ECLI:NL:RBNNE:2017:3017

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2017
Publicatiedatum
8 augustus 2017
Zaaknummer
18/730055-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, openlijk geweld en overtredingen van de Wegenverkeerswet

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mishandeling, openlijk geweld tegen personen en goederen, en verschillende overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer dat door de raadsvrouw was gedaan, omdat uit de stukken niet bleek dat het slachtoffer de verdachte had aangevallen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 1] en openlijk geweld tegen [slachtoffer 2]. De feiten vonden plaats in de periode van 11 februari 2017 tot en met 4 maart 2017, waarbij de verdachte in verschillende situaties geweld had gepleegd en onder invloed van alcohol had gereden. De rechtbank legde ook een meldplicht op bij Verslavingszorg Noord Nederland als voorwaarde voor de voorwaardelijke straf. De uitspraak is gedaan na een grondige beoordeling van de bewijsvoering en de verklaringen van de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730055-17
ter berechting gevoegde parketnummers 18/025568-17 en 18/730143-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 7 juli 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1958 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2017.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. J.A.M. Kwakman, advocaat te Assen, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. Primair
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2017 tot en met 12 februari 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1]
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
- meermalen, althans eenmaal, met een of meer bierflesje(s) en/of met een krat bier en/of met een bierkrat, althans met een hard voorwerp, in het gezicht, althans op/tegen het hoofd heeft geslagen en/of (vervolgens)
- ten val heeft gebracht en/of (vervolgens)
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, (met kracht) in het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt,
tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan, die [slachtoffer 1] enige tijd het bewustzijn is verloren, althans buiten bewustzijn is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 11 februari 2017 tot en met 12 februari 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld,
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt en/of (vervolgens)
- meermalen, althans eenmaal, met een of meer bierflesje(s) en/of met een krat bier en/of met een bierkrat, althans met een hard voorwerp, in het gezicht, althans op/tegen het hoofd, heeft geslagen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] ten val heeft gebracht en/of (vervolgens)
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag, (met kracht) in het gezicht, althans tegen/op het hoofd en/of tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt,
tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan, die [slachtoffer 1] enige tijd het bewustzijn is verloren, althans buiten bewustzijn is geraakt;
2.
hij op of omstreeks 11 februari 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een hekwerk, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3. ( parketnummer 025568/17)
Primair
hij op of omstreeks 3 februari 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente Ooststellingwerf, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straatnaam] , in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) goed(eren) en/of (een) perso(o)n(en), te weten: een (bestel)auto (merk: Mercedes Benz, type Viano Cdi 3.0) en/of ( onder meer) [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal,
- slaan met de vuist(en) en/of met (een) houten knuppel(s) en/of met (een) ijzeren stang, althans met (een) hard(e) en/of stevig(e) voorwerp(en), tegen een of meer ruit(en) en/of lampen van die (bestel) auto), althans tegen die (bestel)auto en/of
- slaan (met een houten knuppel, althans met een hard voorwerp,) tegen/op het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of het bij de hals/keel grijpen van die [slachtoffer 2] ;
Subsidiair
A. hij op of omstreeks 3 februari 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente
Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een (bestel)auto (merk Mercedes Benz, type Viano Cdi 3.0), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
en/of
B. hij op of omstreeks 3 februari 2017 te [pleegplaats] , (althans) in de gemeente
Ooststellingwerf, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door deze (met een (houten/ijzeren) knuppel/stang, althans met een hard en/of stevig voorwerp,) tegen het lichaam te slaan en/of (met kracht) bij de hals/keel vast te pakken/grijpen;
4. ( parketnummer 730143/17)
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [pleegplaats] op/aan de [straatnaam] , aldaar, op of omstreeks 4 maart 2017 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander (te weten [slachtoffer 3] ) schade was toegebracht;
5.
hij op of omstreeks 4 maart 2017 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente
Ooststellingwerf, als bestuurder van een voertuig, (personenauto, voorzien van het kenteken [nummer] ), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 760 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
6.
