ECLI:NL:RBNNE:2017:2750

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
24 juli 2017
Zaaknummer
C/18/169026 / FA RK 16-2000
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van een minderjarige vreemdelinge die tijdens de procedure meerderjarig is geworden, met toetsing aan artikel 1:227 en 1:228 BW

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 9 mei 2017 uitspraak gedaan over de adoptie van een minderjarige vreemdelinge, [belanghebbende], die tijdens de procedure meerderjarig werd. De verzoekers, [naam 1] en [naam 2], hebben een verzoek tot adoptie ingediend, waarbij zij de rechtbank verzochten om de adoptie uit te spreken en te bepalen dat [belanghebbende] na adoptie de achternaam [naam 2] zal dragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat [belanghebbende] sinds 25 september 2012 in Nederland verblijft en dat zij tot haar meerderjarigheid onder voogdij stond van de Stichting Nidos. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de adoptie zorgvuldig gewogen, waaronder de sterke emotionele band tussen [belanghebbende] en de verzoekers, en de ondersteuning van de Raad voor de Kinderbescherming voor de adoptie.

De rechtbank heeft geoordeeld dat aan de wettelijke vereisten voor adoptie is voldaan, met inachtneming van de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft vastgesteld dat [belanghebbende] niets meer van haar ouders te verwachten heeft, aangezien er geen contact meer is en de ouders hun zorgplicht niet hebben vervuld. De rechtbank heeft ook overwogen dat de adoptie in het kennelijk belang van [belanghebbende] is, gezien haar achtergrond en de noodzaak voor een veilige en stabiele omgeving. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken en de wijziging van de achternaam van [belanghebbende] goedgekeurd.

De beschikking is gegeven te Groningen en is openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
zaak-/rekestnummer: C/18/169026 / FA RK 16-2000
beschikking van de meervoudige kamer d.d. 9 mei 2017
inzake
[naam 1],
en
[naam 2]
wonende te Groningen,
verzoekers,
hierna ook te noemen [verzoekers] ,
advocaat mr. U.H. Hansma, kantoorhoudende te Groningen.
Als belanghebbende in deze procedure is aangemerkt:
[naam 11], hierna ook te noemen [belanghebbende] .
PROCESVERLOOP
Verzoekers hebben op 29 juli 2016 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift met bijlagen ingediend. Daarin wordt verzocht bij beschikking – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad –:
1. de adoptie uit te spreken van
[naam 11]door pleegouders, [naam 1] en [naam 2] ;
2. te bepalen dat zij na adoptie zal heten: [belanghebbende] [naam 2] .
Op 25 november 2016 is ter griffie van deze rechtbank ingekomen een brief d.d. 21 november 2016, afkomstig van de Raad voor de Kinderbescherming te Groningen (verder te noemen de Raad).
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 1 december 2016. Daarbij zijn gehoord: [verzoekers] , bijgestaan door hun advocaat mr. U.H. Hansma, alsmede de heer [naam 4] namens de Raad. Tevens is bij gelegenheid van die zitting (als belanghebbende) gehoord de thans meerderjarige [belanghebbende] .
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
- [belanghebbende] verblijft vanaf 25 september 2012 in Nederland; mevrouw [naam 5] was tot het bereiken van de meerderjarige leeftijd door [belanghebbende] voogd van [belanghebbende] ;
- bij beslissing van de rechtbank Assen van 31 oktober 2012 is de Stichting Nidos tot (tijdelijk) voogd over [belanghebbende] benoemd;
- [belanghebbende] wordt sinds januari 2015 verzorgd door verzoekers; vanaf 16 juni 2015 zijn [verzoekers] voor de Stichting Nidos (hierna Nidos) op grond van een met Nidos gesloten contract pleegouders van [belanghebbende] ;
- [verzoekers] hebben sinds 2003 een relatie en wonen vanaf 2008 samen, eerst in Ten Boer en vanaf 2013 op hun huidige adres in Groningen;
- [naam 1] heeft de Duitse nationaliteit en [naam 2] heeft de Nederlandse nationaliteit.
