Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[veroordeelde] ,
Procesverloop
Bewijsmiddelen
Beoordeling
€ 3.952,21
€ 192.763,37
€ 3.952,21
€ 185.535,54
Rechtbank Noord-Nederland
De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 13 juli 2017 uitspraak gedaan in de zaak tegen [veroordeelde], die eerder op 17 oktober 2016 was veroordeeld voor meerdere drugsdelicten en gewoontewitwassen. De rechtbank legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 169.297,75 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit bedrag is vastgesteld aan de hand van de methode van kasopstelling, waarbij de rechtbank de uitgaven en ontvangsten van de veroordeelde heeft geanalyseerd. De officier van justitie had eerder een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op € 176.525,58, maar de rechtbank heeft dit bedrag verlaagd na beoordeling van de bewijsstukken en het verweer van de raadsman.
Tijdens de behandeling op 15 juni 2017 zijn de officier van justitie en de raadsman van de veroordeelde gehoord. De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op verschillende bewijsmiddelen, waaronder rapporten en proces-verbaal van verhoor. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen uit de gepleegde strafbare feiten en heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen. De rechtbank heeft het draagkrachtverweer van de raadsman verworpen, omdat niet aannemelijk is gemaakt dat de veroordeelde in de toekomst niet kan betalen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en komt tot de conclusie dat het bedrag van € 169.297,75 moet worden betaald aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.