hij op of omstreeks 4 maart 2017 te [pleegplaats] , gemeente Ooststellingwerf, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straatnaam] , een motorrijtuig, (personenauto voorzien van kenteken [nummer] ), heeft bestuurd.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot feit 1.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde vrijspraak gevorderd nu, naar het oordeel van de officier van justitie, geen nauwe en bewuste samenwerking is geweest tussen verdachte en zijn medeverdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] een paar klappen heeft gegeven. Voorts blijkt uit de verklaringen van [slachtoffer 2] en verdachte dat de medeverdachte is begonnen met het geweld door [slachtoffer 1] te slaan en naar buiten te slepen. Vervolgens heeft de medeverdachte [slachtoffer 1] met een bierfles op het hoofd geslagen. De medeverdachte heeft eveneens verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] een paar klappen heeft gegeven. De subsidiair ten laste gelegde eenvoudige mishandeling kan wel bewezen worden verklaard, aldus de officier van justitie.
Met betrekking tot feit 2.
De officier van justitie heeft betoogd dat nu zowel verdachte als zijn medeverdachte hebben verklaard dat het hek uit de sponning is gehaald en zo teruggezet kan worden en overigens ook niet vastgesteld kan worden dat het hek is vernield, verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot feit 3.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit het procesdossier blijkt dat [slachtoffer 4] samen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar [pleegplaats] is gereden. In de woning van verdachte heeft een gesprek plaatsgevonden. Toen [slachtoffer 4] weg wilde gaan, kwamen verdachte en zijn medeverdachte achter hem aan. Zijn auto werd vernield en [slachtoffer 2] werd geslagen. [slachtoffer 4] heeft bij de politie verklaard dat de man met het grijze haar een knuppel had en de andere man een ijzeren staaf. De man met de ijzeren staaf sloeg een koplamp en een ruit stuk en pakte [slachtoffer 2] bij haar hals vast. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de aanvankelijke verklaring van de medeverdachte dat hij ook een paar ramen uit de auto had geslagen, kan nu het geweld plaatsvond aan de openbare weg en in vereniging is gepleegd, het primair ten laste gelegde bewezen worden verklaard.
Met betrekking tot feit 4.
Op grond van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd.
Met betrekking tot de feiten 5. en 6.
De officier van justitie heeft veroordeling van deze feiten gevorderd, zulks gelet op de bekennende verklaring van verdachte en het proces-verbaal rijden onder invloed.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot feit 1.
De raadsvrouw heeft het volgende aangevoerd.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kwamen ongevraagd de woning van de medeverdachte binnen. In de woning werd flink gedronken. Daarna vond het geweld plaats. De verklaringen die [slachtoffer 2] heeft afgelegd, moeten door de vele tegenstrijdigheden als volkomen onbetrouwbaar worden gezien. Uit de telefoontaps blijkt dat [slachtoffer 2] bewust gelogen heeft in haar verklaring. Ook heeft ze met [slachtoffer 1] besproken wat zij allemaal bij de politie heeft gezegd, in de hoop hun verklaringen op elkaar af te kunnen stemmen.
Verdachte en zijn medeverdachte zijn stellig geweest dat het gevonden wapen niet van hen was. Bovendien is het wapen gevonden onder de stoel waar [slachtoffer 1] had gezeten. Nu een aantal aanwijzingen de versie van het verhaal van verdachte en zijn medeverdachte ondersteunen, kan worden aangenomen dat [slachtoffer 1] de aanvankelijk de agressor was.
Het geweld moet, aldus de raadsvrouw, uit elkaar gehaald worden. Er was sprake van geweld in de woning en daarbuiten. Ten aanzien van het geweld in de woning was het door verdachte gepleegde geweld beperkt tot het naar buiten werken van [slachtoffer 1] . Daarbij heeft verdachte [slachtoffer 1] geslagen. Buiten heeft verdachte geen geweld toegepast.