Verzoekers hebben overgelegd kopieën van:
  • een brief van [naam 6] van 17 september 2014, gezondheidszorgpsycholoog, werkzaam bij Lentis Jonx, waaruit onder meer blijkt dat bij [belanghebbende] een posttraumatische stress-stoornis en een depressieve stoornis zijn vastgesteld;
  • een brief van [naam 7] van 30 juni 2016, gezondheidszorgpsycholoog, behandelaar van [belanghebbende] , werkzaam bij Lentis Jonx; daarin wordt onder meer gesteld dat er bij [belanghebbende] grote onzekerheid en angst bestaat zowel voor wat betreft haar vader als voor wat betreft haar verblijfsrechtelijke positie in Nederland;
  • een orthopedagogische rapportage over [belanghebbende] van 24 april 2015, van de hand van [naam 8] , werkzaam bij de Rijksuniversiteit Groningen; in dit rapport wordt onder meer onderschreven dat [verzoekers] [belanghebbende] een veilige en affectieve opvoedingsomgeving bieden; [belanghebbende] heeft deze nodig vanwege de het feit dat haar vertrouwen ernstig is beschadigd door verschillende ingrijpende gebeurtenissen in haar verleden, onder andere de achterlating van haar door haar vader;
  • een rapportage van Defence for Children van 30 april 2014 over het schriftelijk Voornemen tot besluitvorming van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) naar aanleiding van het asielverzoek van [belanghebbende] ; Defence for Children concludeert daarin dat [belanghebbende] , mede gezien haar minderjarigheid, in genoemd schriftelijk voornemen van de IND, ten onrechte is tegengeworpen dat zij niet beschikt over reis- en identiteitsdocumenten en dat zij haar asielrelaas door het gemis van haar vader niet op detailniveau kan vertellen;
  • een rapport van [naam 9] Slavist, gespecialiseerd in veiligheidsvraagstukken, van 21 juli 2016. Aan het einde van het rapport stelt hij onder meer dat inspanningen van Memoriaal om de identiteit van [belanghebbende] en haar vader formeel bevestigd te krijgen niet zijn gelukt. Pogingen werden echter niet tot het uiterste doorgezet om de veiligheid van de leden van Memoriaal en [belanghebbende] niet in gevaar te brengen. Na een niet uitputtende analyse van enkele contextuele aspecten kan het relaas van [belanghebbende] als ongewoon, maar plausibel worden beschouwd. Hiervan uitgaande kan de veiligheid van [belanghebbende] in Rusland in het geding zijn;
  • correcties en aanvullingen op het rapport van het nader gehoor, van 1 augustus 2013 van de hand van mr. [naam 10] , met als bijlage het rapport van nader gehoor van 26 juni 2013;
  • correcties en aanvullingen op het rapport van het eerste gehoor, van 4 maart 2013 van de hand van mr. [naam 10] , met als bijlage het rapport van eerste gehoor van 14 februari 2013;
  • brieven van [belanghebbende] aan het bestuur van de stad [geboorteplaats] en andere instanties om haar identiteit bevestigd te krijgen en de (afwijzende) reacties daarop van de overheden;
  • een email van 27 december 2012 van politieambtenaren van de politie Drenthe aan mevrouw [naam 5] over de aangifte van [belanghebbende] van vermissing van haar vader en de afname van DNA-materiaal voor onderzoek in de Data Vermiste Personen;
  • een email van 14 februari 2014 van een politieambtenaar van de politie Drenthe waarin deze aangeeft van mening te zijn op basis van de met [belanghebbende] gevoerde gesprekken dat haar vluchtrelaas op waarheid berust;
  • de paspoorten van [verzoekers] ;
  • een email van mevrouw [naam 5] aan mr. Pals van 7 februari 2014 waarin verslag wordt gedaan van de vergeefse inspanningen van [belanghebbende] om haar identiteit en asielrelaas bevestigd te krijgen door Russische instanties en overheden.
Standpunt van [verzoekers]
zijn van mening dat adoptie in het belang is van [belanghebbende] .
[belanghebbende] is geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] in Rusland. Zij heeft de Russische nationaliteit. Haar vader is [vader] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] . Haar moeder is [moeder] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] , en overleden bij de bevalling van [belanghebbende] .
[belanghebbende] is in Rusland opgevoed door haar vader, met wie zij in 2012 uit Rusland is gevlucht. Haar biologische vader heeft [belanghebbende] in Nederland achtergelaten en heeft sindsdien geen contact met [belanghebbende] gezocht.
[belanghebbende] heeft van haar biologische ouders niets meer te verwachten.
