ECLI:NL:RBNNE:2017:2832

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2017
Publicatiedatum
27 juli 2017
Zaaknummer
18-950001-17
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in cocaïne en speed met bijzondere voorwaarden

Op 27 juli 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het handelen in speed en cocaïne gedurende een periode van ruim twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk verkopen en verstrekken van deze verdovende middelen in de gemeente Emmen. De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de beperkte omvang van de handelspraktijken van de verdachte, die zich voornamelijk tot het clubhuis beperkten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een lagere straf op van 12 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel werden bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een drugsverbod. Tevens werd het inbeslaggenomen geldbedrag van € 570,00 aan de verdachte teruggegeven, omdat niet was aangetoond dat dit bedrag uit de opbrengsten van de strafbare feiten was verkregen. De rechtbank benadrukte de schadelijkheid van de handel in harddrugs voor de gezondheid van gebruikers en de samenleving, maar vond ook verzachtende omstandigheden die een lagere straf rechtvaardigden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/950001-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 27 juli 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 juli 2017.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo (Ov). Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. B. van der Burg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 december 2014 tot en met 13 januari 2017 in de gemeente Emmen en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine (speed), zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit de verklaring van [getuige] en uit verschillende opgenomen vertrouwelijke communicatie blijkt dat verdachte handelde in zowel speed als cocaïne gedurende een periode van ruim 2 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de tenlastegelegde handel in speed kan worden bewezen, gelet op de bekennende verklaring van verdachte. Verdachte moet worden vrijgesproken van de handel in cocaïne, nu de opgenomen gesprekken niet uitblinken in duidelijkheid en voor meerdere interpretaties vatbaar zijn. Voorts acht de raadsman de verklaring van [getuige] niet betrouwbaar.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 13 juli 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was zelf verslaafd aan speed. Mensen wisten dat ik speed bij mij had. Ik deelde wel eens wat uit. Mensen vroegen ook wel eens aan mij of ik wat mee wilde nemen en dat deed ik ook wel.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen opnemen vertrouwelijke communicatie van Politie Noord-Nederland d.d. 18 december 2014, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer [nummer] en onder naam [naam onderzoek] d.d. 15 maart 2017, inhoudende als relatering van verbalisant:
Procesverbaalnummer [nummer]
Opnemen Vertrouwelijke Communicatie (OVC) d.d. 14 december 2014 tussen 02:09:29 uur en 02:14:03 uur
Gesprek tussen een NNman en een NNvrouw.
Ze gebruiken beiden verdovende middelen. De vrouw vraagt of haar neus weer schoon is. De man zegt dat het hetzelfde is wat ze van [verdachte] hebben.
Opnemen Vertrouwelijke Communicatie (OVC) d.d. 14 december 2014 tussen 03:11:22 uur en 03:16:40 uur
[naam 1] zegt dat ze een borreltje drinken ..ok . maar dan ook nog een zakje...
[verdachte] : Moet je luuster'n [naam 2] vraagt mij een zakje..Ik zeg ik moet geld hebben voor eh Kiek ik ben wel zo nou ja betaal je niet ik pak gewoon die (onverstaanbaar)
[verdachte] : Maar daarbij dan komt [naam 2] en die moet drie hebben en die moet vier hebben.. .maar dat maakt mij niks uut..
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen opnemen vertrouwelijke communicatie van Politie Noord-Nederland d.d. 28 juli 2015, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Procesverbaalnummer [nummer]
Opnemen Vertrouwelijke Communicatie (OVC) d.d. 23 juli 2015 tussen 23:13:14 uur en 23:15:15 uur
Wordt gesnoven. Speed wordt er gezegd..
[verdachte] is erbij.. pak dit zo maar; grammetje coke..
[verdachte] snuift..niest...godver..