Nu het geweld niet zodanig was dat dat tot zwaar lichamelijk letsel zou kunnen leiden, dient verdachte vrijgesproken te worden van het primair ten laste gelegde. Ook van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling dient vrijspraak te volgen omdat er sprake was van noodweer. Verdachte wilde de agressieve, met een wapen dreigende [slachtoffer 1] uit de woning van de medeverdachte hebben. Verdachte was daartoe gerechtigd en het geweld dat verdachte daarvoor gebruikte was proportioneel.
Met betrekking tot feit 2.
Nu geen sprake is van het beschadigen danwel onbruikbaar maken van het hek, dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
Met betrekking tot feit 3.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat nadat ruzie tussen verdachte en zijn medeverdachte enerzijds en [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] anderzijds is ontstaan, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het erf van verdachte zijn gejaagd. Dat ging hardhandig waarbij de verdachte met een stok de ruiten van de auto van [slachtoffer 4] heeft ingeslagen en de medeverdachte [slachtoffer 2] heeft geslagen. Nu de geweldpleging plaatsvond op het erf van verdachte, te weten in diens tuin, was sprake van een besloten plaats. Het was donker en het geweld was niet voor derden zichtbaar. Gelet daarop is geen sprake van openlijke geweldpleging en verdachte dient dan ook van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte enkel voor vernieling veroordeeld kan worden nu hij in het geheel niet betrokken was bij enige mishandeling. Zijn opzet was daar niet op gericht, ook niet in voorwaardelijke vorm.
Met betrekking tot de feiten 4., 5. en 6.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat gelet op de bekennende verklaring van verdachte, voor deze feiten een bewezenverklaring kan volgen.
Oordeel van de rechtbank
Met betrekking tot feit 1.
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan van het primair ten laste gelegde feit en dat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Voor zover de verweren van de raadsvrouw betrekking hebben op dit onderdeel van de tenlastelegging kunnen deze onbesproken blijven.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het onder feit 1. subsidiair ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 13 februari 2017, opgenomen op pagina 160 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017038338 d.d. 13 februari 2017, inhoudende als verklaring van verdachte:
A: We zaten in de woning van [medeverdachte] .
A: Op enig moment grepen [medeverdachte] en [slachtoffer 1] elkaar. [medeverdachte] greep [slachtoffer 1] beet en trok hem naar buiten.
V: Heb jij toen het tussen [medeverdachte] en [slachtoffer 1] mis ging, ook wat gedaan?
A: Ik denk dat ik die [slachtoffer 1] een keer of vier à vijf heb geslagen. Ik weet zeker dat ik hem geraakt heb. Ik sloeg hem om [medeverdachte] te helpen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 februari 2017, opgenomen op pagina 164 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
A: Ik was bij [medeverdachte] thuis en we zaten aan de tafel in de bijkeuken. [medeverdachte] kreeg ruzie met [slachtoffer 1] . Ik zag dat [medeverdachte] opstond en [slachtoffer 1] een klap in het gezicht gaf.
V: Wie is begonnen met slaan?
A: [medeverdachte]
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 28 februari 2017, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 12 februari 2017 zijn we naar de woning van [medeverdachte] te [pleegplaats] gegaan.
Terwijl ik de serre uitliep naar buiten, voelde ik een enorme klap op mijn achterhoofd. Ik voelde direct een hevige pijn. Ik ben door mijn knieën gegaan en viel op de grond. Terwijl ik op de grond lag zag en voelde ik dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) en [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte] ) mij op diverse plaatsen op mijn lichaam schopten en sloegen. Ik voelde hevige pijn op de plaatsen waar ik geraakt werd. Ik heb mijn hoofd afgedekt met mijn handen om mijzelf te beschermen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 13 februari 2017, opgenomen op pagina 172 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Ik zag dat [verdachte] hem ook een aantal keren sloeg. [verdachte] heeft die [slachtoffer 1] zowel binnen als buiten geslagen.