Vanaf het begin van het verblijf van [belanghebbende] in Nederland heeft Nidos de voogdij over haar gehad. Zij heeft bij het Nidos al vroeg aangegeven dat zij heel graag weer bij een gezin wil horen en om die reden graag geadopteerd wil worden. Na verblijf in de Beschermde Opvang is [belanghebbende] geplaatst in een pleeggezin. In dit gezin kreeg [belanghebbende] het gaandeweg steeds moeilijker, mede omdat het confronterend voor haar was om te zien hoe hecht het gezin was. Samen met de voogd heeft [belanghebbende] de beslissing genomen om te verhuizen naar een KWE (Kleine Wooneenheid) in Assen. In die periode had [belanghebbende] veel last van psychische klachten. [belanghebbende] wordt sinds januari 2015 verzorgd door [verzoekers] . [naam 1] kent [belanghebbende] vanaf september 2013 als mentor-leerling. [naam 1] is docente Duits aan het Werkmancollege te Groningen, waar [belanghebbende] naar het VWO gaat. In het schooljaar 2014 / 2015 heeft [naam 1] [belanghebbende] begeleid als studiecoach.
Vanaf januari 2015 kwam [belanghebbende] eerst meerdere dagen per week bij [verzoekers] thuis om te bezien of het contact goed zou verlopen. Al snel leidde de situatie ertoe dat [belanghebbende] hele weken bij [verzoekers] verbleef, e.e.a. in overleg met Nidos. Vanaf 16 juni 2015 is het contract met Nidos ingegaan en zijn [verzoekers] formeel een pleeggezin geworden. [belanghebbende] voelt zich zeer veilig en fijn in het pleeggezin. [verzoekers] zouden niets liever zien dan bestendiging van de bestaande relatie door middel van adoptie. [verzoekers] zijn van mening dat aan de wettelijke vereisten voor adoptie is voldaan.
Het Nidos ondersteunt de wens van [belanghebbende] om geadopteerd te worden. De voormalig voogd van [belanghebbende] , mevrouw [naam 5] , heeft in haar ondersteunende brief het volgende geschreven.
[belanghebbende] is de afgelopen vier jaren vooral bezig geweest met overleven. In Nederland heeft [belanghebbende] een groot sociaal netwerk opgebouwd. De familie van [verzoekers] behoort tot dat netwerk. [belanghebbende] spreekt vloeiend Nederlands. Rusland is een plek waar [belanghebbende] terecht bang voor is. Ook al is het vluchtrelaas van [belanghebbende] niet in zijn geheel geverifieerd, op grond van inhoudelijke argumenten kan worden gesteld dat [belanghebbende] slachtoffer lijkt te zijn geworden van een crimineel netwerk. Het is zeer waarschijnlijk dat haar vader haar heeft willen beschermen en haar daarom naar Nederland heeft gebracht. Er is een kans dat [belanghebbende] niet alles kan vertellen omdat haar vader haar dit nadrukkelijk heeft gevraagd. De indruk is dat [belanghebbende] niet meer heeft geweten. Een kind dat als veertienjarige hier is gekomen, is getraumatiseerd en hier zonder familie verblijft, moet worden beschermd. Het laten terugkeren van [belanghebbende] naar Rusland is onverantwoord. Zij zal dan opnieuw mensen van wie zij houdt verliezen. Zij heeft in Rusland geen contacten en familie. De kans bestaat dat zij in handen valt van het netwerk dat haar vader destijds bedreigde. Door adoptie zal [belanghebbende] de kans krijgen een veilig leven op te bouwen met de mensen om zich heen alsook haar traumatische ervaringen te verwerken.
Standpunt van de Raad
[verzoekers] hebben er op gewezen dat de wens tot adoptie los gezien moet worden van de overige procedures. Pleegouders hebben zich, zo blijkt uit het gesprek verdiept in de materie en zijn, naast dat ze zeer begaan zijn met het welzijn van [belanghebbende] , zich bewust van de reikwijdte van het verzoek. Zij zijn een ongewenst kinderloos stel, dat 13 jaar samen is, en enige jaren terug middels pleegzorg een kind wilde helpen. Zij hebben daartoe gesprekken gehad met een pleegzorginstelling en zijn ook als pleeggezin ingeschreven. In die periode kwam [belanghebbende] op hun pad. In overleg met de pleegzorginstelling en Nidos, en na een uitgebreide kennismaking, is [belanghebbende] geplaatst. Men heeft in het afgelopen anderhalf jaar een intensieve en bijzondere band opgebouwd. Pleegouders voelen zich naast verantwoordelijk ook zeer betrokken bij het welzijn van [belanghebbende] . [belanghebbende] hoort bij het gezin waarmee aan het verlangen van [belanghebbende] tegemoet wordt gekomen. De afgelopen jaren hebben bijvoorbeeld de onveiligheid (trauma), de spanning, de eenzaamheid, de onzekerheid en de voortdurende gesprekken met instanties een grote wissel getrokken op de psychische gezondheid van [belanghebbende] . De onzekerheid blijft knagen. Op 7 november 2016 heeft de Raad mevrouw [naam 5] gesproken. Er heeft onlangs een overleg plaatsgevonden tussen de top van de IND, Stichting Nidos en de Dienst Terugkeer en Vertrek. Men heeft besloten om [belanghebbende] opnieuw in de gelegenheid te stellen een asielaanvraag te doen, mits er sprake is van nieuwe feiten. Nidos heeft zich gericht op het welzijn van [belanghebbende] en heeft een kind gezien dat klem zat en zit en lijdt onder de (onmogelijke) situatie. Nidos mengt zich niet in de adoptieprocedure. Over het algemeen is men geen voorstander van adoptie van minderjarige asielzoekers. Maar mevrouw [naam 5] kan zich de behoefte aan geborgenheid en veiligheid van [belanghebbende] goed voorstellen.
