van die auto [slachtoffer 3] nog een slag gegeven. V: [slachtoffer 3] doet ook aangifte van mishandeling. Ze zegt dat ze een klap op haar rug heeft gehad. Van wie?
A: Ik weet dat niet meer maar het zou kunnen dat ik dat gedaan heb.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/730056-17 primair, het in de zaak met parketnummer 18/730092-17 onder 1. subsidiair, 2. en 4. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:

parketnummer 18/730056-17

Primair
hij in de periode van 11 februari 2017 tot en met 12 februari 2017 te [pleegplaats] , in de gemeente Ooststellingwerf, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- tegen het hoofd heeft geslagen of gestompt en vervolgens
- met een bierfles op het hoofd heeft geslagen en
- ten val heeft gebracht en vervolgens
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, met kracht tegen het lichaam heeft geslagen of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

parketnummer 18/730092-17

1. subsidiair
hij op 4 maart 2017 te [pleegplaats] , in de gemeente Ooststellingwerf, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met kracht tegen het hoofd te slaan of te stompen;
2.
hij op 4 maart 2017 te [pleegplaats] , in de gemeente Ooststellingwerf, opzettelijk en wederrechtelijk een hoeveelheid meubilair, onder meer een kast en televisies, toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft vernield;
4. parketnummer 18/025539-17
primair
hij op 3 februari 2017 te [pleegplaats] , in de gemeente Ooststellingwerf, met een ander, op en aan de openbare weg, de [straatnaam] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed en een persoon, te weten een bestelauto, merk Mercedes Benz, type Viano Cdi 3.0, en [slachtoffer 3] , welk geweld bestond uit het slaan met een houten knuppel en met een ijzeren stang tegen ruiten en lampen van die bestelauto en het bij de hals/keel grijpen van die [slachtoffer 3] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/730056-17
primair Poging tot zware mishandeling.
parketnummer 18/730092-17
1. subsidiair Mishandeling.
2. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
4. primair Openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen
en
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De raadsvrouw heeft een beroep gedaan op noodweer ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730056-17 ten laste gelegde, voor zover dit geweld in de woning plaatsvond. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte als eerste heeft geslagen, maar pas nadat [slachtoffer 1] hem bedreigde en de indruk wekte een pistool in zijn zak te hebben. Verdachte mocht zich verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van de zijde van [slachtoffer 1] en het door hem in de woning toegepaste geweld was noodzakelijk om zijn eigen lijf en goed te beschermen.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich heeft moeten verdedigen.
Verdachte heeft verklaard dat hij woorden kreeg met [slachtoffer 1] , dat hij is opgestaan en tegen hem heeft gedreigd en dat hij hem heeft geslagen. Verdachte heeft verder verklaard dat [slachtoffer 1] toen bleef zitten en dat hij ook werd geslagen door de medeverdachte. Daarna heeft verdachte hem de woning uitgewerkt. [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte ruzie kreeg met [slachtoffer 1] , dat verdachte opstond en [slachtoffer 1] een klap in het gezicht gaf. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte als eerste geweld heeft gebruikt jegens [slachtoffer 1] .
Dat verdachte daartoe genoodzaakt was, omdat [slachtoffer 1] hem bedreigde en de indruk wekte dat hij een pistool had, acht de rechtbank niet aannemelijk. De verklaringen van verdachte hieromtrent vinden onvoldoende ondersteuning in de overige stukken van het dossier. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte in zijn verhoor op 13 februari 2017 bij de politie weliswaar heeft verklaard dat [slachtoffer 1] op enig moment dreigde hem dood te schieten, maar dat hij pas in het verhoor op 21 februari 2017 heeft verklaard dat [slachtoffer 1] daarbij naar zijn zak greep en de indruk wekte dat hij een vuurwapen bij zich had. [medeverdachte] heeft op 21 februari 2017 ook verklaard dat de hand van [slachtoffer 1] in zijn jaszak verdween. Dit biedt naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende ondersteuning aan de verklaring van de verdachte, omdat [medeverdachte] heeft verklaard dat hij niet weet of [slachtoffer 1] hierbij wat zei en bovendien in het geheel niet heeft gesproken over bedreigingen van [slachtoffer 1] richting verdachte of dat hij de indruk had dat [slachtoffer 1] een pistool in zijn jaszak had.
Aan het feit dat in de woning van verdachte een vuurwapen is aangetroffen kan ook niet de betekenis worden gehecht die de verdediging daaraan toegekend wenst te zien. De verklaringen van de verschillende betrokkenen over de aanwezigheid van een of meer vuurwapen(s), aan wie dat/die wapen(s) toebehoorde(n) en wat er mee gedaan is, lopen sterk uiteen. Zo hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] onder meer verklaard dat [medeverdachte] een wapen had en dat wapen op hen heeft gericht. Zowel de verklaringen van verdachte, de medeverdachte als die van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] zijn naar het oordeel van de rechtbank op dit punt niet zonder meer betrouwbaar. Niet is komen vast te staan aan wie het aangetroffen wapen toebehoort. Voor zover er al vanuit gegaan zou moeten worden dat het wapen van [slachtoffer 1] is, wil dat nog niet zeggen dat er sprake is geweest van een bedreigende situatie voor verdachte die hem noopte tot verdediging.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de feitelijke gang van zaken waar de verdediging het beroep op noodweer op heeft gebaseerd, niet aannemelijk is geworden. Het beroep op noodweer wordt verworpen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18/730056-17 primair en het in de zaak met parketnummer 18/730092-17 onder 1. subsidiair, 2. en 4. primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een klinische behandeling voor de duur van zeven weken in het Intramuraal Motivatie Centrum te Beilen, met aansluitend een ambulante behandeling bij Verslavingszorg Noord Nederland, een meldplicht bij Verslavingszorg Noord Nederland, een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , controle op het gebruik van middelen en deelname aan de gedragsinterventie GI-GGZ Alcohol en Geweld. Voorts heeft de officier van justitie tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een werkstraf, aangevuld met een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, het meewerken aan controles op middelengebruik en een ambulante behandeling. Tot slot heeft de raadsvrouw bepleit de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van de vordering tenuitvoerlegging om te zetten in een werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, een mishandeling, een vernieling en een openlijke geweldpleging tegen personen en goederen. Verdachte pleegde alle delicten terwijl hij onder invloed van alcohol was. Verdachte heeft door zijn handelen geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van anderen.
De raadkamer van de rechtbank heeft tweemaal de voorlopige hechtenis van verdachte onder voorwaarden geschorst. Verdachte heeft beide keren de schorsingsvoorwaarden overtreden. Tijdens zijn laatste schorsing heeft hij na één dag het Intramuraal Motivatie Centrum verlaten en een aantal strafbare feiten gepleegd. De rechtbank concludeert dat verdachte de hem geboden kansen niet heeft gegrepen.
Uit het reclasseringsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland blijkt dat door het gebrek aan probleem- en zelfinzicht, het ontbreken van adequate coping-strategieën en de ernst van de verslavingsproblematiek, het recidiverisico als hoog wordt geschat.
De reclassering schat in dat begeleiding, zorg en ondersteuning van verdachte in het nakomen van zijn afspraken ten tijde van en na afronding van een klinische opname geïndiceerd zijn. Hierbij wordt onder meer gedacht aan een klinische behandeling en aansluitend ambulante ondersteuning. De reclassering acht dit noodzakelijk om verdachte vooruit te helpen en de kans op recidive te verminderen. De reclassering adviseert daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij Verslavingszorg Noord Nederland, een klinische behandeling voor de duur van maximaal zeven weken, een ambulante behandeling bij de Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Nood Nederland, een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , meewerken aan middelencontroles en deelname aan een gedragsinterventie.
Alles overwegende acht de rechtbank de feiten te ernstig om conform het verzoek van de raadsvrouw te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, een taakstraf en een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend en geboden en zij zal dan ook een gevangenisstraf opleggen voor de duur van tien maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals de reclassering deze heeft geadviseerd.