De raadsvrouw heeft een beroep gedaan op noodweer ten aanzien van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde, voor zover dit geweld in de woning plaatsvond. Daartoe heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte de agressieve, met een wapen dreigende [slachtoffer 1] uit de woning van de medeverdachte wilde hebben. Zijn geweld was beperkt tot het naar buiten werken van [slachtoffer 1] , waartoe hij gelet op de situatie gerechtvaardigd was en zijn handelen was ook proportioneel.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting komt de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich heeft moeten verdedigen.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] ruzie kreeg met [slachtoffer 1] , dat [medeverdachte] opstond en [slachtoffer 1] een klap in het gezicht gaf. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] een keer of vier a vijf heeft geslagen en dat hij hem sloeg om [medeverdachte] te helpen.
De rechtbank stelt onder meer op grond van het voorgaande vast dat de medeverdachte als eerste geweld heeft gebruikt jegens [slachtoffer 1] en dat ook verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen.
Dat verdachte daartoe genoodzaakt was, omdat [slachtoffer 1] de medeverdachte bedreigde met een wapen, acht de rechtbank niet aannemelijk. Verdachte heeft op 21 februari 2017 verklaard dat de hand van [slachtoffer 1] in zijn jaszak verdween. Dit biedt naar het oordeel van de rechtbank echter onvoldoende ondersteuning aan de stelling van de verdediging dat sprake was van een noodsituatie, omdat verdachte ook heeft verklaard dat hij niet weet of [slachtoffer 1] hierbij wat zei en bovendien in het geheel niet heeft gesproken over bedreigingen van [slachtoffer 1] richting [medeverdachte] of verdachte, of dat hij de indruk had dat [slachtoffer 1] een pistool in zijn jaszak had.
Aan het feit dat in de woning van verdachte een vuurwapen is aangetroffen kan ook niet de betekenis worden gehecht die de verdediging daaraan toegekend wenst te zien. De verklaringen van de verschillende betrokkenen over de aanwezigheid van een of meer vuurwapen(s), aan wie dat/die wapen(s) toebehoorde(n) en wat er mee gedaan is, lopen sterk uiteen. Zo hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onder meer verklaard dat verdachte een wapen had en dat wapen op hen heeft gericht. Zowel de verklaringen van verdachte, de medeverdachte als die van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn naar het oordeel van de rechtbank op dit punt niet zonder meer betrouwbaar. Niet is komen vast te staan aan wie het aangetroffen wapen toebehoort. Voor zover er al vanuit gegaan zou moeten worden dat het wapen van [slachtoffer 1] is, wil dat nog niet zeggen dat er sprake is geweest van een bedreigende situatie voor verdachte die hem noopte tot verdediging.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat de feitelijke gang van zaken waar de verdediging het beroep op noodweer op heeft gebaseerd, niet aannemelijk is geworden. Het beroep op noodweer wordt verworpen.
Met betrekking tot feit 2.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat verdachte van het ten laste vrijgesproken dient te worden nu zowel verdachte als zijn medeverdachte hebben verklaard dat zij het hek slechts uit de sponning hebben gehaald. De rechtbank kan ook uit de overige stukken niet vaststellen dat het hek is vernield.
Met betrekking tot feit 3.
De raadsvrouw heeft -zakelijk weergegeven- betoogd dat het geweld niet op de openbare weg heeft plaatsgevonden. De rechtbank is het volgende van oordeel. Uit onderstaande bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 4] heeft verklaard dat hij zijn auto voor het hek van de woning heeft geparkeerd. Voorts is uit de foto's op pagina 41 en 42 van het proces-verbaal van politie gebleken dat zowel op de oprit als op het fietspad glasscherven liggen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het geweld tegen de auto en [slachtoffer 2] plaatsgevonden op en aan de openbare weg. Het feit dat het op dat moment donker was, doet daaraan niets af.