Gaan memberroom weer uit.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen opnemen vertrouwelijke communicatie van Politie Noord-Nederland d.d. 9 september 2015, opgenomen op pagina 82 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Procesverbaalnummer [nummer]
Opnemen Vertrouwelijke Communicatie (OVC) d.d. 5 september 2015 tussen 21:34:06 uur en 21:39:23 uur
[medeverdachte] : dit is speed volgens mij, heb ik donderdag opgepakt... .onvstb... weet helemaal niks meer..
[verdachte] zegt: dat er donderdag een zakje was waarvan die jongens zeiden dat het speed was.
Volgens [verdachte] had hij wel een zakje aan [medeverdachte] gegeven.
[medeverdachte] : dacht dat ik dit zakje in de zak gedaan had..
[verdachte] : nee ik heb [persoon 1] later ook wat gegeven..
Onvstb.. [naam 4] ..
[medeverdachte] : Ik proefde dit en toen nam dinges die nam ook wat en die zei ... onvstb.. kan deze niet zijn
[verdachte] : (ntv) dat is coke
[medeverdachte] : ik ruik dat direct, dat weet je, als het speed is ruik ik dat direct.
[verdachte] : dus niet
[medeverdachte] : ik zeg...die jongen. .00k zeiden ze ook die tabletten van [persoon 2] ..gewoon speed.
Nee die zijn gewoon scherp..
NN!: weet niet
[medeverdachte] : Als het speed is normaal dan ruik je het direct
[verdachte] : daar ga ik wel vanuit.
Gesnoven
Wordt gelachen..
[verdachte] : kan niet want ik maak nooit grapjes [naam 5] ..
Door elkaar gepraat..
[naam 5] : deze?
[verdachte] : nee deze niet want dit is coke..
[verdachte] ; onvstb... enveloppe. .of een zakkie
[verdachte] : dit is coke man krijg je in 1 keer onvstb
(…)
[verdachte] vraagt tussendoor nog aan NN of hij een tikkie speed wil hebben
NN : nee
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen opnemen vertrouwelijke communicatie van Politie Noord-Nederland d.d. 13 juli 2016, opgenomen op pagina 107 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Procesverbaalnummer [nummer]
Opnemen Vertrouwelijke Communicatie (OVC) d.d. 6 juli 2016 3:03 uur
[medeverdachte 1] zit met zijn vrouw [naam 6] in de auto en het volgende gesprek vindt plaats:
Vanaf opnameminuut 02:40 zegt [medeverdachte 1] dat hij gisteren een gesprek heeft gehad met " [schuilnaam verdachte] ".
[medeverdachte 1] vertelt: "ik kan die dure zo weer opstarten, daar krijg ik materiaal voor. O en ik wil [verdachte] natuurlijk niet voor de kop stoten. Dus ik weet nog niet of ik het ga doen." [medeverdachte 1] : "Want ik ga niet op de club verkopen, dat doe ik niet". [naam 6] : "Hoe zei je dat?", [medeverdachte 1] : "Ik ga niet op de club verkopen. Dat ga ik dus niet doen." [naam 6] : "Nee, dat is [verdachte] z'n zaakie."
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen opnemen vertrouwelijke communicatie van Politie Noord-Nederland d.d. 20 september 2016, opgenomen op pagina 126 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Procesverbaalnummer [nummer]
Opnemen Vertrouwelijke Communicatie (OVC) d.d. 15 september 2016 tussen 18:08:29 uur t/m 18:13:46 uur
[verdachte] : je weet wat hier de regels bennen...
[medeverdachte 2] … ja …
[verdachte] : je verkoopt hier wel ja..
[medeverdachte 2] : ik heb het voor mezelf meegenomen...(ovstb) voor mezelf...