Benadeelde partij

[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 189,00 ter vergoeding van materiële schade en € 211,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 399,00 gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de vordering van de benadeelde partij niet betwist.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/730092-17 onder 1. subsidiair en 2. bewezen verklaarde. Ten aanzien van de immateriële schade gaat de rechtbank er gelet op de onderbouwing van dat bedrag waarbij een bedrag van € 210,00 wordt genoemd, vanuit dat een bedrag van
€ 210,00 wordt gevorderd. De vordering, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 maart 2017.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 15 januari 2016, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 30 januari 2016. De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 8 juni 2017 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. De hiervoor onder parketnummer 18/730092-17 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 15 januari 2016 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 36f, 45, 57, 141, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/730092-17 onder 1. primair en onder 3. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/730056-17 primair en het in de zaak met parketnummer 18/730092-17 onder 1. subsidiair, 2. en 4. primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot vier maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen meldt bij Reclassering Verslavingszorg Noord Nederland, Oostergoweg 6 te Leeuwarden en zich blijft melden zolang de reclassering dat nodig acht;
2. dat de veroordeelde zich aansluitend na zijn detentie gedurende maximaal zeven weken van de proeftijd zal laten opnemen in het Intramuraal Motivatie Centrum te Beilen, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde zich na zijn klinische opname gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de Forensische Polikliniek van Verslavingszorg Noord Nederland op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn alcoholgebruik;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd mee zal werken aan middelencontroles om zo zijn middelengebruik in kaart te brengen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
6. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal deelnemen aan de gedragsinterventie GI-GGZ Alcohol en Geweld, waarbij de veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de veroordeelde zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van 18/730056-17, feiten 1. subsidiair en 2.:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
399,00(zegge: driehonderd negenennegentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2017.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] te betalen een bedrag van € 399,00 (zegge: driehonderd negenennegentig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van zeven dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 189,00 aan materiële schade en € 210,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/207863-15:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 15 januari 2016, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van een maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door D. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2017.
Mr. Lootsma-Oude Nijeweme is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.