Bovendien gaat het bij openlijk geweld zoals tenlastegelegd om geweld dat voor derden zichtbaar had kunnen zijn. Niet is vereist dat publiek aanwezig was bij of dat vrij zicht bestond op de geweldpleging.
De raadsvrouw heeft verder aangevoerd dat verdachte slechts voor de vernieling veroordeeld kan worden nu hij in het geheel niet betrokken was bij enige mishandeling. Op grond van onderstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen die jegens [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] zijn verricht kunnen worden gezien als een aaneengesloten samenstel van gedragingen en waaraan verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte en heeft verdachte zich daarmee schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 7 februari 2017, opgenomen op pagina 44 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
V: Kun je mij vertellen hoe de avond is verlopen?
A: Hoe ging dat? Ik was gewoon thuis en [medeverdachte] was bij me. Toen kwamen die anderen eraan. [slachtoffer 2] en die vechterbaas uit [pleegplaats] . En nog een maar die ken ik niet van naam.
V: Er is aangifte gedaan van vernieling van de bus waar die mensen mee kwamen. Wat is
jouw rol hierin?
A: Daar zijn een paar ramen uitgeslagen.
V: Door wie?
A: Ik heb er ook twee uuthouwd.
V: Waarmee heb je dat gedaan?
A: Er lag nog een dikke houten stok.
V: Heeft [medeverdachte] ook op de bus ingeslagen?
A: Ja, het ging allemaal zo vlug. Ik weet het niet meer hoor.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 februari 2017, opgenomen op pagina 28 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017030438 d.d. 17 februari 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik rijd in een auto, een Mercedes Benz bestelauto, type Viano Cdi 3.0.
Gisteren, donderdag 2 februari 2017 omstreeks 23:00 uur ben ik met [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] in mijn auto naar [pleegplaats] gereden. Ik parkeerde mijn Mercedes voor het hekwerk van de woning waar wij moesten zijn. Ik parkeerde mijn auto daar geheel onbeschadigd.
Ik liep naar buiten en ben in de auto achter het stuur gaan zitten. [slachtoffer 1] ging met mij mee en ging achterin zitten. Dit was toen inmiddels vrijdag 3 februari 2017 omstreeks 02:00 uur. [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) kwam als laatste achter ons aan. Ik zag dat de beide voor mij onbekende mannen achter [slachtoffer 2] aanliepen. De man met het grijze haar had een soort knuppel in de hand. De andere man had iets van ijzer in zijn hand.
Ik zag dat de man met de ijzeren staaf toen kennelijk opzettelijk de rechterkoplamp met die ijzeren staaf kapot sloeg. Op nagenoeg hetzelfde moment zie ik dat de man met het grijze haar met zijn knuppel de rechter voorruit kennelijk opzettelijk kapot slaat. [slachtoffer 2] ziet wel kans om in de auto te stappen. Ik probeer op dat moment al achteruit te rijden om daar zo snel mogelijk weg te kunnen zijn. Ik zag toen dat die man met de ijzeren staaf naar de zijkant van de auto ging en dat hij wederom kennelijk opzettelijk de ruit in de zijdeur kapot sloeg. Ik zag dat die man zijn hoofd door het vernielde ruit naar binnen stak. Ik zag ook dat hij kans zag om [slachtoffer 2] om de hals beet te pakken. Ik reed op dat moment nog steeds langzaam achteruit.
De man met het grijze haar probeerde ons als het ware tegen te houden. Ik zag dat hij achter de auto stond. Ik zag dat hij kennelijk opzettelijk de achterruit van mijn auto er uit sloeg.
2.1.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 3 februari 2017, opgenomen op pagina 31 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017030438 d.d. 17 februari 2017, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik wens aangifte te doen van eenvoudige mishandeling en bedreiging tegen mij op vrijdag 3 februari 2017, gepleegd tussen 02:00 uur en 03:00 uur. Het vond plaats op het erf c.q. openbare weg ter hoogte van perceel [straatnaam] , gelegen buiten de bebouwde kom van [pleegplaats] in de gemeente Ooststellingwerf Fr.