De Raad ziet geen bezwaar tegen de adoptie van [belanghebbende] door [verzoekers] .
Voor zover de Raad kan beoordelen is er sprake van een nauwe, wederkerige band tussen [belanghebbende] en [verzoekers] . [belanghebbende] behoort bij hun familie. [belanghebbende] is geïntegreerd in de Nederlandse samenleving en ziet, en spant zich daarvoor ook in, haar toekomst en verdere ontplooiing in Nederland.
Het is naar de mening van de Raad, zonder dat de Raad zich in andere procedures wil mengen, aannemelijk dat adoptie het welzijn, de ontwikkeling en de ontplooiing van [belanghebbende] ten goede komt. De moeder van [belanghebbende] is overleden. Er is uitputtend geprobeerd de vader van [belanghebbende] op te sporen en ook de identiteit van [belanghebbende] te bevestigen. Dit is niet gelukt. Gesteld kan worden dat de vader zijn zorg en verantwoordelijkheid voor [belanghebbende] de afgelopen jaren
niet heeft ingevuld. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat deze situatie zal veranderen en er mag inmiddels vanuit worden gegaan dat [belanghebbende] in dat opzicht niets meer van hem te verwachten heeft.
Beoordeling
De adoptie
Rechtsmacht en toepasselijk recht in relatie tot het verdragsrecht
De rechtbank stelt vast dat het Haags Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie van 29 mei 1993 (Trb. 1996, 94; hierna het Verdrag) van toepassing is tussen Verdragsluitende Staten. De Russische Federatie is geen partij bij het Verdrag zodat, uitgaande van de Russische nationaliteit van [belanghebbende] , het Verdrag op de situatie van [belanghebbende] en pleegouders alleen al om die reden niet van toepassing is. Ook wanneer moet worden uitgegaan van een onbekende nationaliteit van [belanghebbende] is het Verdrag niet van toepassing, aangezien het Verdrag alleen van toepassing is tussen Verdragsluitende Staten en er in het geval van [belanghebbende] geen Verdragsluitende Staat kan worden aangewezen.
Rechtsmacht en toepasselijk recht in relatie tot het Nederlands recht
Rechtsmacht
Artikel 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft indien:
a. hetzij de verzoeker of, indien er meer verzoekers zijn, een van hen, hetzij een van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft;
[…]
De rechtbank stelt vast dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft nu zij hun woonplaats in Nederland hebben.
Toepasselijk recht
Op grond van artikel 10:105, lid 1, BW is, behoudens lid 2, op een in Nederland uit te spreken adoptie Nederlands recht van toepassing.
In lid 2 is bepaald dat op de toestemming tot adoptie van de ouders van het kind het recht van de staat waarvan het kind de nationaliteit bezit toepasselijk is.
De nationale regelgeving
De rechtbank stelt vast dat, nu [belanghebbende] niet naar Nederland is gekomen met het oog op adoptie, de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie, gelet op het werkingsbereik van deze wet, niet van toepassing is op de situatie van [belanghebbende] en de pleegouders.
De rechtbank komt hiermee uit op de toepasselijkheid van de artikelen 1:227 en 1:228 BW, behoudens, gelet op artikel 10:105, lid 2, BW voor wat betreft de toestemming van de ouders voor de adoptie. Daarop is het recht van de staat waarvan [belanghebbende] de nationaliteit bezit van toepassing.
Verdere beoordeling
Verzoekers zijn op grond van artikel 1:227, lid 1, BW bevoegd om een verzoek tot adoptie in te dienen.
