ECLI:NL:RBNNE:2017:2568

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
18/229247-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte voor schuldheling van scooters en motoren

Op 13 juli 2017 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1999, die werd beschuldigd van schuldheling van verschillende scooters en een motorfiets. De tenlastelegging betrof de periode van 1 april 2016 tot en met 21 mei 2016, waarin de verdachte meerdere voertuigen had verworven, terwijl hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig waren. De verdachte was aanwezig op de zitting, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.G. Doornbos, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P. van de Vliet.

De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde, opzetheling, niet bewezen kon worden, en sprak de verdachte daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte het subsidiair ten laste gelegde, schuldheling, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overwoog dat de verdachte, gezien zijn leeftijd en zijn hobby van het sleutelen aan voertuigen, had moeten beseffen dat de voertuigen van diefstal afkomstig waren. De verdachte had onvoldoende onderzoek gedaan naar de herkomst van de voertuigen, wat leidde tot een veroordeling voor schuldheling.

De rechtbank legde een werkstraf op van 80 uur, te vervangen door 40 dagen jeugddetentie. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 500 aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voor de schade die hij had geleden door de diefstal van zijn scooter. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij recht had op schadevergoeding, ondanks dat de verdachte niet de dader van de diefstal was, omdat hij de schade had veroorzaakt door onderdelen van de scooter te gebruiken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18.229247-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 juli 2017 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats] aan [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2016.
De verdachte is verschenen, bijgestaan mr. M.G. Doornbos, advocaat te Assen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P. van de Vliet.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip gelegen in of
omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 21 mei 2016 te Assen,
althans in de gemeente Assen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een
ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal een of meer
scooters/brommers en/of een motor, te weten:
- een Piaggo Vespa (toebehorende aan [slachtoffer 1])
- een Vespa Primavera (toebehorende aan [slachtoffer 2]) en/of
- een Vespa Spring (snorscooter, toebehorende aan [slachtoffer 3]) en/of
- een Honda CB500 (motor, toebehorende aan [slachtoffer 4])
heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip gelegen in of
omstreeks de periode van 1 februari 2016 tot en met 21 mei 2016 te Assen,
althans in de gemeente Assen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal
een of meer goederen, te weten:
- een Piaggo Vespa (toebehorende aan [slachtoffer 1])
- een Vespa Primavera (toebehorende aan [slachtoffer 2]) en/of
- een Vespa Spring (snorscooter, toebehorende aan [slachtoffer 3]) en/of
- een Honda CB500 (motor, toebehorende aan [slachtoffer 4]) heeft
verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij (telkens) ten
tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen
goed betrof.
(art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen en dat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Zij acht wel bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte had moeten vermoeden dat de verkregen voertuigen van diefstal afkomstig waren gelet op het ontbreken van contactsloten en/of kentekenplaten en/of chassisnummers. Als koper heb je een onderzoeksplicht en dat gold - ondanks de minderjarigheid van verdachte - ook voor hem. Het is volstrekt ongeloofwaardig dat verdachte geen wetenschap had van de betekenis van de chassisnummers en het ontbreken daarvan gelet op het feit dat hij zich veel bezig hield met het opknappen van en de handel in brommers en scooters.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Het dossier is allereerst onoverzichtelijk zodat onduidelijk blijft of de ten laste gelegde voertuigen aan verdachte kunnen worden gekoppeld. Ten aanzien van het primair ten laste gelegde dient verdachte voorts te worden vrijgesproken, omdat geen sprake is geweest van opzet. Ook ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde dient verdachte te worden vrijgesproken. In tegenstelling tot hetgeen de officier van justitie beweert, hield verdachte zich niet bezig met de handel maar kocht hij enkel voertuigen voor het gebruik van bepaalde onderdelen. De ten laste gelegde voertuigen heeft hij voor reële prijzen gekocht. Gelet op het doel van verdachte (gebruik van de onderdelen van de voertuigen) is het verklaarbaar dat het ontbreken van onderdelen/contactsloten/kentekenplaten/chassisnummers aan de voertuigen hem niet heeft weerhouden van de aankoop van die voertuigen. Wellicht is verdachte enigszins naïef geweest maar dit levert nog geen strafrechtelijk verwijt op in die zin dat hij redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht - in lijn met de officier van justitie en de verdediging - niet bewezen dat sprake is van opzetheling, zodat zij verdachte van het primair ten laste gelegde zal vrijspreken. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van het feit dat de voertuigen van diefstal afkomstig waren.