Ten gevolge van deze mishandeling heb ik letsel opgelopen rechtsachter op mijn rug. Ik ben daar beurs geslagen met een honkbalknuppel. [slachtoffer 1] stapte rechtsvoor in de auto. Ik en [slachtoffer 4] liepen nog naar de auto toe. Ik zag dat [verdachte] en [medeverdachte] beide een zogenaamde honkbalknuppel vasthielden. Ik zag, dat [verdachte] op mij afkwam en enige malen met de knuppel op mij insloeg. Of [medeverdachte] of [verdachte] mij raakte, weet ik niet, want op dat moment dook ik aan de bijrijderskant achterin de auto. Ik werd rechtsachter op mijn rug geraakt.
Wij zaten op een gegeven moment met zijn drieën in de auto. [slachtoffer 4] zat achter het stuur en startte met moeite de auto en reed achteruit. Tijdens deze handelingen werd er door [verdachte] en [medeverdachte] vol met de honkbalknuppels op de Mercedes ingeslagen.
Van de Mercedes zag ik, dat een koplamp en een achterlicht kapot was geslagen c.q. vernield. De achterruit en twee zijruiten waren ook vernield.
2.2.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 februari 2017, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten [naam] en [naam] :
Op 3 februari 2017 zagen wij dat mevrouw [slachtoffer 2] een behoorlijke blauwe plek had in haar hals. Wij zagen dat de blauwe plek in haar hals ook behoorlijk was gezwollen.
Bijlage: 4 foto's (p. 41 en 42) met onderschrift: 1) Oprit [verdachte] [straatnaam] 40 te [pleegplaats] . Glasscherven rechts op de oprit en op fietspad. 2) Glasscherven op fietspad voor de woning van [verdachte] . 3) Witte en zwarte glasscherven op de oprit. 4) Witte en zwarte glasscherven op de oprit.
2.3.
Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 7 februari 2017, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
V: Wie heeft die bus vernield?
A: [verdachte] had een knuppel in de hand. Misschien heb ik er ook wel een paar uitgeslagen.
A: Ik heb door het raam van die auto [slachtoffer 2] nog een slag gegeven.
V: [slachtoffer 2] doet ook aangifte van mishandeling. Ze zegt dat ze een klap op haar rug heeft gehad. Van wie?
A: Ik weet dat niet meer maar het zou kunnen dat ik dat gedaan heb.
Met betrekking tot feit 4.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 4. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 maart 2017, opgenomen op pagina 66 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017056810 d.d. 23 maart 2017, inhoudende de verklaring van verdachte.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 maart 2017, opgenomen op pagina 32 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3] .
Met betrekking tot de feiten 5. en 6.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 5. en 6. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal d.d. 5 maart 2017, opgenomen op pagina 66 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2017056810 d.d. 23 maart 2017, inhoudende de verklaring van verdachte.
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal rijden onder invloed d.d. 21 maart 2017, opgenomen op pagina 25 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten [naam] en [naam] .
3. een geschrift, zijnde een uitdraai uit het politiesysteem d.d. 13 maart 2017.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. subsidiair, 3. primair, 4., 5. en 6. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1. Subsidiair
hij in de periode van 11 februari 2017 tot en met 12 februari 2017 te [pleegplaats] , in de gemeente Ooststellingwerf, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermalen tegen het lichaam te slaan;
3. ( parketnummer 18/025568-17)
Primair
hij op 3 februari 2017 te [pleegplaats] , in de gemeente Ooststellingwerf, met een ander, op en aan de openbare weg, de [straatnaam] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed en een persoon, te weten: een bestelauto, merk: Mercedes Benz, type Viano Cdi 3.0 en [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het slaan met de vuisten en met een houten knuppel en met een ijzeren stang tegen ruiten en lampen van die bestelauto en het bij de hals/keel grijpen van die [slachtoffer 2] ;
4. ( parketnummer 18/730143-17)
hij, als degene door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt, welke gedraging hij als bestuurder van een motorrijtuig had verricht en welk verkeersongeval had plaatsgevonden in [pleegplaats] op de [straatnaam] , aldaar, op 4 maart 2017 voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist aan een ander, te weten [slachtoffer 3] , schade was toegebracht;
5.
