ECLI:NL:RBNNE:2017:2948

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2017
Publicatiedatum
2 augustus 2017
Zaaknummer
18-930249-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk profiteren uit de opbrengst van door misdrijf verkregen goederen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 1 augustus 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het opzettelijk profiteren uit de opbrengst van door misdrijf verkregen goederen. De verdachte heeft meermalen voordeel getrokken uit de opbrengst van criminele activiteiten, met name door het ontvangen van luxe goederen zoals een Mini Cooper, sieraden en vakanties, die betaald waren met geld dat afkomstig was van misdrijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat zij op de hoogte was van de criminele herkomst van deze goederen, zich niet heeft gedistantieerd van het gebruik ervan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en een werkstraf van 120 uren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is, aangezien er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid uitsluiten. De uitspraak is gedaan na een uitgebreid bewijsonderzoek, waarbij verklaringen van medeverdachten en opgenomen gesprekken zijn gebruikt als bewijs. De rechtbank heeft de bewezenverklaarde periode van de feiten beperkt en de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930249-15
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 1 augustus 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juni 2016, 30 augustus 2016, 26 juni 2017 en 27 juni 2017.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam. Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is bij gewijzigde tenlastelegging ten laste gelegd dat:
zij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks
de periode van 1 december 2014 tot en met 18 september 2015, in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens)
(opzettelijk) uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel
heeft getrokken,
hebbende verdachte en/of die mededader(s) (telkens) (opzettelijk)
levensonderhoud, een auto (Mini Cooper), een vakantie, een of meer sieraden,
kleding en/of (andere) luxe artikelen, die/dat (telkens) waren/was betaald
met/van door misdrijf verkregen geld, genoten en/of in ontvangst genomen (van
[medeverdachte] ) (terwijl verdachte (telkens) redelijkerwijs moest vermoeden dat
het door misdrijf verkregen goederen) betrof)
art 416 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 417bis lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
zij in of omstreeks de periode van 1 december 2014 tot en met 18 september 2015, in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, levensonderhoud, een auto (Mini Cooper), een vakantie, een of meer sieraden, kleding en/of (andere) luxe artikelen heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren/was uit enig misdrijf,
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) van het plegen van dat witwassen een gewoonte gemaakt;
art 420ter lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/sub b Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat verdachte van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en dat het subsidiair ten laste gelegde kan worden bewezen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat met name uit de in het dossier aanwezige OVC-gesprekken blijkt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen gedurende een pleegperiode van 31 januari 2015 tot en met 18 september 2015.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde. Hij heeft ten aanzien van het primair ten laste gelegde aangevoerd dat het bestanddeel 'opbrengst van enig uit misdrijf verkregen goed' en het voorwaardelijk opzet hierop niet kunnen worden bewezen. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde meent de raadsman dat niet kan worden bewezen dat verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op (gewoonte)witwassen. Voorts bepleit hij dat, indien er een veroordeling mocht volgen, de ten laste gelegde periode zeer moet worden ingekort.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie en de raadsman, de primair ten laste gelegde opzetheling wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is van oordeel dat uit de hierna vermelde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte meermalen opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel heeft getrokken. Uit opgenomen en uitgewerkte gesprekken van verdachte en de verklaringen van [medeverdachte 2] blijkt immers dat verdachte uit de opbrengst van de door haar vriend [medeverdachte] gepleegde misdrijven, een vakantie heeft genoten en een Mini Cooper, sieraden en kleding in ontvangst heeft genomen. Nu verdachte wist van de criminele herkomst van deze goederen heeft zij daartoe opzet gehad.
De rechtbank zal de bewezenverklaarde pleegperiode beperken.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Eenheid Noord, [naam onderzoek] (03DRW14013), inhoudende in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en andere schriftelijke bescheiden, waaronder,
opgenomen in persoonsdossier [medeverdachte 2] V-002 van voornoemd dossier:
- als verklaring van [medeverdachte 2] op pagina 392 e.v.: De opbrengst van het eerste cocaïnetransport in november 2014 voor [medeverdachte] was iets minder dan € 200.000. [medeverdachte] hield ongeveer 3,5 kilo pure cocaïne voor zichzelf over. Voor het tweede transport was de winst voor [medeverdachte] 480.000 euro. We verkochten de cocaïne naar het buitenland. Met het geld is een Mini Cooper S gekocht en is 10.000 euro aan een vakantie in Sardinië besteed.