De rechtbank acht op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen de subsidiair ten laste gelegde schuldheling wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank overweegt hierbij het volgende. Verdachte was ten tijde van het delict zeventien jaar en hield zich hobbymatig intensief bezig met het sleutelen aan brommers/scooters/voertuigen en was zeer actief in de aankoop van die voertuigen. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat gelet op voornoemde leeftijd van verdachte van hem in alle redelijkheid had mogen worden verwacht (meer) uitvoering te geven aan zijn onderzoeksplicht. Verdachte heeft een enkele keer een vraag gesteld aan de verkoper naar aanleiding van bij hem geroken onraad, maar heeft verder geen enkel (nader) onderzoek in gesteld. Verdachte is daarmee dermate tekortgeschoten in zijn onderzoekplicht dat hij met de voor schuldheling vereiste aanmerkelijke onvoorzichtigheid heeft gehandeld.
Dat verdachte geen weet had van de betekenis van chassisnummers acht de rechtbank - evenals de officier van justitie - volstrekt ongeloofwaardig gelet op de leeftijd van verdachte (17 jaar ten tijde van het delict) en het feit dat hij door zijn voornoemde hobby beschikte over een bovengemiddelde (technische en algemene) kennis van dergelijke voertuigen. Gelet op het ontbreken van contactsloten en/of kentekenplaten en/of chassisnummers van de voertuigen en/of het voldoen van een te laag aankoopbedrag gelet op de (markt)waarde van de betreffende voertuigen in combinatie met het kopen van die voertuigen van doorgaans onbekende personen, had verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat de voertuigen van diefstal afkomstig waren.
Gelet op de data van de diefstallen zoals genoemd in de aangiften zal de rechtbank de bewezenverklaarde periode beperken van 1 april 2016 tot en met 21 mei 2016.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is - ook in onderdelen - slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De bewijsmiddelen zijn steeds zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 29 juni 2017 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
U houdt mij de aangifte voor van de Piaggo Vespa toebehorende aan [slachtoffer 1]. Ik weet niet meer wanneer ik hem precies heb gekocht. Het bedrag van € 500 was wel een reële prijs, juist omdat het kenteken ontbrak. De verkoper vertelde mij dat het voertuig afkomstig was uit Duitsland. Het klopt dat ik onderdelen van dit voertuig heb afgehaald.
U houdt mij de aangifte voor van de Vespa Primavera toebehorende aan [slachtoffer 2] en de Vespa Sprint (toebehorende aan [slachtoffer 3]). Ik heb die voertuigen van [naam], een facebookcontact, gekocht. Het klopt dat ik voor die twee voertuigen gezamenlijk € 900 heb betaald. Dat vond ik een nette prijs, omdat het kenteken ontbrak. Ik vond het twijfelachtig en ergens wel raar dat de contactsloten ontbraken.
U houdt mij de aangifte voor van de Honda CB500 (motorfiets) toebehorende aan [slachtoffer 4]. Ik weet dat ik die motor heb gekocht en heb opgehaald.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van Politie Noord-Nederland d.d. 9 juni 2016 opgenomen op pagina 322 van het dossier met nummer PL0100-2016188532 d.d. 14 september 2017, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb de motorfiets gekocht via marktplaats van ene [naam]. Ik heb een bod gedaan van vierhonderd euro. Hij had het kenteken opgezegd zei hij. Er waren problemen met het contactslot.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland, opgenomen op pagina 134 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1]:
Mijn Vespa Lx 50 met kenteken [nummer] is op 27 april 2016 weggenomen. De waarde van de Vespa is € 2.200.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland, opgenomen op pagina 162 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2]:
Op 6 mei 2016 is mijn witte Vespa Primavera met kenteken [nummer] gestolen.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland, opgenomen op pagina 180 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3]:
Mijn grijze snorscooter Vespa Sprint is op 27 april 2016 ontvreemd. De waarde van de snorscooter is € 3600 en het kenteken is [nummer].
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2016098637, als aanvulling toegevoegd aan voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 4]:
Ik ben eigenaar van een motorfiets van het merk Honda Cb 500 voorzien van het kenteken [nummer]. Op 7 april 2016 zag ik dat de motorfiets door onbekende(n) was weggenomen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland, opgenomen op pagina 184 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering:
Merk: Piaggio(vespa)
Type: LX 50
Kleur: zwart, geen koplamp, geen achterlicht
Aantreffen: In de garagebox van [verdachte], [straatnaam]
Actie: Inbeslaggenomen omdat het framenummer verwijderd was en geen kentekenplaat op
de scooter aanwezig was.
Waarde: 750-1000 euro.
Merk: Piaggio(vespa)
Type: Primavera
Kleur: Wit, rood zadel, verchroomd rekje, windscherm.
Aantreffen: In de garagebox van [verdachte] aan de [straatnaam].
Actie: Inbeslaggenomen omdat het framenummer verwijderd was en geen kentekenplaat bij
de scooter aanwezig was.
Waarde: 3500-4500 euro
Merk: Piaggio(vespa)Type: SprintKleur: grijs/antraciet, geen zadel, geen buddybak.
Aantreffen: In de garagebox van [verdachte] aan de [straatnaam].
Actie: Inbeslaggenomen omdat het framenummer verwijderd was en geen kentekenplaat bij de scooter aanwezig was.
Waarde: 3500-4500 euro
Merk: HondaType: CB500Kleur: blauw/paars, zwarte uitlaat
Aantreffen: In de garagebox van [verdachte] aan de [straatnaam].
Actie: Inbeslaggenomen omdat het framenummer verwijderd was en geen kentekenplaat bij de motor aanwezig was.
Waarde: 350-500 euro