[verdachte] : dat maakt toch niks uut.....of het voor jezelf is..mot je us luustern...of het voor jezelf is...(ovstb)...ik krijg nou het gevoel dat jij hier vaker wat verkoopt.. .want ik verkoop haast niks meer dus de afspraken bennen heel duudelijk [medeverdachte 2] ... .als er iemand bij je komt... dan zeg je... .ga naar de pres van Emmen (fon.).....(ovstb)....de jongens uit Heerenveen deden dat ook.....zo hoort dat... en niet eerst komen ik heb het voor mezelf meegenomen... dat maakt niks uut dat benn'n de regels....ik doe dat hier....dat is in het verleden zo gegaan....als iemand zegt: ik heb niet meer.... (ovstb) ... niemand trekt mekaar het vel over de oren.....ik gun ook een andere wat....dat benn'n niet de afspraken.....volgende keer....(ovstb).... kiek en nou had ik toevallig niks....
[medeverdachte 2] : ...is goed... .ja....
[verdachte] : ....ik wel opletten dat het niet gebeurd....
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen opnemen vertrouwelijke communicatie van Politie Noord-Nederland d.d. 28 september 2016, opgenomen op pagina 142 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Procesverbaalnummer [nummer]
Opnemen Vertrouwelijke Communicatie (OVC) d.d. 23 september 2016 om 1:24 uur
[medeverdachte 1] en [medeverdachte] stappen in de auto.
[medeverdachte 1] :Zo, en die zat, die zat in de latten. Dus die kon geen inkopen of niks meer doen. Ja, ik kan dat ook niet. Maar goed, ik kan nog wel een potje breken ergens.
[medeverdachte] Dat snap ik ook wel. Er ben wel meer die dat kunnen, maar ze zitten allemaal in de spagaat, omdat [verdachte] verkooprechten in principe een beetje heeft.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 22 juni 2017, bijgevoegd bij voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige] :
U vraagt mij hoe ik aan de kennis kwam dat er in de container van de [naam club 1] veel coke werd gesnoven en dat er altijd cocaïne was en dat dit voornamelijk verkocht werd door [verdachte] . Dat is wat je ziet en hoort. Ik mocht zelf vanaf maart 2016 in de [naam club 1] ruimte komen. Dat [verdachte] coke verkocht kon je zien. De jongens van [naam club] Groningen vroegen mij wel eens 50 euro te leen om coke bij [verdachte] te kopen. Het was algemeen bekend dat je ervoor moest zorgen bij hem te kopen. Ik heb zelf gezien dat [verdachte] verkocht. Alleen [verdachte] mocht in Emmen verkopen. Dat was algemeen bekend.
U vraagt mij hoe ik weet dat [verdachte] altijd een voorraadje bij zich had. Hij had een aantal ponypack bij zich. Hij kon altijd leveren. Hij had dat in zijn broekzak.
De officier van justitie houdt mij voor dat in de opgenomen gesprekken in het clubhuis wordt gesproken over brokjes en vraagt mij wat hiermee wordt bedoeld. Met brokjes wordt coke bedoeld. Dat er veel wordt gehakt en gesnoven betekent dat met een pasje de coke wat fijn wordt gemaakt en dat mensen het daarna opsnuiven.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsman heeft betoogd dat de verklaring van [getuige] niet voor het bewijs kan worden gebezigd. Hij heeft daartoe primair aangevoerd dat [getuige] gedurende diens verhoor door de rechter-commissaris is beïnvloed door de bij het verhoor aanwezige beveiliger.
De rechtbank is van oordeel dat er, gelet op het proces-verbaal van bevindingen en verrichtingen van de rechter-commissaris van 23 juni 2017 en het aanvullend proces-verbaal van 28 juni 2017, geen enkele aanleiding is om aan te nemen dat de interventies door de beveiliger betrekking hebben gehad op de inhoud van de door de getuige afgelegde verklaring. Het contact tussen de beveiliger en de getuige – die in een afgeschermde setting moest worden gehoord – zag op de manier waarop de getuige plaats heeft genomen achter het scherm en had als doel te voorkomen dat de getuige zichtbaar was voor de verdediging.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van [getuige] niet betrouwbaar is, nu deze innerlijk tegenstrijdig is. De raadsman wijst met name op de verklaring van getuige bij de rechter-commissaris, waar hij enerzijds zegt dat hij niet in de portemonnee van verdachte kon kijken en anderzijds spreekt over een hele partij papiergeld in die portemonnee.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de verklaring van [getuige] met betrekking tot de handel in cocaïne wordt gesteund door de bovenaangehaalde OVC-gesprekken, niet gezegd kan worden dat die verklaring op dat punt niet betrouwbaar is.