- als verklaring van [medeverdachte 2] op pagina 426 e.v.: De Mini Cooper is aangeschaft zonder inruil. [medeverdachte] gaf uit; [verdachte] kreeg genoeg. Elke dag geld voor benzine voor de mini. Horloge en armbandjes. Alles van [verdachte] werd betaald. De vakantie naar Sardinië, [medeverdachte] betaalde alles.
2. opgenomen in persoonsdossier [verdachte] V-004 van voornoemd dossier:
- als verklaring van [verdachte] op pagina 28: De laatste paar maanden van mijn stage maakte ik gebruik van een auto, een Mini Cooper. Ik kreeg de sleutel van de Mini
van [medeverdachte] .
- als verklaring van [verdachte] op pagina 22: In juli/augustus 2015 ben ik in Italië op vakantie geweest. Ik was met [medeverdachte] in Sardinië.
- uit OVC-gesprek op 9 mei 2015, pagina 101: [medeverdachte] en [verdachte] in auto. [medeverdachte] heeft een envelop met geld gekregen van [voornaam 1] . Gaat over 5000 euro ophalen, over een verstopplek in huis en een gat in de muur.
D: 5000 euro ophalen ?
S: Ja, ik heb geld om te wisselen..,.ntv. Maar ik ga daar 100.000 euro in mijn eigen huis verstoppen, Met vijfhonderdjes. lk heb een hele mooie plek gevonden. Een gat in de muur.
- uit OVC-gesprek op 6 augustus 2015, pagina 142, tussen [medeverdachte] en [verdachte] :
S: Twee, twee kilo kost mij 60.000 met transport 70. Pak dat huis 150.000 euro. En als ik het dan heb kom ik ga naar huis slapen. Ja luister als we elke.. Als we weekend komen vrijdag komen en maandag terug, met vliegtuig auto en zo
D: Ja.
- in een agenda van verdachte, pag. 118, staat vermeld bij 23 maart: auto gekregen.
- whats-app gesprekken met bijbehorende foto’s, pag 132 e.v.:
Gesprek [verdachte] en [voornaam 2] op 31 januari 2015: [verdachte] : Ohja en ik heb 100 euro gekregen om een jurkje te kopen. Gelijk jurkje gehaald van t geld van [medeverdachte] .
Gesprek [verdachte] en [voornaam 2] op 3 februari 2015: [voornaam 2] : Die man zwemt in drugsgeld?
[verdachte] : lk zou hem zo helemaal kunnen uitbuiten.
[voornaam 2] : Drugsbaron meets jeugdzorg. Goede combi inderdaad.
- een gesprek tussen [verdachte] en [voornaam 3] Iphone op 21 februari 2015:
[verdachte] : ik heb een [merk horloge] gekregen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
zij op verschillende tijdstippen in de periode van 31 januari 2015 tot en met 18 september 2015 in Nederland, telkens opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel heeft getrokken, hebbende verdachte opzettelijk een auto (Mini Cooper), een vakantie, sieraden en kleding, die waren betaald met door misdrijf verkregen geld, genoten en/of in ontvangst genomen van [medeverdachte] .
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft -indien ondanks de bepleite vrijspraak een veroordeling mocht volgen- gepleit voor het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportage, het haar betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft herhaaldelijk opzettelijk voordeel getrokken uit geld dat door misdrijf verkregen was. Ondanks het feit dat zij wist dat dit geld door misdrijf verkregen was, heeft zij zich niet van het gebruik ervan gedistantieerd. De rechtbank rekent verdachte deze handelwijze aan. Tevens betrekt de rechtbank bij de strafbepaling dat niet is gebleken dat verdachte het laakbare van haar handelen inziet en daarvoor geen enkele verantwoordelijkheid neemt.
Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat de periode waarbinnen verdachte financieel heeft geprofiteerd relatief beperkt is gebleven, zij geen justitiële documentatie heeft en het erop lijkt dat verdachte op een positieve wijze aan haar toekomst wil werken.
Vanwege voormelde ernst van het bewezen verklaarde is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Het voorwaardelijke strafdeel dient als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat zij zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.

Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Beveelt voorts dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter,
mr. H.H.A. Fransen en mr. R. Depping, rechters,
bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 augustus 2017.