hij op 4 maart 2017 te [pleegplaats], in de gemeente Ooststellingwerf, als bestuurder van een voertuig, (personenauto, voorzien van het kenteken [nummer] ), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 760 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
6.
hij op 4 maart 2017 te [pleegplaats] , gemeente Ooststellingwerf, terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, de [straatnaam] , een motorrijtuig, (personenauto voorzien van kenteken [nummer] ), heeft bestuurd.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair Mishandeling.
3. primair Openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen
en
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
4. Overtreding van artikel 7 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994.
5. Overtreding van artikel 8 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994.
6. Overtreding van artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. subsidiair, 3. primair, 4., 5. en 6. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met als bijzondere voorwaarden een ambulante behandeling bij Verslavingszorg Noord Nederland en een meldplicht bij Verslavingszorg Noord Nederland. Ten aanzien van feit 6. heeft de officier van justitie nog een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen gevorderd voor de duur van zeven maanden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, aangevuld met een voorwaardelijk straf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. In verband met zijn fysieke problemen is een aanvullende onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk. De raadsvrouw acht een ambulante behandeling bij Verslavingszorg Noord Nederland niet noodzakelijk nu verdachte inmiddels is gestopt met zijn alcoholgebruik. Bovendien heeft verdachte zich via zijn huisarts al gemeld bij Verslavingszorg Noord Nederland. Ten aanzien van de overtredingen van de Wegenverkeerswet refereert de raadsvrouw zich.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan een mishandeling en tweemaal openlijk geweld. Verder heeft hij terwijl hij onder invloed en zonder geldig rijbewijs reed, schade aan een auto toegebracht en de plaats van het ongeval verlaten. Ook de mishandeling en de openlijke geweldplegingen werden gepleegd terwijl verdachte onder invloed van alcohol was. Door zijn handelen heeft hij geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van anderen.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte onder invloed van negatieve contacten en als gevolg van overmatig alcoholgebruik verkeerde beslissingen neemt. Bovendien veroorzaakt overmatig alcoholgebruik 'een kort lontje'. Voorts is verdachte een man die slecht zijn grenzen bewaakt en er vaak te laat achter komt dat hij zich met verkeerd gezelschap inlaat.
Verdachtes alcoholgebruik blijft (voorlopig) een risicofactor voor recidive, alsmede zijn deels negatieve sociale netwerk. Verdachte heeft goede voornemens, maar de tijd zal moeten leren of hij kan stoppen met zijn alcoholgebruik en afstand kan nemen van de negatieve contacten in zijn sociale netwerk. De reclassering adviseert daarom oplegging van een werkstraf en een gecombineerde gevangenisstraf, waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Voorts adviseert de reclassering de bijzondere voorwaarden van ambulante behandeling en reclasseringstoezicht op te leggen.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, eerder onherroepelijk is veroordeeld voor overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank acht de feiten te ernstig om conform het verzoek van de raadsvrouw te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend en geboden en zij zal dan ook een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren opleggen. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals de reclassering deze heeft geadviseerd. Ook zal de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair en 2 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair, 3. primair, 4., 5. en 6. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot drie maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich, zodra hij daartoe wordt uitgenodigd, meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland te Leeuwarden en zich blijft melden zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Verslavingszorg Noord Nederland of soortgelijke ambulante forensische zorg, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn alcoholgebruik.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ten aanzien van feit 4., 5. en 6. voorts:
Ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen-bromfietsen daaronder begrepen- voor de tijd van zeven maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door D. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 juli 2017.
Mr. Lootsma-Oude Nijeweme is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.