Voldoende is komen vast te staan dat verzoekers gedurende drie jaren voorafgaand aan de indiening van het verzoek met elkaar hebben samengeleefd, zodat aan het vereiste van artikel 1:227, lid 2, BW is voldaan.
Op grond van artikel 1:227, lid 3, BW kan het verzoek tot adoptie alleen worden toegewezen indien deze in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden van artikel 1:228 BW wordt voldaan.
Op grond van artikel 1:228 BW gelden de volgende voorwaarden:
( a) op de dag van het eerste verzoek is het kind minderjarig, en indien het kind ouder is dan twaalf jaar, heeft het tijdens het verhoor niet van bezwaren tegen het verzoek laten blijken;
( b) het kind is niet een kleinkind van een adoptant;
( c) de adoptanten zijn ieder ten minste achttien jaren of ouder;
( d) geen der ouders spreekt het verzoek tegen, tenzij aan die tegenspraak kan worden voorbijgegaan op grond van artikel 1:228, lid 2, BW;
( e) de minderjarige moeder van het kind heeft op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaar bereikt;
( f) de adoptanten hebben het kind ten minste een jaar verzorgd en opgevoed;
( g) de ouders hebben niet langer het gezag over het kind.
De rechtbank stelt vast dat aan de voorwaarden van artikel 1: 228, lid 1, aanhef en onder a, b, c en e is voldaan en dat niet gebleken is dat de voorwaarde onder f. hier aan de orde is, zodat deze voorwaarden verder geen bespreking behoeven.
Ter beoordeling staat derhalve nog of:
- aan de voorwaarden van artikel 1:227, lid 3, BW is voldaan, te weten dat de adoptie in het kennelijk belang van [belanghebbende] dient te zijn en dat zij redelijkerwijs niets meer van haar ouders te verwachten heeft;
- aan de voorwaarde van artikel 228 lid 1, aanhef en onder g, BW, de ouders hebben niet langer het gezag over [belanghebbende] , is voldaan;
- of er toestemming dient te worden gegeven door de ouders voor de adoptie, en zo ja, naar welk recht deze dient te worden beoordeeld (10:105 lid 2 BW in verbinding met artikel 1:228 lid 1 aanhef en onder d BW).
Met betrekking tot hetgeen [belanghebbende] van haar ouders te verwachten heeft (1:227 lid 3 BW), de instemming van de ouders van [belanghebbende] met de adoptie (artikel 10:105 lid 2 BW in verbinding met artikel 1:228 lid 1 d BW), en het gezag (1:228 lid 1 g BW)
De rechtbank overweegt dat niet kan worden vastgesteld of de ouders van [belanghebbende] nog in leven zijn. Derhalve is niet vast te stellen of er voor het bereiken van de achttienjarige leeftijd door [belanghebbende] nog gezag werd uitgeoefend door hen. Mochten zij nog in leven zijn (geweest) dan is in elk geval voldoende komen vast te staan dat zij vanaf de aankomst van [belanghebbende] in Nederland in 2012 geen enkele invulling meer hebben gegeven aan hun ouderlijk gezag. Bij beslissing van de rechtbank Assen van 31 oktober 2012 is de Stichting Nidos tot (tijdelijk) voogd over de minderjarige [belanghebbende] benoemd. Nidos heeft derhalve sindsdien tot het bereiken van de meerderjarige leeftijd door [belanghebbende] de belangrijke beslissingen met betrekking tot de zorg voor [belanghebbende] , de verantwoordelijkheid voor haar geestelijke en lichamelijk welzijn en haar persoonlijkheidsontwikkeling genomen en moeten nemen. In het kader van deze taakuitoefening heeft Nidos ook onderschreven dat het in het belang [belanghebbende] is dat zij wordt geadopteerd door [verzoekers] . De rechtbank stelt verder vast dat [belanghebbende] op 1 augustus 2016 meerderjarig is geworden en derhalve niet meer van enige gezagsuitoefening en instemming van de ouders afhankelijk is. Op grond van voornoemd samenstel van factoren is de rechtbank van oordeel dat in dit geval de voorwaarden van de artikelen 10:105 lid 2 BW in verbinding met artikel 1:228 lid 1 d BW (het vereiste van instemming van de ouders met de adoptie) en artikel 1:228 lid 1 g BW (geen gezag bij de ouders) dermate aan betekenis hebben ingeboet dat daaraan voorbij dient te worden gegaan.