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 april 2016 tot en met 21 mei 2016 te Assen
meermalen goederen, te weten:
- een Piaggo Vespa (toebehorende aan [slachtoffer 1]) en
- een Vespa Primavera (toebehorende aan [slachtoffer 2]) en
- een Vespa Sprint (snorscooter, toebehorende aan [slachtoffer 3]) en
- een Honda CB500 (motor, toebehorende aan [slachtoffer 4])
heeft voorhanden gehad, terwijl hij telkens ten tijde het voorhanden krijgen van deze goederen
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
schuldheling, meermalen gepleegd.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uur te vervangen door 40 dagen jeugddetentie.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, in het geval van een veroordeling, gepleit voor een voorwaardelijke werkstraf gelet op de (geringe) ernst van de zaak, het tijdsverloop en het feit dat verdachte serieuze geldbedragen voor de voertuigen heeft betaald.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft in een tijdsbestek van nog geen twee maanden viermaal een voertuig voorhanden gehad waarvan hij had moeten vermoeden dat deze van diefstal afkomstig was. Voor het economisch en maatschappelijk verkeer zijn dit hinderlijke feiten waarbij in dit geval met name jeugdige personen zijn gedupeerd en die nadelige financiële gevolgen met zich meebrengen. De rechtbank kan de stelling van de verdediging dat het zou gaan om strafbare feiten van geringe aard bepaald niet volgen. De rechtbank wijst daarbij op het adagium “zonder heler geen steler”; mede door strafbare feiten als door verdachte gepleegd, is de diefstal van onder andere brommers en scooters lonend en wordt deze daarmee in stand gehouden. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal verdachte conform veroordelen tot een werkstraf van 80 uur te vervangen door 40 dagen jeugddetentie.

Benadeelde partij

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door de hem geleden schade ter hoogte van € 1.483,05 ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. Het betreft materiële schade vanwege ontbrekende dan wel kapotte scooteronderdelen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard omdat het geen rechtstreekse schade betreft. Verdachte is immers niet de steler, maar de heler. Ingevolge de heersende leer is in dat geval de heler niet aansprakelijk.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is om dezelfde reden met de officier van justitie van mening dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat in het geval is komen vast te staan dat de heler zelf beschadigingen heeft aangebracht aan het voorwerp, hij wel aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade. In dit geval heeft verdachte ter terechtzitting bekend dat hij onderdelen van de scooter heeft afgehaald. Veroordeelde heeft ten overstaan van de politie specifieker verklaard (dossier p. 312/313): “
Zoals ik al aangaf heb ik wat onderdelen gebruikt van de scooter, zoals een contactslot, knipperlichten en de koplamp. Een vriend van mij heeft er nog mee lopen joyriden. Het was de bedoeling om de brommer voor onderdelen te gebruiken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de gestelde schade in zijn algemeenheid voldoende aannemelijk is geworden en dat een deel van de gestelde schade in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht echter de schade voor elk opgevoerd scooteronderdeel onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank op grond van de redelijkheid en billijkheid de toe te rekenen schade schat op € 500,- te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het subsidiair tenlastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
een
taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van
80 urenonbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentievoor de duur van
40 dagenzal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Wijst de vordering van de
benadeelde partij [slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 500,--(zegge: vijfhonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
27 april 2016.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige dient te worden afgewezen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 500,-- (zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 0 dagen. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. de Bock, voorzitter, tevens kinderrechter, mr B.I. Klaassens, tevens kinderrechter en mr. S. Zwarts rechter, bijgestaan door mr. M.M. Broeks, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juli 2017.
Mr. J.G. de Bock is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.