Ten aanzien van de OVC-gesprekken overweegt de rechtbank dat de stelling van de verdediging dat de afgeluisterde gesprekken op een onjuiste wijze in het proces-verbaal zouden zijn opgenomen, op geen enkele wijze is onderbouwd. De rechtbank gaat derhalve uit van de juistheid van het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal zoals opgenomen in het procesdossier
Op grond van de hierboven aangehaalde opgenomen vertrouwelijke communicatie, in samenhang met de verklaring van [getuige] , komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte zowel in speed als in cocaïne heeft gehandeld.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 14 december 2014 tot en met 13 januari 2017 in de gemeente Emmen, meermalen, telkens, opzettelijk heeft verkocht en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of amfetamine (speed), zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De officier van justitie vordert dat aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld van een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting bij VNN en een drugsverbod.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport d.d. 21 april 2017.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem door de reclassering d.d. 21 april 2017 opgemaakte rapportage, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Strafsectorvoorzitters (LOVS).
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim 2 jaren schuldig gemaakt aan - kort gezegd - handel in speed en cocaïne. Speed en cocaïne zijn voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stoffen. Het gebruik ervan is ook bezwarend voor de samenleving, nu dit vaak gepaard gaat met door verslaafden gepleegde criminaliteit. De handel in harddrugs dient dan ook krachtig te worden bestreden. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigt de handel in harddrugs de oplegging van een forse gevangenisstraf.
De rechtbank is echter van oordeel dat er omstandigheden zijn om af te wijken van de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten doorgaans pleegt te worden opgelegd. De rechtbank stelt daartoe allereerst vast dat de handelspraktijken van verdachte zich, voor zover valt te overzien, hebben beperkt tot het clubhuis en een relatief geringe omvang kenden.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op voornoemde omstandigheden en om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig zal maken aan het plegen van een strafbaar feit acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank is van oordeel dat verdachte een forse stok achter de deur nodig heeft om hem er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en de door hem ter zitting getoonde motivatie om zijn leven te veranderen daadwerkelijk door te zetten. De rechtbank legt verdachte daarom een groter voorwaardelijk strafdeel op dan door de officier van justitie geëist.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel bijzondere voorwaarden verbinden, te weten de meldplicht bij en toezicht door de reclassering, ook als dit inhoudt dat verdachte een (verdergaande) ambulante behandeling voor zijn drugsverslaving moet ondergaan, en een drugsverbod.
De rechtbank zal niet de bijzondere voorwaarde van behandeling door de GGZ voor zijn eetstoornis aan het voorwaardelijk strafdeel verbinden, aangezien er geen verband is tussen de bij verdachte geconstateerde eetstoornis en het voorkomen van recidive.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 570,00, moet worden teruggegeven aan verdachte nu niet is gebleken dat dit geldbedrag uit de baten van het bewezenverklaarde feit is verkregen en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 9 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na de uitspraak meldt bij de afdeling toezicht van Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Daarnaast houdt veroordeelde zich aan de aanwijzingen die hem door de reclassering worden gegeven, ook als dit inhoudt dat hij zich ambulant laat behandelen bij Verslavingszorg Noord Nederland;
2. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van drugs, zolang de reclassering dit nodig acht, en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloed-, urine- en/of speekselonderzoek.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen geldbedrag van € 570,00.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter, mr. H.H.A. Fransen en
mr. J.M.N. Blom, rechters, bijgestaan door mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 juli 2017.
Mr. J.M.N. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.