Gelet op het voorgaande alsmede in aanmerking genomen dat aannemelijk is dat er al lange tijd geen enkel contact tussen [belanghebbende] en haar vader en / of haar moeder bestaat, dat dit contact niet mogelijk is en dat onwaarschijnlijk is dat dit in de nabije toekomst zal veranderen, is de rechtbank van oordeel dat [belanghebbende] niets meer te verwachten heeft van haar ouders (artikel 1:227 lid 3 BW).
Adoptie in het kennelijk belang van [belanghebbende]
Met betrekking tot de vraag of de adoptie in het kennelijk belang is van [belanghebbende] overweegt de rechtbank als volgt. Vaststaat dat [belanghebbende] , die geboren is op 1 augustus 1998, in september 2012 op veertienjarige leeftijd als alleenstaande minderjarige in Nederland terecht is gekomen. Voldoende vaststaat verder dat geen gegevens van haar ouders of familie bekend zijn en dat vanaf het verblijf van [belanghebbende] in Nederland geen familie van haar in beeld is geweest, noch bij [belanghebbende] noch bij de Nederlandse autoriteiten. Voorts blijkt uit de medische informatie die beschikbaar is dat in 2014 bij [belanghebbende] een posttraumatische stress-stoornis en een depressieve stoornis is vastgesteld. Onzekerheid over de verblijfplaats van haar vader en haar verblijfsrechtelijke positie zouden daarbij een rol hebben gespeeld. [belanghebbende] heeft een aantal wisselingen van verblijfplaats gekend in Nederland voordat zij in januari 2015 in het gezin van [naam 1] , die [belanghebbende] al vanaf september 2013 kent, en [naam 2] werd opgenomen. In dit gezin heeft zij ruim anderhalf jaar tot het bereiken van de meerderjarige leeftijd verbleven. Dit verblijf is nadien tot op heden ononderbroken geweest.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken van een sterke wederkerige emotionele band tussen [belanghebbende] enerzijds en [verzoekers] anderzijds. [belanghebbende] beschouwt hen als haar ouders en [verzoekers] voelen zich als een ouder verantwoordelijk voor [belanghebbende] . Allen zijn zij zich bovendien bewust van de vergaande consequenties die een adoptie heeft. Deze hebben voor hen geen belemmering gevormd voor de indiening van het adoptieverzoek. Voor de toekomst zijn er geen problemen te verwachten voor wat betreft het verdere verblijf van [belanghebbende] bij [verzoekers] , in welk kader de rechtbank vaststelt dat [belanghebbende] goed is geïntegreerd in de Nederlandse samenleving en zich inspant om zich hier verder te ontplooien.
Gelet op het bijzondere samenstel van feiten en gezien ook het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 21 november 2016 en de overige van belang zijnde stukken die hierboven zijn aangehaald, is de rechtbank van oordeel dat de adoptie in het kennelijk belang is van [belanghebbende] .
Conclusie met betrekking tot de adoptie
Gelet op het voorgaande, het verhandelde ter zitting, de conclusie van de Raad voor de Kinderbescherming in zijn rapport van 21 november 2016 en de overige van belang zijnde stukken is de rechtbank van oordeel dat aan de voorwaarden voor de adoptie van [belanghebbende] door [verzoekers] is voldaan en dat deze dient te worden uitgesproken.
De achternaamswijziging
Ingevolge artikel 1:5 lid 3 BW behoudt een kind dat door adoptie in familierechtelijke betrekking komt te staan tot adoptanten die niet zijn gehuwd de geslachtsnaam die het heeft, tenzij de adoptanten ter gelegenheid van de adoptie gezamenlijk verklaren dat het een van hun beider geslachtsnamen zal dragen.
De rechtbank stelt vast dat adoptanten en [belanghebbende] ter gelegenheid van de adoptie uitdrukkelijk de keuze hebben gemaakt voor de geslachtsnaam [naam 2] voor [belanghebbende] . De rechtbank zal het verzoek van verzoekers en [belanghebbende] op dit punt toewijzen.
BESLISSING
De rechtbank:
- spreekt de adoptie uit van
[naam 11] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] in Rusland,door
[naam 1] en Johannes [naam 2];
- stelt vast dat de geslachtsnaam van [belanghebbende] voortaan zal zijn: [naam 2] ;
- gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s Gravenhage een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte toe te voegen;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven te Groningen door mrs. S. Stenfert Kroese (voorzitter), W.P. Claus en L.C. Bosch, rechters, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 mei 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat. worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden
NAN