ECLI:NL:RBNNE:2017:3004

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 juli 2017
Publicatiedatum
7 augustus 2017
Zaaknummer
18/730112-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van cocaïne met strafoplegging en voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 20 juli 2017 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende een periode van ongeveer zes maanden heeft beziggehouden met de verkoop van cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 weken, waarvan 17 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren opgelegd. De rechtbank heeft ook de teruggave van een in beslag genomen telefoon gelast en een geldbedrag van 140 euro verbeurd verklaard.

De verdachte, geboren in 1967 en woonachtig in Beilen, is tijdens de zitting van 6 juli 2017 verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. E. van der Meer. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. E.I. de Ruiter. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk verkopen en aanwezig hebben van cocaïne in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 24 maart 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde heeft bekend en heeft de bewijsvoering gebaseerd op zijn verklaring en een proces-verbaal van de politie.

De rechtbank heeft de ernst van de feiten in overweging genomen, waaronder de gezondheidsrisico's van harddrugs en de overlast die de verdachte in zijn woonomgeving veroorzaakte. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de verslavingsproblematiek van de verdachte en de positieve wending in zijn leven. De opgelegde straf is bedoeld om de verdachte te stimuleren zijn behandeling voort te zetten en niet terug te vallen in drugsgebruik en -handel. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de straf conform de landelijke oriëntatiepunten voor drugshandel vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730112-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 juli 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
thans verblijvende te Altingerweg 1, 9411 PA Beilen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. E.I. de Ruiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2016 tot en met 24 maart 2017 te Drachten, (althans) in de gemeente Smallingerland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 24 maart 2017 te Drachten, (althans) in de gemeente Smallingerland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2.96 gram, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal (telkens) bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; (artikel 2 onder C van de Opiumwet).

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1. en 2. ten laste gelegde kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven dat het onder 1. en 2. laste gelegde kan worden bewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1. en 2. bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juli 2017;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van relaas, d.d. 4 mei 2017, opgenomen op pagina 7 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2017076030 d.d. 4 mei 2017, inhoudende de verklaring van verbalisant [naam].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 24 maart 2017 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen opzettelijk heeft verkocht en verstrekt, telkens een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 24 maart 2017 te Drachten, in de gemeente Smallingerland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,96 gram van een materiaal telkens bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1. en 2. ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 weken met aftrek van het voorarrest, waarvan 17 weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd en beschreven in het rapport van Verslavingszorg Noord Nederland (hierna: VNN), d.d.13 juni 2017. Daarnaast heeft de officier van justitie een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting aangegeven de eis van de officier van justitie te kunnen volgen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer een half jaar bezig gehouden met het verhandelen van cocaïne, een harddrug die op lijst I van de Opiumwet staat. Harddrugs leveren grote gevaren op voor de gezondheid. Ook is het een feit van algemene bekendheid dat het dealen en het gebruik van verdovende middelen vaak gepaard gaan met verschillende vormen van criminaliteit, waardoor de samenleving schade wordt berokkend.
Bovendien was er sprake van veel overlast in de woonomgeving van verdachte. Verschillende buurtbewoners hebben bij de politie een melding gedaan in verband met de vele korte bezoeken die verdachte ontving aan zijn adres.
Uit het rapport van VNN, d.d. 13 juni 2017 blijkt dat verdachte al jaren kampt met een verslaving aan cocaïne. Wegens een traumatische ervaring is verdachte in oktober 2016 wederom teruggevallen in het gebruik van cocaïne, nadat hij bijna zes jaar clean is geweest. Verdachte verblijft sinds 11 mei 2017 in het Intramuraal Motivatie Centrum (IMC) te Beilen. De reclassering geeft aan dat het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het behandeltraject en verdachtes motivatie zou doorkruisen.
De rechtbank neemt de landelijke oriëntatiepunten voor handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet neergelegde verbod als uitgangspunt. Verdachte heeft ongeveer een half jaar lang in harddrugs gehandeld. Het uitgangspunt voor de op te leggen straf zal daarom acht maanden gevangenisstraf zijn.
De officier van justitie heeft bij haar eis sterk rekening gehouden met de positieve wending die verdachte aan zijn leven heeft gegeven. De rechtbank zal de officier van justitie volgen in haar eis, ook om verdachte aan te moedigen op de ingeslagen weg voort te gaan en zich niet meer met drugs in te laten.
De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 weken opleggen met aftrek van het voorarrest, waarvan 17 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en daaraan gekoppeld algemene voorwaarden en de bijzondere voorwaarden, zoals die door de officier van justitie zijn gevorderd en door de reclassering zijn voorgesteld. Dit betekent dat aan verdachte als bijzondere voorwaarden worden opgelegd: een meldplicht, continuering van de reeds aangevangen klinische behandeling bij het IMC te Beilen, een ambulante behandelverplichting in het kader van terugvalpreventie middelen bij FACT VNN en een ambulante behandelverplichting bij de forensische poli VNN, indien het IMC en de reclassering dit noodzakelijk achten. Verdachte wordt zo in de gelegenheid gesteld zijn klinische behandeling af te maken en zal daarna worden ondersteund door de reclassering, opdat hij niet opnieuw in drugsgebruik en drugshandel zal vervallen.
Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, passend en geboden en zal deze aan verdachte opleggen.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een telefoon van het merk Samsung, moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
De rechtbank acht - met de officier van justitie - het inbeslaggenomen geldbedrag van € 140,00 vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het aannemelijk is dat verdachte dit geld heeft verdiend met de handel in harddrugs en verdachte zijn stelling dat het geld afkomstig is van een buurvrouw, die hem geld heeft gegeven om nieuwe fietsonderdelen te kopen voor de fiets die hij voor haar repareerde, niet heeft onderbouwd.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 24 weken.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 17 weken, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de (eventuele) uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich meldt bij de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland (locatie: Drenthe en/of Friesland). De veroordeelde moet zich hier blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
2. dat de veroordeelde wordt verplicht om de opname in het Intramuraal Motivatie Centrum (IMC) te Beilen, voor de duur van maximaal een half jaar, met goed gevolg af te ronden, zulks ter beoordeling van de reclassering. Binnen deze setting dient betrokkene zich te houden aan de aanwijzingen en afspraken. Het advies voor vervolgtraject is bindend;
3. dat de veroordeelde wordt verplicht mee te werken aan ambulante behandeling in het kader van terugvalpreventie middelen bij het FACT VNN (of soortgelijke ambulante zorg), zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
4. de veroordeelde wordt verplicht om, indien nodig bevonden door het IMC en de reclassering, mee te werken aan ambulante behandeling bij de Forensische Polikliniek VNN (of soortgelijke instelling). De ambulante zorg dient onder andere gericht te zijn op traumaverwerking. De veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die hem door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen € 140,00.

Gelast de teruggaveaan veroordeelde van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoon, merk Samsung.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. C.A.J. Tuinstra, rechters, bijgestaan door C. Veenstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2017.
mrs. Koelman en Tuinstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.